En route (deel 2)

Ik keek verbaasd.
‘Ik had jouw kentekenplaat net al gezien, toen jullie nog binnen zaten.’
‘Stap in,’ zei ik terwijl ik de schuifdeur aan de zijkant voor hem open trok.
Hij gooide zijn rugzak op de bank en stapte in. Hij groette Olav en gaf hem een hand. Ik stapte in, startte de bus en reed de parkeerplaats af.
‘Geen idee waar ik een hotel voor je kan vinden,’ zei ik over mijn schouder.
‘Kamperen jullie in deze bus?’
Olav knikte, trots. Hij zat met zijn rug tegen de deur en keek hem aan.
‘Camping is ook goed, is nog een stuk goedkoper ook. Ik heb alles bij me.’
‘Er is nog genoeg plaats waar wij staan.’
‘Ik vind het prima,’ zuchtte hij.
Ik besloot maar verder niet te vragen wat er nou aan de hand was net, bij die Franse auto. Zwijgend reden we de bergen weer in.
‘Mooi hier,’ zei de achterbank.
Olav glimlachte. We reden rustig de camping op en stopten bij de ingang. Hij wilde zijn rugzak meenemen naar de receptie.
‘We wachten wel,’ zei ik, ‘rijden we je wel naar je plek toe. Er is ruimte zat.’
Even later kwam hij het gebouwtje weer uit gelopen en stapte weer in. Met een kaartje in zijn hand stuurde hij me de camping op en wees zijn plaats aan. Hij stond niet ver bij ons vandaan. Olav stapte uit, gaf me aanwijzingen toen ik de bus achteruit reed. Toen ik de motor had uitgezet stapte hij ook uit. Met een plof viel de rugzak naast de bus in het gras.
‘Wil je eerst wat drinken voor je jouw tent op gaat zetten?’ vroeg ik terwijl ik de stoelen uit de bus pakte.
Hij twijfelde. ‘Jullie hebben al genoeg gedaan, ik wil jullie niet tot last zijn.’
‘Zeg, als dat zo was zou ik het niet vragen.’
Hij glimlachte.
‘Zoveel zul je niet bij je hebben in die rugzak, of wel?’
‘Daar heb je gelijk in.’
‘Mooi,’ zei ik. ‘Drie bier, Olav.’
Olav trok drie flesjes uit de koelbox. Ik bood hem een stoel aan. Olav trok de bus open en haalde de bierkrat onder het bed vandaan. Hij zette die op zijn kant en ging met zijn rug tegen de bus op de krat zitten.
‘Handig pap, dat je dat kratje hebt meegenomen,’ lachte hij spottend.
Ik aaide een keer met mijn hand door zijn haar en kneep in zijn nek. Lachend dook hij ineen.
‘Mijn zoon Olav, inclusief grote bek,’ stelde ik hem voor.
Olav grijnsde.
‘Sorry, ik heb me helemaal niet voorgesteld,’ zei hij snel, ‘David.’ Hij stak zijn hand naar me uit.
‘Alex,’ schudde ik.
‘Bedankt nog,’ zei hij.
‘Graag gedaan,’ wuifde ik weg. ‘Kleine moeite.’
‘Nee, echt super. Het was daar redelijk verlaten.’
Ik glimlachte maar wat. Hij dronk zijn flesje leeg en keek naar zijn rugzak.
‘Ik zal mijn tentje eens op gaan zetten.’
‘Heb je al gegeten?’
‘Nee, maar dat doe ik straks wel. Eerst dat ding opzetten. Is zo gebeurd.’
Hij stond op en pakte zijn rugzak. Hij zwaaide hem over zijn schouder. Hij bedankte ons nog een keer en liep naar de plek naast de Denen. De rugzak zette hij tegen een boom en pakte een klein pakketje uit het bovenvak. Binnen een paar minuten stond er al iets dat op een erg klein tentje leek. Met een paar haringen stond het ineens strak en kon zijn bagage er in. Mooi ding, dat wel. Op zijn knieën, met zijn voeten buiten legde hij een slaapmatje neer en zijn slaapzak. Daarna kwam hij weer naar buiten met een gasbrandertje, pannetje en een blikje. Kant en klare maaltijd. Zittend op een plastic tas zat hij even later te eten. Olav en ik bekeken het van een afstandje. Olav zat nog steeds op zijn krat. Nadat David gegeten had zette hij alles naast zijn tent en keek even rond. Hij nam de omgeving in zich op en ik zag aan zijn gezicht dat hij aan het nadenken was. Geen idee wat er allemaal gebeurd was, maar aan zijn gezicht te zien was het niet erg leuk geweest. Hij draaide zich half om en zocht wat in zijn tent. Even later zat hij weer recht en staarde voor zich uit. Even keek hij onze kant op. Ik hield vragend en flesje bier omhoog. Hij knikte. Ik wenkte hem en wees naar de lege stoel. Hij trok zijn tentje dicht en kwam weer bij ons zitten.
‘Sorry,’ zei hij, ‘maar ik heb helemaal niets te drinken bij me. Dat blikje eten had ik nog van thuis meegenomen.’
‘Maakt niet uit,’ zei ik.
‘Morgen ga ik boodschappen doen, en dan drinken jullie op mijn kosten.’
‘Is al goed,’ zei ik, ‘vanavond ben je onze gast.’
Olav stond ongevraagd op en haalde nog een ronde.
‘Zijn jullie hier al lang?’
‘Eergisteren aangekomen,’ zei ik. ‘Geen idee hoe lang we blijven.’
‘Beetje rondtrekken?’
‘Zoiets. Waar het bevalt, blijven we wat langer.’
‘Groot gelijk. Daar was ik ook mee bezig.’
‘Was je aan het liften?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘We kenden elkaar al langer. Ik ben met de trein naar Parijs gekomen, en daar bij hem ingestapt. Ik ben al een week onderweg.’
‘Waar ben je geweest?’
‘Zuid Frankrijk, St Tropez, Nice. Daarna naar boven toe. De bedoeling was om naar Zwitserland te gaan.’
‘En nu zit je hier.’
Hij glimlachte. ‘Inderdaad.’
Ik was nieuwsgierig wat er gebeurd was, maar vond dat ik er niet naar kon vragen. Hij moest het zelf willen vertellen. Hij rekte zich een keer uit. Olav keek een eindje weg, ik volgde zijn blik en zag Krista lopen. Ik glimlachte toen hij opstond en toevallig naar het toilet moest.
‘Alleen met jouw zoon op stap?’ vroeg hij toen Olav weg was.
Ik knikte. ‘Hij wilde niet mee met zijn moeder en haar vriend. En lekker met je vader in een oude bus Frankrijk in is natuurlijk veel ruiger.’
Hij lachte. ‘Uiteraard. Dat klinkt bij vrienden veel beter dan met je moeder op stap.’
‘Jij begrijpt het. Zelf ook kinderen?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nooit getrouwd geweest ook. Jij allang gescheiden?’
‘Aantal jaren nu.’
‘Ik nu dus ook weer.’
Ik trok vragend mijn wenkbrauwen omhoog.
‘Ik kende hem nu bijna een half jaar. We zagen elkaar om de week. Ik één keer per maand naar Parijs, hij één keer per maand naar Nederland. Dat ging altijd goed, maar een week op elkaars lip bleek toch teveel te zijn.’
Ik liet even op me inwerken wat hij vertelde. Langzaam begon het tot me door te dringen wat hij zei. Olav liep in de verte met Krista naar haar tent toe. Hij stak een keer zijn hand op en ik stak even mijn duim omhoog. Prima, ik kon hem er ook even niet bij gebruiken, bij dit gesprek.
‘Jullie hadden een relatie?’ vroeg ik zo gewoon mogelijk.
Hij knikte.
‘Ook lullig, zo op vakantie.’
‘Ik had het eigenlijk wel kunnen weten. Maar dat wil je niet altijd zien. Laten we zeggen dat het geen toeval is dat ik alles mee heb genomen in een rugzak. Dat was handig voor de trein naar Parijs, maar ik wou die vrijheid hebben om gewoon te kunnen gaan. Daarom ook dat kleine tentje. Noem het een voorgevoel.’
Ik keek alleen maar verbaasd. Hij haalde zijn schouders op en nam een slok.
‘Sorry misschien dat ik het zeg,’ ging hij verder, ‘maar het is een Fransman. Beetje temperamentvol. Beetje teveel naar mijn zin.’
Ik glimlachte.
‘Nou ja, zeg maar gewoon eigenwijs.’
Ik keek naar hem en hij lachte. Meteen kwam er een flinke zucht achteraan.
‘Geef het de tijd,’ zei ik onnozel. ‘Misschien komt het wel weer goed, ooit.’
‘Ooit,’ reageerde hij spottend. ‘Vergeet het maar. Dit was niet de eerste keer. Ik zei net al; ik zag het aankomen.’
‘En dan toch op vakantie?’
Hij grijnsde. ‘Je blijft proberen.’
Ik knikte glimlachend.
‘Nog iets leuks te doen hier in de omgeving?’ veranderde hij het onderwerp.
‘In het dorp gaat een gondel omhoog, hebben we gisteren gedaan. Maar verder dan het terras zijn we niet gekomen.’
David lachte.
‘Mooi daar. Volgens mij kun je daar uren wandelen. Mijn kleine zoon heeft in een folder gelezen dat je hier kunt parasailen.’
Hij lachte om mijn rare gezicht dat ik er bij trok. ‘Gaaf,’ zei hij.
‘Wat je leuk noemt.’
Hij schudde licht en lachte. ‘Niks voor jou?’
‘Hij mag van mij hoor, maar ik maak de foto’s dan wel.’
‘Hier in het dorp?’
De manier waarop hij het vroeg zei me genoeg.
‘Daar kun je reserveren volgens mij. Geen idee vanaf welke plek ze vertrekken.’
‘Daar kom ik nog wel achter.’
Olav kwam weer aanlopen.
‘Hoi,’ was zijn korte mededeling voor hij in de bus begon te rommelen.
‘Zoek je?’ vroeg ik over mijn schouder.
‘Spelletje met die gekleurde stenen.’
‘In de krat onder de achterbank.’
‘Zo ver was ik ook al,’ hoorde ik hem mompelen.
Ik draaide me om en keek tegen de strakgetrokken achterkant van zijn broek om zijn billen.
‘Maar welke?’ ging hij verder.
‘Olav, er staan twee kratten, zo moeilijk kan dat toch niet zijn?’
‘Hebbes,’ klonk het kort en triomfantelijk. ‘Pap, we zijn nu drie dagen weg en het is nu al een puinhoop in die bus. Je moet echt eens opruimen.’
‘Zeg!’
David keek me verbaasd en een beetje geschrokken aan. Zijn gezicht trok bij toen hij Olav met een brede grijns uit die bus zag komen.
‘Ten eerste,’ ging ik quasi serieus door, ‘ben ik op vakantie en ten tweede; heb je jouw kamer thuis wel eens goed bekeken?’
Olav grijnsde nog breder. ‘Ik ben een tiener pap, dat hoort zo.’
Lachend liep hij terug naar de tent van de Olsens. Ik keek lachend naar David.
‘Je went er aan,’ zei ik lachend.
‘Alsof jij dat erg vind.’
Ik grinnikte. ‘Ik hoop dat hij zo blijft.’
‘Leuke jongen. Kun je trots op zijn.’
Ik rekte me uit terwijl ik Olav nakeek. ‘Ben ik ook. Jij nog eentje?’
‘Laatste.’
Ik stond op en haalde twee nieuwe flesjes uit de krat. Morgen nieuwe halen, hij was al ver leeg.

Ik lag al in bed toen Olav de bus weer in kwam.
‘Is het al zo laat?’ vroeg hij verbaasd toen hij me zag liggen.
‘Valt wel mee,’ zei ik. ‘Was het gezellig?’
Geen ondertoon, gewoon interesse. Hij snapte het.
‘Best wel. Ik ga mijn tanden poetsen.’
‘Tot zo.’
Hij verdween weer, ik lag op mijn rug en staarde naar het dak van de bus. Ik vroeg me af hoe het met hem ging. Goed, dat was wel duidelijk, maar ik vroeg me af hoe hij over Krista dacht. Was er meer aan de hand dan gewoon vakantievriendschap? Ik was zijn opmerking over de scheiding ook nog niet vergeten. “Je had gewoon bij ons moeten blijven.” Dat gonsde maar door mijn hoofd. Ik schrok op van de achterdeur.
‘Hoi.’
‘Dat doe je snel.’
‘Weet je hoe koud het daar is?’
Ik lachte. ‘Ja, ik kom er net vandaan.’
‘Gek hoe snel het hier koud kan worden ’s avonds.’
‘Kon zij je niet warm houden?’
‘Erg grappig, pap.’
‘Kon toch?’
Hij zuchtte een keer en trok zijn trui uit. Hij zocht naar zijn slaapshirt. Ik graaide naast me en stak mijn arm naar hem uit.
‘Ik heb ‘m even warm gehouden voor je.’
Hij trok hem aan en grijnsde. ‘Je bent de beste.’
‘Vertel me eens wat nieuws.’
Hij lachte nu hard. ‘Pffft.’
Hij trok zijn broek uit en stond half naakt naast het bed. Hij keek naar me en stak zijn hand uit. ‘Boxer.’
Ik lachte en gaf het hem. Hij hield hem voor zich uit om te kijken wat de voorkant was. Ik bekeek hem weer. Ik weet niet wat er gebeurd was in dat waslokaal, maar erg koud had hij het niet zo te zien. Hij trok zijn boxershort aan en kroop naast me.
‘Had je niet eerst in mijn slaapzak kunnen gaan liggen?’
‘En dan daarna in de mijne en twee keer kou lijden?’ Ik lachte. ‘Ik ben niet gek.’
‘Niet?’
Ik sloeg een arm over hem heen en kneep in zijn nek. ‘Rotzak.’
Hij piepte een keer en lachte toen. Meteen kroop hij weer dicht tegen me aan. Zijn neus warmde zich in mijn nek, mijn wang lag tegen zijn voorhoofd.
‘Bwoh, wat is het koud,’ mopperde hij.
Ik grinnikte, wurmde mijn hand in zijn slaapzak en streelde zijn rug.
‘Ah! Koud!’
‘Watje.’
Hij ritste zijn slaapzak een stukje open en deed bij mij hetzelfde. Ik trok mijn spieren samen maar liet niks merken, al was zijn hand steenkoud op mijn huid. Hij lachte zachtjes. Mijn hand en zijn hand werden warm en bleven zo liggen. Af en toe bewogen mijn vingers, hij kreunde zachtjes tevreden. Jongen met grote bek werd weer beschermd. Zijn ademhaling werd trager. Toen ik een kwartier later dacht dat hij sliep bewoog hij een beetje.
‘Pap?’
‘Hmm?’
‘Dit is de gaafste vakantie die ik ooit heb gehad.’

De zon scheen al vroeg. De kou was al weer uit de lucht toen ik wakker werd. Olav lag nog steeds dicht tegen me aan, al was zijn hand verdwenen. Ik bewoog voorzichtig, hij draaide zich op zijn rug zonder dat hij er zelf erg in had. Ik keek naar zijn gezicht, loom, zijn mond een klein stukje open, en glimlachte. David had gelijk, ik was trots. Zo stil mogelijk kleedde ik me aan en ging naar buiten. Heldere lucht weer. Ik rekte me een keer uit en liep naar de toiletten. Daarna haalde ik wat broodjes. Toen ik terug naar de bus liep groette Olsen me. We bleven even praten, zijn dochter kwam de tent uit en glimlachte kort naar me. Verlegen. Was ze dat altijd of had het wat met Olav te maken? Ik kwam er nog wel achter. Bij de bus klapte ik de twee stoelen uit, zette de tafel weer in het midden. Geen geluid vanuit de bus. Ik zette koffie en niet veel later dronk ik mezelf wakker. In het tentje van David bewoog nog niets. Ik hoorde wat gehoest en glimlachte. Meneer werd wakker. Niet veel later kwam hij naar buiten op badslippers.
‘Morgen.’
‘Morgen, pap.’
Gapend liet hij zich in zijn stoel vallen. Drie tellen later stond hij weer op om naar de toiletten te lopen. Ik keek naar hem. Wat was dat toch, om je T-shirt achterstevoren aan te trekken?
‘Ga je zo?’ vroeg ik.
‘Het is niet koud.’
Ik knikte naar zijn kruis, die toch wel erg duidelijk liet zien dat zijn ochtenderectie nog niet veel zin had om op te geven.
‘Ik zou even een broek aantrekken.’
Hij keek en grijnsde. Hij haalde zijn schouders op. Hoe kon hij toch zo nonchalant zijn af en toe? Ik zou me doodgeschaamd hebben. Hij hing terug in de achterkant van de bus en trok met gestrekte arm zijn spijkerbroek uit de bus. Wankelend op een been duwde hij een voet door de pijp van zijn broek. Zijn halve erectie stak naar beneden uit zijn boxer. Had hij nou helemaal niets in de gaten? “Onverschillige zak,” dacht ik grijnzend. Nog wankeler ging zijn andere been zijn broek in. Daarna trok hij hem verder omhoog, duwde zijn zaakje naar links en knoopte zijn broerrand vast. Zonder moeite om zijn gulp dicht te ritsen liep hij aan.
‘Ben zo terug.’
‘Tot zo,’ grijnsde ik en zette een keteltje water op voor zijn thee.
Krabbend op zijn hoofd kwam hij terug geslenterd. Krista was nergens te zien. Zou hij zich dan anders gedragen hebben? Vast niet. Misschien vanaf het moment dat hij haar zag, maar anders niet. Zwijgend ging hij zitten en sneed zijn broodje open.
‘Wat gaan we doen vandaag?’
‘Weet ik nog niet,’ zei ik eerlijk. ‘Waar heb je zin in?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Krista gaat een bergwandeling maken.’
‘Leuk,’ zei ik.
Wat wilde hij daar mee zeggen? Wilde hij mee? Ik kon onszelf toch moeilijk uitnodigen om met de Olsens mee te gaan. Achter me hoorde ik een tent open ritsen. Ik keek om en zag het slaperige hoofd van David uit de tent komen. Hij keek naar ons en stak zijn hand op. Ik zwaaide kort terug, Olav deed hetzelfde.
‘Wel primitief, zo’n klein tentje.’
Ik glimlachte. ‘Meer heb je op zich niet nodig.’
Olav verraste me. Hij keek naar David en dacht even na.
‘Koffie?’ riep hij met een uitnodigende stem.
Meteen daarna keek hij naar mij. Vragend gezicht. Ik haalde mijn schouders op en keek weer om. David keek me vragend aan. Was het oké? Ik knikte, spreidde mijn armen naar onze tafel. Hij glimlachte.
‘Even broodjes halen,’ riep hij.
Olav glimlachte naar me. Ik knikte naar de thermoskan.
‘Zet jij even nieuw koffie dan?’ vroeg ik terwijl ik nog een laatste mok voor mezelf inschonk.
‘Ik?’
‘Ja, jij. Jij nodigt hem uit, niet ik.’
Hij keek naar me een grijnsde. Hij begreep mijn humor nog.
‘Vind je het niet gezellig dan?’ speelde hij het spelletje mee.
‘Jawel, maar ik zit veel te lekker.’
Olav protesteerde lachend. Ik stond op, pakte een nieuw filter en de bus met koffie.
‘Laat maar, ik doe het wel. Jij hebt tenslotte vakantie.’
Olav lachte, maar zette wel een keteltje water op het gaspitje. Mijn zoon. Ik wist het wel. Hij had gelijk vannacht. Dit was een van de gaafste vakanties die ik ooit had gehad.

De Olsens reden weg toen David bij ons aan tafel kwam zitten. Olav keek ze na. Had ik nou iets moeten regelen? Ik besloot van niet. Bovendien, Pa Olsen had hem ook uit kunnen nodigen. Dat was makkelijker geweest dan voor ons om onszelf op te dringen. Olav liet verder niets merken. Die was gewoon bezig wakker te worden in zijn eigen tempo. David en ik praatten rustig, over niets eigenlijk.
‘Straks het dorp in,’ zei hij meer tegen zichzelf dan tegen ons.
‘Boodschappen doen?’ grijnsde ik.
David knikte. ‘Ik heb helemaal niks meer.’
Olav keek me even aan. Ongemerkt haalde ik mijn schouders op. Ik wist nog niet wat we zouden gaan doen vandaag.

David reed met ons mee het dorp in. Hij bleek dezelfde werkwijze te hebben als ik. Eerste dag een beetje rondkijken. Olav en ik hadden besloten deze dag weer naar boven te gaan met de gondel en om verder te komen dan het terras boven. Ik parkeerde de bus midden in het dorp. David sprong er uit en bedankt ons voor de lift.
‘Eet je mee vanavond?’ Ik vroeg het voor ik er zelf erg in had.
David glimlachte. ‘Geen boodschappen doen, ik zorg voor het eten.’
Olav keek naar me en glimlachte. We gingen uiteen, Olav en ik liepen naar de gondel, David ging het dorp verkennen.
‘Welke kant gaan we op?’ vroeg ik toen we boven het restaurant voorbij liepen.
Olav haalde zijn schouders op en keek rond. Hij wees naar een paal met bordjes. Er stonden pijlen op met Franse namen.
‘Die route doen van twee uur?’
Ik knikte.
‘Zijn we op tijd terug om hier weer iets te eten.’
Ik keek lachend naar mijn grijnzende zoon.
‘Wat?’ vroeg hij met onschuldige blik.
‘Denk jij wel eens aan iets anders dan aan drinken en eten?’
‘Soms.’
Ik lachte. Naast elkaar liepen we door. De zon scheen, maar het was zeker niet te warm. Gelukkig. Het pad werd smaller en verdween de bossen in. Olav liep voorop, ik volgde zijn stoffige voetsporen. Zijn ellebogen staken aan de zijkant voorbij zijn rugzakje, hij had hem aan de voorkant vast. Hij had er een goed tempo in zitten. “Hoe sneller we terug zijn, hoe eerder we kunnen eten”, dacht ik grinnikend. Een eindje verderop bleef hij staan.
‘Moet je kijken,’ zei hij en wees tussen de bomen door.
‘Uitzichtje, of niet dan?’
Hij knikte glunderend. Ik pakte mijn camera en nam een paar foto’s. Olav liep al een klein stukje door. Ik knipte zijn achterkant.

Die twee uur was ruim gerekend. Nou hadden we er ook wel een flink tempo in gehad. Mijn shirt plakte, Olav wreef met de achterkant van zijn hand over zijn voorhoofd. We hadden het warmer dan we gedacht hadden. We liepen naar binnen, bestelden wat en gingen niet veel later op het terras zitten met onze dienbladen.
‘Smakelijk, jongen.’
Hij glimlachte terug met zijn mond vol.
‘Zeg maar niks,’ grijnsde ik.
Olav at gewoon door. Ik slikte mijn laatste hap door en ging onderuit zitten.
‘Haal eens wat te drinken, jongen,’ probeerde ik.
Hij stond op, hield zijn hand naar me uit voor mijn portemonnee en grijnsde toen hij naar binnen liep. Ik wist het eigenlijk al toen hij naar buiten kwam. Twee halve liters.
‘Hou jij er rekening mee dat ik nog met die bus moet rijden?’
‘Eentje kan toch wel?’
Olav ging zitten, gooide mijn geld weer voor me neer op tafel.
‘Dit is meteen en halve liter, lolbroek.’
Hij grijnsde alleen maar. Ik lachte en nam een slok.
‘Straks nog een stukje lopen?’ vroeg ik voor me uit met mijn ogen dicht.
‘Hm,’ hoorde ik naast me.
We genoten van de zon, lieten het gloeien op onze huid.
‘D’r gaat ook een pad naar beneden,’ zei Olav ineens vanuit het niets.
‘Hoe lang doe je daar over?’
‘Een uur volgens mij.’
‘Goed idee,’ zei ik, nog steeds met mijn ogen dicht.
Naast me werd met een klap een glas op tafel gezet. Ik deed mijn ogen open.
‘Je sliep,’ grinnikte mijn zoon.
‘Niet.’
‘Wel.’
‘We hadden het er net over dat we naar beneden zouden lopen.’
‘Dat was een kwartier geleden, pap.’
Ik ging wat rechter zitten en besloot niet toe te geven. Olav lachte.
‘Nog eentje halen?’
Ik schudde mijn hoofd en keek hoe laat het was.
‘We gaan zo eens lopen. Pakken we er straks op de camping nog eentje.’
Hij haalde zijn schouders op en keek toen ik mijn glas leegde. Ik rekte me een keer uit, Olav lachte, en stond toen op.
‘Zullen we?’
Olav knikte en volgde. Het was steil op sommige punten en dat viel niet altijd mee. We liepen rustig, bedachtzaam bijna.
‘Wat een kutroute,’ hoorde ik achter me mopperen.
Ik lachte, al mocht hij dat woord van mij niet gebruiken. Hij zuchtte, mopperde maar bleef stil op makkelijke stukken van de route. Uitzicht hadden we wel af en toe. Langzaam zagen we het dorp dichterbij komen. Dat uur dat ze aangegeven hadden was krap gemeten. Wij deden er iets langer over. Olav nam een slok uit een flesje water dat nog in de koelbox stond, toen we op de parkeerplaats waren.
‘Zo nog even wat inkopen doen.’
‘Dat deed David toch al?’
‘Voor het eten vanavond, ja. Niet voor ons ontbijt morgenochtend. Bovendien is de koelbox bijna leeg.’
We liepen de supermarkt binnen en trokken een wagentje uit de rij.
‘Geen muntje,’ zei Olav.
‘Gratis wagentjes,’ concludeerde ik.
‘Gratis,’ herhaalde hij.
‘Tasjes zijn duurder hier volgens mij.’
‘Kan wel zijn pap,’ zei hij bloedserieus alsof ik een erg domme opmerking maakte, ‘maar ik vraag me af of we dat wagentje in de bus krijgen.’
‘Makkelijk,’ reageerde ik verongelijkt. Geen grappen over mijn bestelbuscamper.
‘Maar waar slapen we dan? Met zo’n wagentje midden op het bed.’
Ondertussen liepen we gewoon door, gooiden hier en daar wat in het wagentje dat al bijna van ons was.
‘Gewoon op bed, slimme jongen. Dat wagentje laten we gewoon buiten staan.’
‘Maar dan wordt ie nat, als het regent, pap, denk nou eens na.’
‘Had ie maar geen winkelwagentje moeten worden.’
Olav grinnikte, zocht wat lekkers uit bij de chips en nootjes.
‘Neem ook nog een zak van die paprikachips mee.’
‘Die smaken hier heel anders dan thuis,’ zei hij twijfelend.
‘Daarom juist, jongen,’ grijnsde ik en gooide een zak op de redelijke berg die al ontstond.
Olav legde alles op de lopende band, wurmde zich langs mij en laadde alles weer in tassen nadat de caissière alles had gescand. Snel had hij nog een mars uit het rek gevist en er tussen gelegd. Ik zag het nog net op tijd.
‘Denk jij niet meer aan je vader,’ zei ik beledigd en gooide er nog eentje naast.
Olav keek schuldig, en terecht. Ik rekende af en liep achter hem aan naar buiten. Olav griste de kassabon uit mijn handen en keek er naar.
‘Het wagentje is echt gratis.’
‘Toch nemen we hem niet mee.’
‘Waarom niet?’
‘Omdat het een klotewieltje heeft dat niet spoort.’
‘Het is gratis, pap, niet zo kieskeurig.’
‘En ik vind hem niet mooi.’
Olav bekeek het wagentje met gestrekte armen op het handvat. “Hoezo, niet mooi?’
‘Dat geel met groene handvat. Ik wil een blauwe.’
Olav haalde zijn schouders op. ‘Zelf weten,’ zei hij nonchalant en reed het ding terug de rij in.
Met een grijns kwam hij weer naar me toe gelopen en liep lachend naast me naar de bus, ondertussen de mars opetend.
‘Jij spoort niet,’ zei hij lachend naast me in de bus terwijl ik door de bochten heen stuurde.
Ik lachte. ‘Horen wie het zegt.’
Hij glimlachte tevreden. Vlak bij de camping zag ik David lopen. Hij liep langzaam, twee volle tassen in zijn handen. Ik ging langzaam naast hem rijden, Olav draaide zijn raam open.
‘Warm hè, vandaag?’
David liet zich niet kennen. ‘Valt wel mee hoor, benden in het dal is het veel warmer.’
‘We zien je zo wel,’ grijnsde Olav terug.
Ik zette de bus stil. ‘Lul.’
Olav beantwoordde mijn grijns, ik zag David nog net lachen. Hij schoof de zijdeur open en zette de twee tassen er in. Daarna sprong hij zelf in de bus. Hij schoof de deur weer dicht en ik gaf weer gas. David klopte Olav op zijn schouder.
‘Bedankt voor de lift, jongen.’
‘Tuurlijk, graag gedaan.’
Ik glimlachte. David begon de humor van mijn zoon te begrijpen en wist er mee om te gaan. Even vonden onze blikken elkaar in de binnenspiegel. Ik knipoogde naar hem en hij grijnsde terug. Op de camping zette ik de bus weer achteruit op zijn plek, tot aan de klop van Olav tegen de achterkant. David haalde een tas leeg.
‘Vlees, voor in de koelbox.’
Olav pakte het aan en stopte het weg.
‘Bier.’
‘Bier,’ herhaalde Olav terwijl ik de luifel uitdraaide en twee stoelen uitklapte.
‘Meteen maar een paar opentrekken?’
‘Pak de laatste oude maar even, die zijn nog redelijk koel.’
David was al bij zijn tent om de rest van zijn inkopen in zijn tent te leggen.
‘David!’ riep Olav. ‘Jij ook eentje?’
David draaide zich om op zijn hurken en knikte. ‘Lekker.’
Olav trok de laatste flesjes uit de krat open en zette ze op tafel. Hij graaide een zak nootjes uit de bus en trok die open. Nadat hij een handvol in zijn mond gepropt had liet hij de zak op tafel vallen. David kwam terug gelopen, Olav pakte de krat en zette die op zijn kant.
‘Pak je stoel maar,’ zei David en boog voorover in de bus. ‘Ik heb wat beters.’
Ik zag dat hij de langwerpige rol pakte die hij met een hengsel over zijn schouder had hangen toen we hem bijna voorbij reden op weg naar boven. Even leek het op een grote paraplu die hij uit de hoes trok, maar hij vouwde een stoel open die er comfortabel genoeg uit zag.
‘Wow,’ zei Olav.
‘Mooi hè? Ik kende ze wel, maar ik zag het vanmiddag in het dorp en heb er maar eentje gekocht. Ik kan hem aan de zijkant van mijn rugzak binden als ik verder moet.’
Olav keek nog een keer terwijl hij in zijn eigen stoel ging zitten.
‘En nog armleuningen ook, zie je dat pap? Er zit een vakje in waar je een blikje in hun hangen.’
‘Mooi toch?’ zei David en hing demonstratief zijn bierflesje er in.
‘Pap, ik wil ook zo’n stoel. Nu moet ik iedere keer vooroverbuigen naar de tafel.’
David schoot in de lach. ’15 Euro, jongen, in het dorp.’
De Olsens kwamen terug. Ze zwaaiden, Krista zwaaide naar Olav. We zwaaiden terug, Olav zwaaide terug naar Krista. Olsen maakte een gebaar terwijl hij goedkeurend naar boven keek. Het was prima weer, ja. Ik lachte terug met een opgestoken duim. Hij kwam op ons afgelopen, en begon een gesprek over waar we geweest waren. Ik nodigde hem uit om wat mee te drinken, niet veel later zaten we met zijn zessen bij elkaar. Nou ja, we zaten met zijn vieren bij elkaar, Olav en Krista zaten het spelletje met de gekleurde stenen te doen. Ik ving iets op dat Olav vertelde waar we geweest waren en dat we straks gingen barbecuen.
‘Dad, why don’t we all eat together?’ vroeg hij ineens.
In het engels. Mooi gedaan, Olsen wist meteen waar we het over hadden. Wat maakte het ook uit, ik vond het prima. David keek me aan met een grijns. Hij had de zaak goed door. Olav had me weer eens voor het blok gezet.

Na twee biertjes ging Olsen zijn tafel halen, zijn vrouw en Krista hielpen mee. Barbecue, vlees, salade, alles kwam onze kant op. David was even naar het winkeltje bij de receptie. Olsen had wijn, en dat vond David wel een goed idee. Olav en ik zetten alles verder klaar, ik trok de barbecue uit de bus.
‘Pap?’
‘Jongen?’
‘Blijft David de rest van de vakantie bij ons?’
‘Weet ik niet. Denk het niet. Hij zal zelf ook wel weer verder willen. Waarom vraag je dat?’
‘Gewoon, het is wel een gave gast. Hij doet me een beetje aan Stef denken.’
© 2008 Oliver Kjelsson