Voorbeeld (deel 9)

‘Sorry,’ zei ik.
‘Schuif op,’ zei hij kort.
Ik maakte plaats, vouwde de deken verder open en ging op de rand zitten. Stijn ging in het midden liggen.
‘Kom liggen en hou die deken dicht. Ik krijg het koud.’
Ik ging liggen, trok de deken over ons heen keek hem aan.
‘Ik dacht dat het goed ging,’ zei hij. ‘En dan ontploft ie ineens toch weer. Kankerzooi.’
Zijn stem trilde. Ik lag op mijn zij en zag een traan lopen. Ik sloeg mijn arm om hem heen en hield hem dicht tegen me aan. Toen brak hij.

‘Sorry voor vanmorgen,’ zei hij na een paar minuten.
‘Het is goed. Ik snap het wel.’
‘Ja?’
‘En nee. Je doet het zelf ook.’
‘Dat is mijn fout. Jij moet niet dezelfde maken.’
Hij pakte een rand van de mouw van zijn shirt, hield het tegen zijn oog en depte. Daarna sloot hij zijn ogen. Ik aaide over zijn schouder, een stukje van zijn rug. Zoals ik zo vaak deed bij Ruben. Stijn ontspande, tot hij mijn hand wegduwde.
‘Slapen, Jarno.’
‘Truste.’
Hij draaide zich om. ‘Truste.’
Ik was blij dat ik kon blijven. Stiekem was ik ook blij dat hij terug was. Ik had hem nodig, ik voelde me veiliger met hem in mijn buurt. Ik sliep een stuk beter. Stijn niet, die lag nog een paar keer te draaien. Ik was de deken een paar keer kwijt. Ik vond het niet erg, al voelde ik meteen de kou op mijn rug als het wegschoof. Ik draaide me met mijn rug naar hem toe, hield de deken voor me vast en viel in slaap. Het was weer stil in het park, gelukkig.

Stijn maakte me wakker. Hij wurmde zich tussen dekens uit en daar werd ik wakker van.
‘Sorry,’ zei hij glimlachend.
Hij stond op, liep een stuk de struiken in en kwam even later weer terug.
‘Man, wat moest ik pissen.’
Ik grinnikte.
‘Meteen opstaan maar?’
‘Hoe laat is het?’
‘Half zeven.’
‘Zo laat al?’
‘Je sliep als een blok.’
Ik rekte me uit en gaapte.
‘Je ruikt lekker trouwens, waar ben je geweest?’
‘Bij mijn broertje.’
‘In dat tehuis?’
Ik knikte. ‘Ik heb hem in bad gedaan, ben er bij gaan zitten.’
‘Heeft hij zoveel hulp nodig?’
‘Hij kan niets zelf.’
‘Niets?’ vroeg Stijn verbaasd.
‘Niets. Hij is spastisch.’
‘Lijkt me erg.’
‘Hij weet niet beter.’
Stijn keek en zei niets meer. Ik zag hem denken.
‘Ontbijtje?’ vroeg ik.
‘Station?’
‘Iets goedkopers alsjeblieft, ik heb een geldprobleem.’
‘Rich Boy heeft een geldprobleem?’
‘Waarom denk je anders dat ik dat gisteren heb gedaan? Mijn pas is geblokkeerd.’
‘Da’s kut.’
‘Sorry.’
‘Waarvoor?’
‘Dat we niet kunnen ontbijten op het station.’
‘Doe normaal. We verzinnen wel iets. Kom op.’
Een uur later zaten we buiten het winkelcentrum op een muurtje, met wat brood en goedkope drinkyoghurt.
‘Is toch ook goed dit?”
‘Ja hoor,’ glimlachte ik. ‘Misschien nog wel lekkerder ook.’
‘Niet overdrijven Jarno.’
We keken elkaar lachend aan.
‘Ik had gisteren gezeik in het park,’ zei ik.
‘Met wie?’
‘Geen idee, vies typ.’
‘Wacht, laat me raden. Je moest drank gaan halen en hij mist een voortand? Laatste tijd heeft hij een lichtblauwe trui aan.’
‘Ja die.’
‘Kijk uit voor hem. Linke gast. Die is echt de weg kwijt. De rest moet hem ook niet. Er is een erecode dat je drank samen deelt, maar als je niet uitkijkt naait hij er tussenuit met de fles. Af en toe nog flink agressief ook nog.’
Ik keek naar Stijn.
‘Ja, zoiets als mijn pa misschien. Al is deze alle dagen de weg kwijt.’
‘Nog meer mensen waar ik voor uit moet kijken?’
‘Nee, hij is wel de ergste. De rest kan ook moeilijk doen, maar dat komt dan omdat ze je niet kennen.’
‘Dat heb ik meteen de eerste avond al gemerkt.’
Stijn lachte. ‘Jij kwam echt recht van huis toen hè?’
‘Ja.’
‘Respect dat je gebleven bent.’
‘Ik weet niet wat ik gedaan zou hebben als ik jou niet was tegen gekomen.’
‘Ze hebben het niet zo op de hoertjes in het park.’
‘De hoertjes?’
Stijn zuchtte en schudde lachend zijn hoofd. ‘Jongens die het met mannen doen voor geld. De meesten komen daarvoor en zijn dan weer weg. Vaak dure kleren, dikke klokjes aan de arm. Of zwaar aan de drugs.’
‘Weten ze het van jou?’
‘Geen idee. Zal wel. Ze weten veel van elkaar.’
Ik knikte en nam nog een slok van de yoghurt. Ik trok een vies gezicht.
‘Zoete troep.’
‘Het vult, Jarno, daar gaat het om.’
We lachten weer.
‘En verder valt de groep wel mee, echt. Je moet alleen uitkijken voor de mannen in dat achterste stuk. De bezoekers zeg maar. Die man die je gisteren had is wel oké. Maar dat weet je nu zelf ook wel’.
‘Hij probeerde me eerst nog af te zetten.’
‘Ja?’
‘Hij bood twintig euro.’
Stijn glimlachte.
‘Hij vroeg eerst naar jou. En daarna wilde hij met mij. Ik had de vorige keer gezien dat je veertig euro had. Dus die wilde ik ook.’
Stijn lachte. ‘Jij komt er wel. Hij betaalt veel meer dan de anderen. Maar zolang hij niet weet dat hij eigenlijk teveel betaalt laat ik dat maar zo. Er loopt er nog eentje rond, doet heel aardig, maar die probeert altijd meer. En als je hem zijn zin niet geeft gaat ie dreigen, of hij betaalt niet.’
‘Hoe ziet hij er uit?’
‘Gewoon, normale vent.’
‘Rare grijns?’
‘Ja, die. Ook al gezien?’
Ik knikte. ‘Kwam ook naar me toe.’
‘Kijk uit voor hem. En dan heb je nog een oude man. André. Dat is volgens mij de enige waar ik echt de naam van weet. Die is echt lief.’
‘Lief?’
‘Ik weet niet wat dat met hem is. Die wil alleen maar kijken. Heel af en toe een keer voelen, verder niets. Je hoeft hem niet aan te raken.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Wat?’
‘Raar allemaal.’
‘Als je dat maar blijft denken. Dat het allemaal niet normaal is.’
‘Ja.’
‘En echt, duik dat wereldje niet in jongen.’
‘Ik moest wel.’
Zijn gezicht trok. ‘Je moet niets.’
‘Waarom doe jij het dan?’
‘Geld. Ik moet eten.’
‘Dat moest ik ook.’
Stijn keek me aan. ‘Kijk uit, dat is alles wat ik zeg.’
‘Dat doe ik ook.’
‘Maak duidelijke grenzen voor jezelf.’
‘Heb jij die ook?’
‘Wat dacht je dan? Hele duidelijke zelfs.’
‘Zoals?’
‘Ik pijp alleen met condoom. Heeft twee voordelen trouwens. Het is veilig en je hoeft dat smerige ding niet meteen in je mond te hebben.’ Hij grijnsde. ‘En ik laat me niet neuken. Nog geen vinger.’
Ik glimlachte.
‘Die jongens die drugs nodig hebben doen dat wel, dat is het verschil. Ik mis wel eens iemand, die toch meer wil. Dan maar niet, dan maar wat meer honger af en toe. Zij moeten wel, zij hebben die drugs nodig.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Kom je nog wel achter, de mannen proberen je wel uit, maar als ze er al snel achter komen dat je geen verslaafde bent dan trekken ze hun grote bek wel in. Dan weten ze dat je zo om kunt draaien.’
‘Ik ben nog steeds verbaasd over die André.’
‘André is een schatje. Wil alleen maar kijken hoe je jezelf aftrekt. Je ziet zijn hand in zijn broekzak bewegen, dat is alles. Ik heb me één keer helemaal uitgekleed voor hem, maar dat doe ik niet meer. Veel te link. Als er iets gebeurd dan ben je nooit snel genoeg weg.’
‘Apart.’
‘Er lopen genoeg gekken rond, dat heb ik wel geleerd.’
Ik glimlachte.
‘Kom, we gaan lopen, de supermarktmanager heeft al twee keer staan kijken.’
‘Knip dat rode haar dan ook eens af.’
‘Ooit, Jarno. Ooit.’

‘Mijn geld is bijna op,’ zei ik na een dag.
‘Oh nee, jij gaat niet op pad. Ik betaal het eten wel.’
‘Stijn…’
‘Jij hebt toen genoeg voor mij betaald, ik betaal je nu terug.’
‘Als je dat echt wil,’ zei ik.
Ik was allang blij dat ik niet de struiken in hoefde met een of andere vent.
‘Ik betaal. Bovendien, ik ga vanavond toch weer naar huis, dus ik hoef niet zo zuinig te zijn. Komt goed.’
‘Oké.’
‘Mooi. Ben ik straks weer terug.’
‘Wat ga je doen?’
‘Even weg.’
‘Stijn?’
‘Niet zoveel vragen Jarno. Nog een les als je hier je thuis van wil maken. Nooit vragen stellen aan anderen. We zien elkaar weer hier om vijf uur.’
Hij klopte op mijn schouder en liep weg, terug naar het park. Ik keek het winkelcentrum nog eens rond. Duffe bedoeling. Vijf uur. Ik had nog tijd genoeg om even bij Ruben te gaan kijken. Ik stond op en begon te lopen. Ik zat toch al halverwege het park en het tehuis. Lisanne glimlachte toen ze me binnen zag komen.
‘Hey, ben je er weer?’
‘Ja.’
‘Douchen zeker?’
‘Ik kom voor Ruben hoor.’
‘Weet ik toch, ik plaag je maar. Maar als je wil, het kan wel even.’
Ik keek de kamer in waar Ruben zat.
‘Hij is vanmorgen nog geweest.’
‘Ok,’ zei ik. ‘Ik zie je zo terug.’
Ik liep de badkamer in en deed de deur op slot. Ik kleedde me uit. Straks de laatste schone boxer aantrekken die ik nog had. Ik zocht in mijn rugzakje. Ik viste mijn vuile kleren eruit en legde ze naast de douche. Eerst zelf douchen. Ik genoot van het water en het doucheschuim. Ik hield wat schuim in mijn hand en pakte mijn boxers. Het was wel geen waspoeder, maar het zou zeker een beetje schelen. Ik waste ze en spoelde ze uit. Mijn shirts nam ik ook mee. Goed uitwringen, ik hing ze straks wel op in de struiken. Ik deed alles in een plastic tas en propte het terug in mijn rugzak. Onder de douche poetste ik mijn tanden nog even en daarna droogde ik me af. Ik genoot van mijn schone boxer en mijn schone shirt. Tevreden ging ik de badkamer uit en liep naar Ruben.
‘Hoi, Ruben,’ zei ik.
‘Ja!’
Hij wilde een knuffel en die kon hij krijgen. Ik kreeg er nog een kus bij ook.
‘Ja!’
Hij graaide, pakte me vast.
‘Hij is in ieder geval blij je te zien.’
Ik keek glimlachend over mijn schouder.
‘Jouw ouders waren nog hier gisteren.’
‘En?’
‘Ze maken zich zorgen, denken dat je in de greep zit van die ene jongen die je toen hebt leren kennen.’
‘Hij heeft mijn bankpas geblokkeerd.’
‘En hoe doe je dat nu dan met eten en zo?’
‘Ik heb nog genoeg cash,’ loog ik.
Ze schudde haar hoofd.
‘Ja-o,’ zei Ruben terwijl hij aan mijn arm trok.
‘Lief,’ zei ik meteen terug.
‘Lief.’
‘Zei hij nou jouw naam?’
‘Geen idee.’
Lisanne keek naar Ruben en aaide door mijn haar. ‘Jarno is lief hè?’
Ruben lachte. ‘Ja-o!’
Lisanne en ik keken elkaar aan. Ze schudde glimlachend haar hoofd. ‘Speciaal.’ Ze keek weer naar Ruben. ‘Jarno is speciaal hè?’
Hij kraaide. ‘Lief!’
Lisanne schoot in de lach. ‘Ja, lief is hij ook.’

Ik was nog een tijdje bij Ruben gebleven. Op mijn gemak liep ik terug naar de plek waar ik met Stijn had afgesproken. Die zat al met een grijns op me te wachten.
‘Ga je mee eten?’
‘Lekker.’
‘Geen vijf sterrenrestaurant hoor. Mac ook goed?’
‘Mij best.’
‘Kom op dan.’
Samen liepen we door. Stijn keek naar me.
‘Ander shirt aan, je ruikt lekker… Bij je broer geweest?’
Ik knikte.
‘Hoe was het met hem?’
‘Goed, vrolijk. We denken dat hij mijn naam heeft gezegd.’
‘Denken? Is het zo erg?’
‘Hij stoot klanken uit. Het woord lief heb ik hem al geleerd. Hij zei ook vaak “Ja”, maar volgens mij kwam er vandaag een “O” achteraan.’
‘Gaaf.’
Ik grijnsde. ‘Zeker weten. Hij is ook lief.’
‘Wat wil je eten?’ vroeg Stijn toen we er bijna waren.
‘Ik bestel zelf wel.’
‘Ik betaal.’
‘Stijn…’
‘Geld zat, kijk.’
Hij haalde zijn hand uit zijn broekzak. In zijn hand had hij wat kleingeld en twee gefrommelde briefjes van twintig.
‘Stijn, je hebt vanmiddag toch niet met die vent…? Niet om dit eten te betalen hè?’
‘Neem het er nou maar van.’
‘Stijn, godverdomme. Ik mag het van jou niet doen, en dan ga je zelf met zo’n vent mee om voor mij dat eten te betalen.’
‘Het spaart jou geld uit, ik ga nu toch weer naar huis.’
Ik zuchtte. ‘Ik betaal mijn eten zelf.’
‘Nee, ik betaal. Je hebt al genoeg voor mij betaald, dat wil ik nu terug doen.’
‘Maar ik weet wat je er voor gedaan hebt.’
‘Hé,’ zei hij half kwaad, ‘ik heb het gedaan zodat jij er even niet aan hoeft te geloven. Kom op, je gaat nu gewoon mee eten. En ik betaal.’
Het was wel verleidelijk. Met een beetje protest ging ik mee naar binnen.
‘Ik wist het wel,’ grijnsde hij.
Hij leunde op zijn elleboog hangend op de balie met zijn rug naar de kassa. Achter hem waren ze onze bestelling aan het verzamelen en op het dienblad aan het leggen.
‘Dat je mee zou gaan om te eten,’ zei hij er achteraan.
‘Onder protest.’
Hij lachte, draaide weer om en rekende af.
We zochten een rustig tafeltje uit.
‘Hoe wist je dat het die ene vent was?’
‘Je had twee briefjes van twintig.’
Stijn lachte.
‘Het lijkt bijna alsof je het leuk vindt om te doen.’
Zijn gezicht stond meteen strak. ‘Dat dus nooit hè? En dat moet je ook nooit meer denken of zeggen.’
‘Dan vind ik het helemaal maf dat je het gedaan hebt. Echt nodig was het niet.’
‘Ik vond van wel. Oké, ik geef toe, ik kan mijn gevoel uitschakelen als ik er mee bezig ben. Het raakt me dan ook niet echt. Het is een trucje, iets technisch.’
Ik herkende het wel. Dat had ik die ene keer ook. “Als ik dit doe is het sneller afgelopen en ben ik er vanaf.”
Hij stak een paar frietjes tegelijk in zijn mond.
‘Afsluiten,’ mompelde hij. ‘Gewoon ogen dicht, afsluiten en doorgaan. Eventueel aan iets leuks denken.’
‘Iets leuks denken,’ lachte ik verbaasd.
‘Ja. Leuke jongen of zo.’
Ik keek op van mijn broodje.
‘In jouw geval dan.’
Ik grijnsde.
‘Ik had wel mazzel dat die ene vent er was vandaag natuurlijk.’
‘Anders?’
‘Had ik misschien meer gedoe gehad en nog minder geld ook.’
Ik schudde lachend mijn hoofd.
‘Hij wilde ons trouwens wel een keer samen hebben.’
‘Wat?’
‘Ja, jij en ik samen, tegelijk.’
‘Heeft hij zoveel geld dan?’
Stijn schaterde. Daarna keek hij serieus. ‘Vast wel. Maar ik heb gezegd dat ie dat wel kon vergeten.’
Ik knipoogde. Stijn boerde.
‘Zo, dat was lekker.’
Ik zoog mijn laatste cola door het rietje en liet het nog even pruttelen voordat ik ophield met zuigen.
‘Genoeg gegeten?’
Ik knikte.
‘Gaan?’
‘Is goed. Het is warm hierbinnen.’
Stijn nam het dienblad mee en liep daarna naar de kassa.
‘IJsje. Zin in. Jij ook eentje?’
‘Nee, hoeft niet.’
Hij ging in de rij staan, ik liep alvast naar buiten. Rare gast. Met een goed hart, dat wel. Beetje onberekenbaar ook. Stijn kwam naar buiten met twee bekertjes. Lepeltjes staken er boven uit.
‘Ik zei dat ik niet hoefde.’
‘Hoeft niet betekent “niet noodzakelijk maar mag wel”. Pak aan.’
Ik grinnikte. ‘Je bent een schat.’
‘Bek dicht of ik ga blozen.’
Buiten bleven we op de rand van een plantenbak zitten. Tegenover ons zaten mensen op terrasjes.
‘Ik ga zometeen nog even met je mee. Ik heb er nog wat kleren liggen die ik wil wassen thuis.’
‘Heb ik net onder de douche gedaan. Straks te drogen hangen.’
Stijn lachte. ‘Waar heb je dat mee gewassen dan?’
‘Doucheschuim.’
‘Succes, dat wordt keihard, gek.’
‘Ik moest iets.’
‘Geef zo maar mee, was ik het voor je, komt het morgen weer terug.’
‘Wil je dat doen?’
‘Tuurlijk, kleine moeite. Gaan we lopen?’

Vlak bij het park werden we ingehaald door een politieauto met zwaailichten en sirene. Toen we de hoek om kwamen zagen we meer auto’s staan.
‘Er is iets,’ zei Stijn totaal overbodig.
‘Wat zou er zijn?’
‘Geen idee. Kan van alles zijn.’
Hij liep door, alsof er niets aan de hand was. Bij de ingang van het park stopte hij.
‘Hier blijven staan,’ zei hij, turend naar de auto’s.
Er stonden een aantal politieauto’s, een paar gewone en twee ambulances.
‘Er zal wel een vechtpartij geweest zijn,’ zei Stijn. ‘Af en toe slaat de vlam in de pan als ze teveel gezopen hebben. Kom, we lopen om.’
We liepen om de auto’s heen, naar de andere kant van het park. Ik zag afzetlint rond het achterste stukje van de struiken.
‘Kut,’ zei Stijn.
‘Wat?’
‘Het is het stukje waar… We werken zeg maar.’
‘Geen dronken vechtpartij dus.’
Stijn schudde zijn hoofd. Hij nam me mee terug. Bij de rest van de auto’s kwam een lijkwagen aanrijden. Er werd een brancard uitgehaald.
‘Kut, kut, kut.’
Ik snapte meteen wat dat betekende.
‘Daarom zei ik altijd dat je niet in dat stuk park moet komen.’
‘Wat zou er gebeurd zijn?’
‘Weet ik veel,’ zei hij geërgerd. ‘Waarschijnlijk is er eentje te grazen genomen.’
Hij vloekte weer.
‘En nu?’
‘We kunnen nu niet terug naar onze plek. Ze houden nu alles in de gaten. Bovendien heb ik ze zien lopen met honden, dus als je je nu verstopt op onze plek dan hebben ze je zo gevonden.’
‘En jouw spullen?’
‘Ik hoop maar dat ze die niet vinden.’
Ik keek bezorgd.
‘Luister. Ik ga nu naar huis. Jij kunt pas het park in als ze weg zijn. Niet eerder.’
Ik knikte.
‘Ik zie je morgen weer. Als je niet hier bent, blijf dan bij het winkelcentrum.’
‘Oké.’
‘Geef me jouw kleren, dan was ik ze vanavond.’
Ik haalde de plastic tas uit mijn rugzak en gaf het pakketje aan hem. Hij keek, haalde zijn neus op en grijnsde.
‘Lekker doucheschuim.’
Ik lachte.
‘Maak je geen zorgen, ik breng het morgen weer terug. En hier…’ Hij keek naar de groep auto’s. ‘Als ze weg zijn is het wel weer safe.’
Ik liep met hem mee, weg van het park.
‘Rotzooi,’ mopperde hij naast me.
‘Ja.’
‘Ik wou dat ik je mee kon nemen naar huis.’
‘Hoeft niet,’ zei ik.
Ik zei het wel, maar ik zou niets liever doen. Ik was bang, en dat was aan mijn gezicht te zien.
‘Het kan ook echt niet. Ik heb geen idee wat ik aantref.’
‘Maakt niet uit.’
‘Maakt wel uit.’ Hij keek naar me. ‘Ik zie het aan je.’
Ik zuchtte.
‘Als iedereen weg is dan zal het wel meevallen. Voor ons dan. Er zal wel iets gebeurd zijn, onenigheid over geld of zoiets, of drugs. Daar hebben wij niets mee te maken.’
‘Dan nog.’
‘Jij hoeft je geen zorgen te maken.’ Hij staarde voor zich uit. ‘Ik ben wel benieuwd wie het is.’
‘Dat zal binnenkort wel in de krant staan.’
‘We zullen zien.’
Hij stopte met lopen.
‘Ik sla hier af. Pas goed op jezelf.’
Ik knikte. We duwden onze vuisten tegen elkaar. Hij grijnsde.
‘Ik kom morgen jouw was brengen.’
‘Dank je.’
‘En daarna eten we iets.’
Hij knipoogde, ik wist wat hij bedoelde. Alsof ik nog van plan was om dat stuk park in te gaan.

Ik slenterde door de stad, de winkels waren al dicht. Alleen bij de kroegen was het druk met mensen op het terras, verder was de stad uitgestorven. Niet te dicht langslopen, ik wilde niet herkend worden. Ik sloeg een straat in en liep langs het fietspad. Achter me hoorde ik jongens lachen, ze kwamen dichterbij. Met zijn drieën reden ze me voorbij. Eentje keek om en remde meteen.
‘Jarno!’
© 2011 Oliver Kjelsson