Mysterie (deel 14)

Ik was verbaasd, Loïc vroeg me of ik mee wilde gaan naar Frankrijk. Hij had een caravan gehuurd bij vrienden van zijn ouders. Plek genoeg. Hij wilde terug, nog één keer alles terug zien. Sinds zijn verhuizing naar Nederland was hij er niet meer geweest. Hij wilde herinneringen ophalen, afsluiten ook wel. En ik mocht mee. Foto’s maken, hem filmen. Ik kon niet meteen ja zeggen, dat moest ik uitleggen thuis. Gek genoeg snapte mijn moeder het meteen. Na een telefoontje met zijn tante was alles nog snel geregeld.

Dus zat ik nu in de trein. We waren net overgestapt op de trein naar Parijs. Loïc glunderde.
‘Ik ga je alles laten zien. Mijn huis, het strand…’
Ik glimlachte. ‘Ik ben heel benieuwd.’
‘Ik ook,’ zei hij serieus.
Hij staarde naar buiten. Ik was nieuwsgierig naar wat hij nu dacht. Hij ging wat verder onderuit zitten en sloot zijn ogen. Ik strekte mijn benen in het gangpad. De trein zat behoorlijk vol. Het waren rare dagen geweest. Albert wilde zijn verhaal kwijt bij me en Loïc ook. Ik zat er middenin. Toen Albert hoorde dat ik mee zou gaan naar Frankrijk reageerde hij boos en teleurgesteld. Vanaf dat moment had hij niets meer tegen me gezegd. Ik liet het maar zo. Ik kon er verder helemaal niets mee. Maar goed voelde ik me er niet bij. Gert had al snel door dat er van alles aan de hand was. Ik heb hem maar uitgelegd dat Loïc me mee wilde hebben om foto’s te maken en om te filmen. Loïc had het hem daarna zelf verteld. Hij wilde een soort film maken, om later terug te kunnen kijken. Ik pakte mijn tas uit het bagagerek en haalde de camera eruit. Ik keek naar Loïc, hij sliep. Ik stond op, zette de camera aan en filmde hem. Hij hing tegen de zijkant aan, zijn hoofd tegen het raam, mond een klein stukje open. Ik lachte. Ik ging weer voorzichtig zitten, ruimde alles weer op en keek langs Loïc naar buiten. We waren al bijna in Frankrijk.

‘Loïc, wakker worden. We zijn er bijna.’
Hij deed voorzichtig zijn ogen open en rekte zich uit. Hij gaapte en keek naar buiten.
‘Parijs.’
‘Ja, we zijn al over de helft.’
Loïc keek me aan en glimlachte. Langzaam reed de trein het station binnen en stopte. De coupe kwam tot leven. Iedereen stond op, haalde zijn bagage uit het rek en stond in de rij om naar de uitgang te gaan. Loïc keek op zijn horloge.
‘We zijn mooi op tijd.’
We liepen naast elkaar over het perron, zochten de metro en lieten het station achter ons, op weg naar het station waar onze volgende trein zou vertrekken. Loïc keek rond, liep een beetje gehaast. In de metro stond hij met zijn rug tegen de deur en glimlachte. Om ons heen werd Frans gepraat. We hadden nog een uur de tijd voor onze volgende trein zou vertrekken. Bij het station volgde ik Loïc naar een restaurantje. Hij praatte rap Frans tegen de ober. Niet veel later stonden er twee glazen cola op tafel. Hij keek alleen maar rond met een brede glimlach.
‘Vaker geweest hier?’
‘In Parijs? Nee, bijna nooit. Maar die taal…’ Hij lachte. ‘Heerlijk.’

Hoe verder we kwamen met de trein hoe stiller hij werd. We waren op bekend terrein voor hem. Hij was stil toen we het station uit liepen. We moesten nog een stuk met de bus, wist ik. Loïc keek rond. Hij was onder de indruk.
‘Daar,’ herstelde hij zich, ‘daar vertrekt onze bus.’
We liepen er naar toe, keken hoe laat de bus zou vertrekken. We hadden nog een half uur. Loïc zette zijn tas op de grond en ging er naast zitten. Ik pakte het halfvolle flesje cola uit het zijvak van mijn tas en ging bij hem zitten.
‘Dit is raar,’ zei Loïc voor zich uit.
‘Thuis?’
Hij glimlachte. ‘Bijna.’
‘Weten ze eigenlijk dat je komt?’
‘Nee,’ schudde hij zijn hoofd zachtjes, ‘behalve dan die kennissen van mijn ouders.’
’En jouw vrienden dan? Wil je die niet zien?’
‘Jawel. Maar ik wil ze verrassen.’
‘En Maurice?’ vroeg ik voorzichtig.
Hij haalde zijn schouders op. ‘Weet ik niet.’
Ik keek verbaasd.
‘Echt niet,’ ging hij door. ‘Ik weet niet of ik hem wil zien.’
‘Je hebt een jaar iets met hem gehad.’
‘Er is meer, Joshua.’
‘Meer?’
Loïc stond op. ‘Daar is de bus.’
In de bus ging ik naast hem zitten en vroeg door.
‘Hoezo meer?’
‘Heel verhaal. Laat maar even.’
Ik schrok een beetje van zijn strakke gezicht. Er zat pijn in. Het zat diep en dat kon ik me ook wel voorstellen. Dit moest een hele rare dag voor hem zijn. Loïc zei niet veel onderweg. Hij keek naar buiten en zat duidelijk na te denken en alles in zich op te nemen. Na een half uur waren we er. We stapten uit, Loïc zette zijn tas op de grond en keek rond toen de bus weer doorreed. We stonden op een soort pleintje, in de schaduw van bomen. Alsof hij zich ineens realiseerde waar hij was keek hij me met een ruk van zijn hoofd aan en glimlachte.
‘Die kant op,’ wees hij.
Met de zware tas hangend aan mijn schouder volgde ik hem over het smalle pad langs de straat. In de verte zag ik het bord van de camping al.

Het belletje rinkelde van de deur, ik hoorde iemand in de kamer achter de balie een stoel verschuiven. Er kwam een man door de deur die meteen glimlachte toen hij ons zag.
‘Loïc!’
Hij kwam achter de balie vandaan, trok Loïc even tegen zich aan. Zijn vrouw kwam ook, ze praatten snel, in het Frans dat ik niet kon volgen. Loïc stelde me voor. Tenminste, ik hoorde mijn naam terwijl hij naar me wees. Ik schudde ze de hand. Ze waren vriendelijk, ik voelde me welkom. Loïc regelde verder alles, we kregen twee sleutels, op een plattegrondje lieten ze zien waar we moesten zijn. Ze zeiden nog wat tegen elkaar en lachten. Daarna gingen we naar buiten.
‘Als we ergens hulp bij nodig hebben dan moeten we maar roepen.’
‘O.’
Hij lachte. ‘Je verstaat er echt geen bal van hè?’
‘Nee, niet echt. Het gaat zo snel allemaal.’
‘Ik vertaal het wel voor je. En ze spreken ook Engels, door die toeristen hier. Ik zal ze zeggen dat je geen Frans spreekt. Had ik net geen rekening mee houden, sorry.’
Hij opende de deur van de stacaravan en hield zijn tas voor zich op zijn knie toen hij door de smalle deur naar binnen stapte. Ik hoorde hem lachen toen ik achter hem aan kwam. Er stonden bloemen op tafel, met een flesje wijn.
‘Lief,’ zei ik.
‘Ja, zeker,’ zei hij, een beetje onder de indruk.
We bekeken de caravan verder. Twee slaapkamers, waarvan eentje met een tweepersoonsbed en eentje met een stapelbed. Loïc glimlachte toen hij de deur van de douche open maakte.
‘Daar pas je net in.’
‘Gaat wel, toch?’
‘Goed genoeg voor deze dagen.’
Hij lachte naar me nadat hij dat gezegd had en zette zijn tas in het kamertje met het stapelbed.
‘Pak jij die andere kamer maar,’ zei hij. ‘Jij bent langer.’
‘Zeker weten? Het maakt mij niet uit hoor.’
‘Wijn open maken?’ besloot hij de discussie.
‘Is goed.’
Loïc wurmde met de kurkentrekker, ik zette mijn tas naast het tweepersoonsbed. Ik gooide mijn jas op het bed en ging bij hem zitten. Hij knikte naar de tv tegenover ons.
‘Zet even aan, eens kijken wat ze hier hebben.’
Ik pakte de afstandsbediening en zapte door de kanalen. Ik bleef hangen bij een muziekkanaal met videoclips. Loïc schonk twee glazen vol, gaf er een aan mij en nam een slok.
‘Niet slecht.’
Ik wist dat wijn nooit echt mijn ding zou zijn na de eerste slok.
‘Lekker?’
‘Gaat,’ zei ik.
Loïc dronk snel, ik probeerde hem bij te houden.
‘Ik ben zo blij dat ik niet meer hele dagen aan die medicijnen zit,’ zei hij terwijl hij naar zijn lege glas keek. Daarna lachte hij en zette het glas op het tafeltje. ‘We gaan een rondje lopen.’
Ik knikte en zocht de camera. Loïc glimlachte toen hij hem zag.

Hij liep naast me, vertelde van alles als we ergens langs liepen. We liepen het centrum van het plaatsje uit en kwamen tussen woonhuizen. Loïc werd stiller. Hij ging wat langzamer lopen en bleef daarna staan. Ik wist waar we waren. De camera liep al. Het was een groot huis, tuin rondom, een soort bungalow met een laag piramide puntdak waar ramen in zaten. Loïc liep wat naar voren, kwam in beeld. Hij wees naar een raam.
‘Dat was mijn kamer.’
Ik filmde, wist niet wat ik moest zeggen. Ik was achteraf gezien wel blij met die camera, ik kon me er af en toe achter verbergen. Ik liet Loïc zijn gang gaan. We liepen door. Ik wist zeker dat we hier nog wel terug zouden komen deze week. We kwamen terug in het midden van het dorp, Loïc sloeg rechtsaf en volgde de straat. In de verte zag ik alleen maar blauwe lucht. Er was een boulevard, met terrasjes en winkeltjes. En de zee. Loïc glunderde. Niet veel later zat hij met blote voeten in het zand, ik vlak achter hem, terwijl ik hem filmde. Hij had zijn knieën opgetrokken, zijn armen er boven op. Hij staarde over het water.
‘Hier kan ik nooit genoeg van krijgen.’
‘Kan ik me voorstellen,’ grinnikte ik met de camera voor me, kijkend op het schermpje. ‘Het is schitterend.’
‘Ik kwam hier zo vaak. Vroeger met mijn moeder, later alleen of met vrienden. Ik was hier altijd.’
De zon zakte langzaam. Loïc bleef naar het water staren. Ik had de camera al een tijdje uitgezet, ik zat nu naast hem en keek mee naar de verte.
‘Straks een pizza meenemen?’
‘Lekker,’ zei ik.
‘Geen zin om te koken,’ lachte hij. ‘Bovendien, de winkels zijn straks al dicht.’
We stonden op, klopten het zand van onze broek en liepen terug naar de boulevard. Zittend op de betonnen rand wreven we het zand van onze voeten, trokken onze schoenen aan en bleven nog even. Loïc had duidelijk nog geen zin om weg te gaan.

Het was al donker toen we ons achterover in de kussens lieten zakken. De lege pizzadozen lagen op tafel.
Loïc boerde. ‘Dat was lekker.’
Ik lachte. ‘Smeerlap.’
‘Deze week wel.’ Hij grijnsde. ‘Niemand die er wat van kan zeggen.’
Ik stond op, zette water op voor een kop thee en ruimde de dozen op. Loïc keek tv. Ik zette de kop voor hem op tafel. Loïc boog voorover en nam een slok. Met een zucht liet hij zich weer achterover vallen.
‘Ik ben moe.’
‘Op tijd slapen,’ zei ik lachend.
‘Zeker weten.’
‘Wat gaan we morgen doen?’
‘Boodschappen.’ Hij keek me lachend aan. ‘Dat als eerste. Daarna zien we wel.’
Het werd toch langzaam later. Loïc pakte zijn jas, haalde alles er uit, gooide de inhoud nonchalant op tafel en legde toen de jas in zijn slaapkamer.
‘Ik ga even douchen.’
‘Is goed.’
Ik hoorde wat gestommel in zijn slaapkamer, daarna kwam hij naar buiten in zijn boxer. Niet veel later stroomde het water. Ik zag zijn paspoort liggen. Frans. Ik werd nieuwsgierig en pakte hem van tafel. Eigenlijk zag het er net zo uit als een Nederlandse. Bordeauxrood, gouden opdruk. Ik keek naar zijn pasfoto, zijn naam en geboortedatum. Ik las er overheen en keek nog eens. De klootzak. Hij was jarig morgen! Typisch Loïc om daar niets van te zeggen. Ik moest de volgende dag iets verzinnen voor hem. Ik ging niet laten merken dat ik het wist. Als hij niets vertelde dan moest hij ook maar tegen een verrassing kunnen. Het water stopte. Loïc stootte tegen de wand terwijl hij zich afdroogde. Ik hoorde hem vloeken. In het Frans. Ik lachte. Een paar tellen later ging de deur open en Loïc keek me lachend aan.
‘Echt te klein daar binnen.’
‘Ik zie het straks wel.’
Hij glimlachte en liep toen naar zijn slaapkamer. Spiernaakt. Ik slikte. Dat had ik niet verwacht. Ik nam nog een slok van mijn bier. Loïc kwam terug, aangekleed en pakte nog een cola uit de koelkast.
‘Jij nog bier?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik ga eerst even douchen.’
Ik dronk de laatste slok uit mijn flesje en stond op.
‘Je kunt ook een nieuwe meenemen onder de douche.’
‘Tuurlijk Loïc,’ lachte ik. ‘En waar moet ik die dan neerzetten? Ik moet zelf ook nog naar binnen.’

Toen ik onder de douche stond merkte ik pas dat ik een halve dag in de trein had gezeten. Ik knapte er van op. Ik was vermoeider dan ik dacht. Het bier had zijn werk gedaan, ik had een beetje wollig hoofd. Ik draaide de kraan dicht en droogde me af. Ik probeerde de muur niet aan te raken, anders zou Loïc zeker lachen. Doordat het zo klein was voelde mijn schone boxer klam aan. Vandaar dat hij naakt naar buiten kwam. Ik hield de handdoek in mijn hand, nam mijn boxers mee en deed de deur open. Dat klamme ding deed ik niet aan. Wat hij kon, kon ik ook.
‘Zonder stoten,’ grijnsde ik.
Loïc lachte. En hij keek. Ik bleef nog even staan, zijn ogen scande me van top tot teen.
‘Waar heb jij je handdoek gelaten?’
‘Over de deur van de kast in mijn kamer. Straks als ik ga slapen hang ik hem hier ergens neer.’
De manier waarop hij keek streelde me.
‘Goed idee,’ zei ik en draaide me om. Ik liep mijn kamer in, trok mijn kleren aan en liep terug naar Loïc via de koelkast. Nog één biertje.

We lagen nog voor middernacht in bed. Ik hoorde Loïc in de kamer naast me draaien in zijn bed. Ineens piepte zijn telefoon. Ik zocht die van mij. Precies twaalf uur. Loïc lag even stil, daarna draaide hij weer. Ik was benieuwd wie het was. Er stommelde wat. Ineens ging mijn deur open.
‘Loïc?’
Hij zei niets, gooide zijn kussen en dekbed naast me op bed en ging liggen met een trillende zucht.
‘Loïc? Wat is er?’
Hij snifte. ‘Ik wil even niet alleen zijn.’
Ik sloeg mijn arm om hem heen en kuste zijn voorhoofd. Daarna trok ik hem dicht tegen me aan.
‘Gefeliciteerd, Loïc.’
Hij antwoordde door zijn arm om me heen te slaan. Hij huilde. Ik hield hem vast, wiegde wat en suste hem zoals je met een klein kind zou doen. Dat maakte hem langzaam wat rustiger.
‘Albert sms’te me net,’ mompelde hij.
‘Lief.’
‘Ja,’ zuchtte hij.
Zijn lichaam ontspande weer wat. Ik deed hetzelfde. Ik ging nog even goed liggen, aaide een keer door zijn haar en probeerde toen te slapen.

Hij was eerder wakker dan ik. Hij bewoog waardoor ik ook ineens weer wist waar ik was. Loïc had zich ergens terwijl we sliepen omgedraaid en lag met zijn rug tegen mijn borst aan. Mijn arm lag over hem heen, hij helemaal opgekruld. Ik draaide me op mijn rug en gaapte. Hij draaide zich naast me om en keek tegelijkertijd met mij naar boven.
‘Smal bed.’
‘Behoorlijk.’
‘Dat stapelbed is een ramp.’
Ik lachte.
‘Echt. Het is zo breed.’ Hij gaf het aan met zijn handen, net iets breder dan hijzelf. ‘Als je draait stoot je je elleboog tegen de wand.’
‘Het was jouw idee om daar te slapen.’
‘Tsja…’ Hij ging zitten, keek naar me en lachte. ‘Ik ga eruit.’
Hij stond op en liep naar zijn slaapkamer. Ik draaide me nog een keer om.

Na het ontbijt was hij weg. Hij wilde even alleen zijn. Dat gaf mij de kans iets van een cadeautje voor hem te kopen. Ik zocht mijn paspoort en geld. De camera was weg. Die had Loïc meegenomen. Ik liep door de straten die Loïc me had laten zien. Al snel liep ik tussen de winkeltjes die eigenlijk voor toeristen bedoeld waren. Ik had geen idee wat ik voor hem moest kopen. Tot ik een lullig boek tegen kwam met foto’s van de hele streek. Ik glimlachte. Ik liet het inpakken en nam het mee terug naar de caravan. Samen met twee gevulde broodjes. Loïc was er nog niet. Hij kwam pas een uur later terug. Ik zag aan zijn gezicht dat hij emotioneel was.
‘Gaat het?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Jawel.’
‘Waar ben je geweest?’
‘Kerkhof,’ zei hij kort.
Hij legde de camera op tafel en gooide zijn jas de slaapkamer in. Ik had twee koppen thee, met de broodjes op tafel gezet. Hij glimlachte.
‘Dank je.’
‘Ik heb nog iets voor je,’ zei ik toen hij zat.
Ik griste het cadeau achter een kussen vandaan en gaf het hem. Hij keek verbaasd. Hij haalde het papier er vanaf en begon te lachen. Ik boog naar hem toe en gaf hem een kus op zijn wang.
‘Gefeliciteerd met je verjaardag, Loïc.’
Hij keek van dichtbij in mijn ogen en gaf me een kus terug. ‘Dank je wel, Joshua.’
‘Volgende keer zeg je van tevoren dat je jarig bent, dan kan ik een fatsoenlijk cadeau kopen.’
‘Hoeft niet. Het is mooi dit, echt.’
Ik was blij dat hij het leuk vond.
‘Wat wil je gaan doen vandaag?’ vroeg ik even later.
‘Ik wil straks nog even naar het strand,’ zei hij, ‘daarna zien we wel.’

Het was lekker weer. Het waaide een beetje, heldere blauwe lucht. Loïc keek weer vrolijk. Hij had bedenkelijk gekeken toen hij terug kwam in de ochtend, toen hij alleen was weggegaan. Maar daar was nu niets meer van te merken. Hij praatte, maakte grappen. Ik wilde eigenlijk vragen hoe hij zich voelde, nu hij jarig was en hier in de plaats waar hij altijd gewoond had, maar dat deed ik niet. Zijn goede humeur niet bederven nu. Dit was zijn dag, en die moest goed zijn. Loïc zat naast me en draaide zijn hoofd naar me toe.
‘Ik ben jarig.’
Ik lachte.
‘Het begint nu pas door te dringen eigenlijk. Ik wilde er helemaal niet aan denken. Hoe wist jij het trouwens?’
‘Toen je douchte zag ik jouw paspoort liggen. Ik wilde wel eens een Frans paspoort zien en toen zag ik toevallig jouw geboortedatum.’
Hij glimlachte.
‘Albert wist het ook.’
‘Ja, heb ik hem verteld.’ Hij sloot even zijn ogen en ging toen verder. ‘Hij wilde alles van mij weten. Wat mijn favoriete muziek was, wat ik leuk vond op tv, mijn verjaardag…’
‘Kleur boxershort.’
Loïc lachte. ‘Die had hij toen al gezien.’
We grinnikten. Er was ineens tumult achter ons. Loïc keek om en stond op. Toen ik omkeek had iemand Loïc al vast. Even kon ik niet inschatten wat er aan de hand was. Was dit goed bedoeld of slecht? Toen ik Loïc hoorde lachen wist ik dat het goed zat. Het was een groepje van een jongen of zes. Ze keken even met een schuin oog naar mij. Loïc praatte snel in het Frans. Zijn hand maakte een gebaar naar me en ik hoorde mijn naam. Ze glimlachten, gaven me een hand toen ik opgestaan was. Loïc knipoogde naar me en ging weer zitten. Ik plofte weer in het zand. Loïc praatte honderduit, hij was duidelijk blij ze weer te zien. Iemand stelde hem een vraag met een schuine blik naar mij. Loïc lachte en schudde zijn hoofd. Ze geloofden hem niet en lachten. Ik keek hem vragend aan.
‘Sorry,’ zei hij, ‘je verstaat er natuurlijk niets van. Ze dachten dat jij mijn vriendje was.’
Ik keek verlegen wat niet de bedoeling was. Nu geloofden ze het helemaal niet meer waarschijnlijk. Loïc praatte gewoon door, vertaalde af en toe wat voor mij. Ik keek de groep de hele tijd rond. Loïc zag het.
‘Hij zit er niet bij,’ zei hij snel tegen mij tussendoor.
Ik grijnsde betrapt. Ik keek naar een jongen die iets voorstelde waar iedereen enthousiast op reageerde. Loïc keek een beetje bedenkelijk, haalde zijn schouders op en keek naar mij. Hij zei nog iets in het Frans waardoor iedereen naar mij keek.
‘Ze willen vanavond mijn verjaardag vieren,’ zei hij tegen mij.
‘Ja, en? Geen zin in?’
‘En jij dan? Je kent niemand.’
Een jongen zei iets tegen mij, alsof hij me probeerde over te halen.
‘Loïc, het is jouw verjaardag. Ze willen een feest geven. Voor jou. Dat is toch leuk?’
Hij glimlachte. De jongen verstond mij niet, maar hij merkte aan de manier waarop ik praatte dat ik vond dat Loïc het moest doen. De zaak werd beslist. Er werd nog van alles overlegd. Loïc kreeg er duidelijk steeds meer zin in. Iemand was al aan het bellen. Loïc glimlachte nog een keer naar me. Ik knipoogde. Dit was zijn dag.

Een half uur later waren we weer alleen. De rest was naar huis, dingen regelen. Loïc naast me zuchtte.
‘Ze zijn je nog niet vergeten,’zei ik.
‘Nee.’
Het raakte hem.
Ik keek naar hem en sloeg een arm om hem heen. ‘Wordt vast leuk vanavond.’
‘Vast wel.’
Ik wilde het weten. Weten hoe het zat. ‘Komt Maurice ook?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee, die zal er niet zijn.’
We keken elkaar even aan, daarna keek hij weer voor zich uit.
‘De meesten kennen hem nog niet eens,’ zei hij toen.
‘Niet?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee. Nou ja, ze weten in ieder geval niet dat ik iets met hem heb gehad.’
‘Maar…’
‘Het is ingewikkelder dan je denkt. Door Maurice ontdekte ik dat ik homo was. Nee, niet helemaal. Ik wist het al wel. Maar hij… Hij was de eerste waar ik het aan vertelde. Ik wist dat hij ook zo was.’ Hij keek naar me. Schudde zijn hoofd. ‘We hadden ook niet echt een relatie. Denk ik. Ik heb tussendoor ook een echt vriendje gehad. Maar ik kwam toch weer terug bij Maurice. Iedere keer weer. Dom, ik weet het.’
‘Waarom dom?’
Hij zuchtte. ‘Omdat het nooit echt wat kon worden.’
‘Niet?’
‘Nee. Maurice was Maurice. Daar kun je geen normale relatie mee hebben.’
‘Raar.’
‘Geloof me nou maar. Onmogelijk.’
Ik was verward, snapte het niet.
‘Ik ben stom geweest. Weet ik ook wel. Die jongen waar ik echt iets mee gehad heb… Ik had bij hem moeten blijven. Dan was alles anders geweest. Hij was lief, leuk om te zien… Maar dat kun je vanavond zelf bepalen.’
‘Is die er wel vanavond?’
‘Vast wel.’
‘Waarom ging dat toch niet goed dan?’
‘Weet ik niet.’
‘Niet?’
Nu keek hij strak. ‘Jawel, dat weet ik wel.’ Hij keek naar zijn handen, die speelden met het zand. ‘Hij kwam er achter wat ik had met Maurice.’
‘Je had tegelijk iets met hem en met Maurice?’
‘Nee. Maar hij kwam er achter wat er tussen Maurice en mij geweest was. En ik zag Maurice nog regelmatig. Daar kon hij niet tegen.’
‘Maar vanavond zie je hem weer.’
‘Ja, dat weet ik.’
‘Zie je er tegen op?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Nee. Eigenlijk kijk ik er wel naar uit.’
‘Lijkt me raar.’
‘Hij was mijn eerste liefde.’
‘Eerste?’
‘Maurice was geen verliefdheid.’
Dat geloofde ik niet en dat was aan mijn gezicht te zien.
‘Achteraf gezien. Ik geef toe, ik was verliefd op hem. Maar hij niet op mij.’
Ik krabde een keer aan mijn hoofd.
‘Ik kan het je niet uitleggen.’
‘Niet? Of wil je het niet uitleggen?’
Hij keek strak.
‘Misschien later,’ zei hij na een tijdje.
Ik rekte me uit. ‘En die jongen? Voel je daar nog wat voor?’
‘Weet ik niet. Niet meer, denk ik. Ik woon hier niet meer. Hij gaat verder, ik ook. Ik heb gehoord dat hij weer een vriendje heeft.’
‘En is die er ook vanavond?’
‘Geen idee. Ik ken hem wel trouwens.’ Hij glimlachte. ‘Nooit geweten van hem.’
‘Hoe heet hij eigenlijk?’
‘Wie? Die jongen waar ik toen iets mee had?’
‘Uhu.’
‘Max. Van Maximilien. Maar zo noemden we hem nooit.’
‘Beetje lang.’
Hij grinnikte. ‘Inderdaad.’Ik keek voor me uit en dacht na.
‘Wat denk je nu?’
‘Dat ik het niet snap allemaal.’
Hij zuchtte. ‘Het is ook allemaal heel ingewikkeld.’
‘Oké, vraagje. Als je kon kiezen, Maurice of Max. Wie zou je kiezen?’
‘Max.’
Dat zei hij snel.
‘Hoe lang hebben jullie iets gehad?’
‘Max en ik? Twee maanden. Bijna dan.’
‘Dat is best lang.’
‘Mooie tijd. Maar ik heb het zelf verknald.’
‘Max of Albert?’
Loïc lachte nerveus om mijn plotselinge vraag.
‘Nou?’
‘Albert.’
‘En waarom?’
‘Kan ik je niet uitleggen. Tussen Max en mij is teveel gebeurd.’
‘Maurice?’
Hij knikte.
‘Maar als er tussen jou en Max niets gebeurd was, door Maurice?’
‘Als, als…’
‘Ja, als.’
Loïc staarde weer voor zich uit.
‘Wat was dat nou met die Maurice?’
‘Heel verhaal. Ik weet niet hoe ik dat uit moet leggen.’
Hij staarde nog steeds.
‘Maar vanavond een feestje,’ zei ik.
Hij glimlachte weer. ‘Ja. Heb ik zin in. Wordt leuk. Geloof me. Dat ga je nooit meer vergeten.’
Ik lachte.
‘Die jongen woont bij het strand, de tuin loopt uit in de duin, met de zee erachter.’
‘Klinkt goed.’
‘Kun je een beetje tegen drank? Wijn gaat per vijf liter vanavond.’
‘We zullen zien,’ grijnsde ik.
‘Kom,’ zei hij, ‘we gaan wat eten. Ik weet nog een leuk tentje.’
Hij stond op, keek naar me en wachtte tot ik omhoog kwam. We liepen over de boulevard tot hij me meetrok in een zijstraatje. Een paar meter verder stond hij stil voor een restaurantje.
‘Hier heb ik gewerkt.’
‘Gewerkt?’
Hij glimlachte. ‘Bijbaantje. In de keuken.’
Ik volgde hem naar binnen. Achter de bar stond een man van ergens in de dertig. Hij zag ons binnen komen en glimlachte meteen.
‘Loïc!’
Ze gaven elkaar een hand, daarna omhelsden ze elkaar. Ik glimlachte. Loïc zag al zijn oude bekenden weer. De man keek me aan. Loïc stelde me voor. Ik gaf hem een hand.
‘Joshua.’
Hij glimlachte en hield mijn hand nog even vast.
‘Maurice,’ zei hij toen.
© 2010 Oliver Kjelsson