Trouw (deel 4)

Dopjes in mijn oren, muziek. Ik wist niet of Sarah ook ergens verderop in de trein zat maar ik ging niet zoeken. Ik wilde even alleen zijn. Loek maakte me bang. Ik had het niet verwacht. Als hij er zo erg mee zat, waarom had hij dan niet meteen vanaf het begin alles tegengehouden? Dit ging zo helemaal de verkeerde kant op. Geërgerd zette ik mij telefoon weer uit. Geen muziek. Met een strak gezicht keek ik naar buiten. Aan de ene kant was ik blij, Loek voelde hetzelfde voor mij als ik voor hem. Maar hij twijfelde, het mocht niet. Daar zat ik zelf ook mee. Goed, in het begin had ik er dikke schijt aan, maar als ik diep in mezelf keek… Het voelde ook slecht. Ik wist zeker dat niemand uit mijn omgeving het zou goedkeuren. Hoe ging ik dat dan ooit volhouden? Loek en ik konden het toch niet tot ons einde verborgen houden? Ik zette mijn muziek weer aan. Ik kon er niet echt van genieten.

‘Wat slim.’
Ik glimlachte naar mijn moeder. ‘En zo duur was het niet.’
‘Hoe kwam je er zo ineens bij?’
‘Jongen van school loopt ook, ik ben met hem de stad in geweest vandaag.’
‘Een van de jongens?’ vroeg ze vrolijk.
‘Nee, jongen uit een andere klas. Loek.’
Het voelde goed om over hem te praten. Trots op een of andere manier.
‘Gaan jullie samen lopen?’
‘Misschien, hij woont een eindje weg.’
‘Neem hem maar eens mee anders.’
Ja hoor, controle. Ik had het kunnen weten. Ik kende mijn ouders.
‘Doe ik,’ zei ik maar.
Niet moeilijk doen, lekker laten gaan. Als het er ooit van zou komen dan was dat nog vroeg genoeg.
‘Leuk.’
‘Ja hè?’
Ik moest er nog eens goed over nadenken. Loek thuis uitnodigen. Zouden ze het dan meteen doorhebben van ons? Ik had geen idee en ik had geen zin om dat risico meteen zomaar te lopen. Ik pakte wat te drinken en ging naar mijn kamer. Na het eten een stukje lopen. In hetzelfde hesje als Loek.

Het voelde goed, ik keek er nog een keer tevreden naar tijdens het aankleden na het douchen. Ik had het na het lopen op de rugleuning van mijn bureaustoel gehangen. Ik glimlachte. Die liet ik daar nog even lekker hangen. Ik keek met een schuin oog naar mijn laptop, die aan het opstarten was. Ik trok een shirt over mijn hoofd, ging zitten. Toch even kijken of Milan online was. Die had ik al een tijdje niet meer gesproken. Stom misschien, maar ik vond dat ik het niet kon maken tegenover Loek. Het voelde als vreemdgaan. Aan de andere kant vond ik dat ik het ook niet kon maken niets meer van me te laten horen. En ik wilde hem ook wel weer even zien, ik wilde mijn verhaal kwijt. Ik klikte met mijn muis. Hij was er.

“Hey,” begon ik meteen.
“Hoi, da’s lang geleden.”
“Druk.”
“Met die jongen zeker?”
“Loek? Zeker weten.”
Hij verzond een webcamverzoek. Ik klikte.
“Ik zie het aan je gezicht,” typte hij. “Gaat goed?”
Ik knikte. “Zeker weten.”
Nee, ik ging hem niets vertellen over de twijfel van Loek.
“Ik ben jaloers,” las ik.
“Jij vindt ook wel iemand.”
Milan lachte. “Dat is ook geen probleem.”
“Nou dan.”
“Het kan altijd meer.”
Ik schudde lachend mijn hoofd.
“Wat?”
“Hoe jij er over praat.”
“Is dat zo gek dan?”
Ik haalde mijn schouders op.
“Jij denkt daar anders over dan ik, dat weet ik.”
Ik lachte.
“Komt door jouw geloof, dat weet ik ook wel. Knap dat jij je daar aan houdt.”
“Gaat vanzelf.”
“Het verbaast me ook dat je dit doet.”
“Wat?”
“Met die jongen. Is hij ook van de kerk?”
Ik knikte.
“Eigenlijk mag het niet, toch?”
“Iedereen denkt daar anders over,” typte ik.
“Als jullie er maar goed over denken, je niet laat beïnvloeden door die conservatieven.”
Ik staarde naar mijn scherm in gedachten. Dat gebeurde dus wel. Loek vooral. Nou ja, ik ook wel, ik maakte me er grote zorgen over. Het voelde diep van binnen al niet goed en ik was al helemaal bang voor de reacties van mijn omgeving.
“Stan?”
Ik schrok op toen ik mijn naam in beeld zag komen.
“Dat doe je toch niet hè?”
Ik schokte een keer met mijn schouders.
“Jezus, Stan.”
“Zijn naam zo niet gebruiken.”
“Ja. Je laat je toch niet beïnvloeden hè? Laat ze lullen man, er is niets mis mee.”
“Weet ik ook wel.”
“Nou dan! Jij weet wat goed voor je is en niet zij. We leven in de 21ste eeuw.”
“Jij hebt makkelijk praten.”
Milan schudde zijn hoofd. “Je bent gek.”
Het begon me te irriteren. Ik wist hoe hij er over dacht, maar dan hoefde hij me nog niet achterlijk te noemen. Oké, het was ook confronterend. Eigenlijk dacht ik er net zo over als hij. Maar het was zoveel anders dan ik altijd geleerd en gehoord had. Ik was het er zelfs jaren mee eens geweest.
“Ik geef ook niet op,” typte ik.
“Goed zo.”
Mijn moeder klopte op de deur. Ik klikte snel zijn scherm klein.
“Ja?”
Ze deed de deur open. “Weet jij hoe laat het is?”
Ik keek naar mijn wekker. “Ow, nee, sorry.”
“Uit dat ding, en naar bed.”
Ik knikte. “Welterusten.”
Ze wenste me hetzelfde en sloot mijn deur. Meteen klikte ik het schermpje terug. Ik zag Milan lachen.
“Tijd om te gaan slapen?”
Ik knikte. “Ja.”
Hij knipoogde. “Slaap ze.”
Ik zwaaide en klikte hem weg. Tanden poetsen en mijn bed in.

Ik lag nog een tijdje wakker. Ik dacht nog na over alles. Natuurlijk wilde ik verder met mezelf maar het schuurde. Het ging tegen alles in. Ik had zelf jaren gelachen om homo’s. Totdat ik zelf wat begon te voelen. Ik was me rot geschrokken. Het kon ook gewoon niet waar zijn. Ik wilde er niet aan toegeven, gewoon niet aan denken. Maar de signalen waren er. Overduidelijk. Ik weet niet meer waardoor het kwam. Nou ja, dat weet ik nog wel, maar niet meer wie. Het was op tv, een jongen in een of ander programma. Hij raakte me. Het was een programma over jongeren met problemen. Ik maakte me zorgen om hem. Hij liet me niet los. Tot zover nog geen paniek. Mensen horen voor elkaar te zorgen. Daarna ging het snel, ik zag overal jongens. Loek viel me ineens op. En die ging niet meer weg. Paniek, zeker toen ik ook over hem droomde. Ik ging zoeken op internet, bevestiging, uitleg. Ik wilde weten wat er met me aan de hand was, hoe ik het kon stoppen. Verschillende sites, christelijke vooral. Daar werd ik niet vrolijk van, maar het sterkte me wel om er tegen te vechten. Het zoeken bleef, ik kwam foto’s tegen van een jongen die op Loek leek. Sites die me vertelden dat het allemaal oké was. En daar ging het fout. Ik had moeten stoppen, maar dat lukte me niet. Het bleef trekken, het was een wereld waarin ik me herkende. Dat forum had ik al helemaal niet moeten doen. Daar leerde ik Milan kennen. Die heeft echt mijn grenzen verlegd. Natuurlijk heb ik er over nagedacht om hulp te zoeken bij de kerk, daar zijn ze voor. Maar dat durfde ik niet. Bang dat iedereen er achter zou komen.

Milan daagde me uit, gaf me zelfvertrouwen. Maar hij zorgde er ook voor dat ik weg begon te drijven van mijn eerste idee: ik wilde er niet aan toegeven. Sterker nog, ik mocht er niet aan toegeven. Hij begon me ook linkjes te sturen, foto’s, filmpjes. Alles wat ik zag en tegen kwam verdween op mijn harde schijf. Opslaan, bewaren, terugkijken. Een wereld waar ik me in herkende? Het was vooral spanend en het wond me gruwelijk op. Misschien lag het daar wel aan. Het was gewoon domweg te lekker. Nee, masturberen mocht eigenlijk ook niet. Ik kon me niet voorstellen dat iedereen zich daar aan hield. Jacco niet, Oscar misschien. Ziggy zeker niet, die was sowieso veel vrijer. Ik had er in het begin wel een raar gevoel bij, zeker naderhand. Ik liet me teveel gaan, vond ik. Hoe zou Loek daar mee omgaan? Daar wilde ik gewoon bij zijn. Samen. Natuurlijk deed hij het ook. Ik zag het voor me. Mijn hand zat al in mijn broek, werd snel hard.

Na het klaarkomen draaide ik me om en wilde ik slapen. Schuldgevoel, toch. Zelfbevlekking, het hoorde niet. Maar ik voelde me vooral schuldig naar Loek. Alsof ik hem… Ik wist het niet. Vreemdgaan? Nee. Ik deed iets met hem wat hij zelf niet wist. Weer draaide ik me om. Nee, misbruik was het ook niet. Maar het knaagde.

Loek bleef toegeven. Samen naar het station, het bankje. Meer dan was kussen heen en weer en af en toe wat zoenen gebeurde er niet. Ik vond dat prima, lekker zelfs, maar Loek bleef ook twijfelen. Hij bleef met een groot schuldgevoel zitten. Ik wist hem iedere keer weer over te halen. Niet dat er veel voor nodig was, maar hij had af en toe wel een zetje nodig. Ik zocht naar een mogelijkheid om hem langer alleen te zien. Niet op het station, niet in de stad. De oplossing kwam vrijdag. We reden samen naar het station, maar ik wilde mijn trein niet in.
‘Ga nou,’ zei hij half dwingend. ‘ Over vijf minuten komt mijn trein ook en die moet ik echt hebben.’
‘Dan zwaai ik je wel uit,’ zei ik dwars.
Loek keek verbaasd.
‘Ik wil gewoon niet weg. Ik loop met je mee. Zwaai je uit. Ik ga je het hele weekend niet zien.’
Hij glimlachte, verlegen bijna. Hij stond op, trok me omhoog en liet me meelopen naar zijn perron. Lopend op het perron reed mijn trein langs ons heen weg. Op zijn perron liepen we naar achter, ver van de trap. Zijn trein kwam er al aan. Hij bleef dicht bij me staan, en ik bij hem.
‘Ik zie je maandag weer,’ zei hij in de deuropening.
Ik knikte. ‘Is goed.’
Hij hing tegen de draaistang en keek me aan. ‘Ik ga zondag misschien met iemand van de kerk praten.’
‘Ow?’
‘Ik moet het toch een plaats geven.’
‘Ja,’ zei ik maar, omdat het heel herkenbaar was.
Het fluitje ging. Ik keek hem aan, wilde nu na die opmerking van hem helemaal niet gaan. Net op tijd sprong ik erin. De deuren sisten achter me dicht met een harde klik.
‘Wat doe jij nou?’
‘Ik ga een stukje met je mee.’
Hij keek verbaasd. Er zat verder niemand in het halletje. Ik ging zitten op een klapstoeltje, Loek lachte en ging naast me zitten.
‘Jij bent gek.’
‘Op jou.’
Daar bloosde hij bijna van.
‘Wat denk je te bereiken zondag?’ vroeg ik.
‘Een houvast, rust in mijn hoofd.’
‘Ik ben benieuwd wat ze gaan zeggen.’
‘Ik ook.’
Ik ging tegen hem aan hangen. Er was toch niemand verder. Ik pakte zijn hand en hield die vast. Hij kneep zachtjes. Ik draaide wat bij en kuste zijn wang. Nu keek hij me aan. Ik kuste, hij kuste me terug. Het zat niet makkelijk. Ik liet hem half los, ging staan en trok hem omhoog. Ik maakte mijn jas open en hield hem tegen me aan. We zoenden, eerst traag en daarna redelijk wild. Ik trok aan de rits van zijn jas, stopte mijn handen eronder en wreef over zijn rug. Hij hing nu echt tegen me aan, met een hand op zijn bil duwde ik hem verder naar me toe. Ik voelde van alles, wilde het eigenlijk zien maar dat konden we beter niet doen in de trein. Hij kreunde zachtjes in mijn mond, streelde mijn buik en mijn borst. Mijn hand verdween onder zijn trui, trok zijn T-shirt wat omhoog, ik gleed met mijn hand over zijn blote rug. Ik voelde zijn voet op de mijne. Ik was hard, dat moest hij ook zijn. Ik voelde het vaag ook. Loek had het door, hij duwde me iets weg.
‘Stan, rustig.’
‘Nee,’ grinnikte ik balorig.
Hij duwde harder. ‘Stan, nee.’
Ik glimlachte en kuste. Hij hing met zijn rug tegen de wand.
‘Stan, dit heb ik nog nooit zo gedaan.’
‘Ik ook niet.’
‘Beetje te snel allemaal.’
Ik kreeg een haastig gevoel. ‘Valt wel mee toch? We zoenen alleen maar.’
Hij keek even naar beneden, naar mijn kruis, ik wist het zeker.
‘En de rest,’ zei hij, gelukkig half grinnikend.
Ik wilde hem weer naar me toe trekken, ik wilde hem nog even tegen me aan hebben. Zoveel tijd hadden we volgens mij niet meer. Hij liet het maar half toe. Nog één kus. De trein minderde ook vaart.
‘We moeten er uit,’ zei hij droog.
Ik kreunde protesterend. Hij keek naar me en lachte.
‘Jij moet dat hele stuk weer terug.’
‘Nou en? Het is toch weekend.’
Loek schudde zijn hoofd en ging bij de deur staan. Ik stond half achter hem en pakte zijn hand. Hij draaide om, maar trok zijn hand niet terug.
‘Kijk uit zondag,’ zei ik, ‘ik meen het.’
Hij knikte, gaf me toen toch zelf een kus.

Daar ging ik weer, terug, overstappen en dan de trein naar huis. Het beviel me niets, dat Loek zondag bij zijn gemeente ging praten. Aan de andere kant, hij had gewoon meegedaan in de trein, mijn hand vastgehouden, me snel een kus gegeven toen ik weer instapte in de trein terug. Terug naar huis. Ik wist al wat ze gingen zeggen.

‘Wat ben je laat?’
‘Ja, nog even blijven hangen op het station.’
‘Op het station?’
‘Ja, zitten praten, met die jongen die ook hardloopt.’
Niet liegen. Gewoon zoveel mogelijk de waarheid.
‘O, die. Hoe heet hij ook alweer?’
‘Loek.’
‘O ja. Aardige jongen?’
‘Gewoon.’
Ik had mijn jas al opgehangen, ik pakte mijn tas weer van de stoel.
‘Neem hem anders een keer mee.’
‘Hij woont helemaal de andere kant op,’ zei ik.
Mijn moeder glimlachte.

Gek werd ik er van. Mijn vader begon er die avond ook nog over. Uithoren op een informatieve manier. Ik kwam er zo zelf ook wel achter dat ik eigenlijk maar weinig van Loek wist. Broers, zussen? Ik had geen idee. Wat zijn vader voor werk deed? Geen idee. Ik wist eigenlijk helemaal niets. Ik had ondertussen wel zijn adres en dat bekeken op Streetview. Gewone nieuwbouwwijk. Zou hij zijn slaapkamer aan de voorkant of aan de achterkant hebben? Door dat soort gedachtes zag ik hem ook weer voor me. Fantaseerde ik weer over alles. Niet goed, verwarrend. ’s Avonds in bed dacht ik weer aan hem, in mijn slaapkamer aan de voorkant. Ik wilde weten of hij daar ook sliep. Ik had nog verder zitten kijken op internet en had via de zijstraat ook de achterkant van zijn huis gezien. De bovenverdieping dan. Dakkapel, dus hij kon ook op zolder slapen misschien. Zaterdag een stuk lopen. Ik speelde even met de gedachte om de trein te pakken en bij hem te gaan lopen. Dat plan had ik al snel doorgestreept. Drie kwartier heen, drie kwartier terug. Rekende ik het overstappen nog niet eens mee. Nou kon ik ze al weinig wijsmaken thuis, maar dat mijn conditie ineens zo goed was dat ik ruim anderhalf uur langer kon lopen… Dat kreeg ik nooit verkocht. Jammer, dat wel. Ik dacht terug aan het moment in de trein. Het was spannend geweest, opwindend. Ik miste hem nu al, ik zou hem pas maandag weer zien. Ik hoopte stiekem dat hij niet zou gaan praten met iemand van de kerk. Dat we het samen wel op zouden lossen. Na het zoenen in de trein wist ik één ding zeker: ik wilde een keer alles met hem doen. Nadat ik zijn stijve vaag tegen me aan gevoeld had wilde ik die een keer zien, voelen. Al zou hij daarna nooit meer iets willen, ik moest het minstens één keer gedaan hebben. Ik kon me niet voorstellen dat het niet een keer zou gebeuren. Het moest gewoon.

Raar was dat iedere keer weer. Ik zag Jacco iedere zondag, maar dan waren we altijd minder uitgelaten dan op school. Serieuzer. Rustiger. We zaten naast elkaar deze keer. Loek zou nu ook bij zijn gemeente zijn. Ik hoopte maar dat dat goed zou gaan. Hij had wel lef, om er over te gaan praten. Of was het gewoon wanhoop? Nee toch? Daar merkte ik weinig van. Jacco stootte me aan, ik was er met mijn gedachte niet bij, onze voorganger had me blijkbaar al een keer aangekeken. Ik volgde niets van zijn verhaal. Ik dacht de hele tijd aan Loek, en zijn gesprek dat hij wilde. Na de samenkomst bleven we altijd nog hangen. Napraten, wat drinken. Ik praatte niet mee, ik zat de hele tijd met mijn gedachten bij Loek. Ik keek rond, zag onze voorganger en kon me niet voorstellen dat ik het lef zou hebben hem nu aan te spreken en mijn probleem voor te leggen. Zou Loek dat wel kunnen? Ook dat kon ik me niet voorstellen. Jacco keek een keer naar me en richtte zich toen weer op de rest. Viel het hem op dat ik na zat te denken?

Ik sleepte me door de dag heen, ik hoorde Sarah lachen met haar vriendinnen, mijn ouders zaten in een andere ruimte. We gingen nog lang niet naar huis. Ik liep naar de tafel om nog wat te drinken te pakken. De voorganger kwam naast me staan.
‘Stan, heb je even een moment voor mij?’
Ik keek opzij. ‘Natuurlijk.’
Hij legde zijn hand op mijn schouder en man me mee, wat verder van de rest. We stonden in een hoekje.
‘Hoe gaat het met je?’ vroeg hij zachtjes.
‘Goed,’ zei ik automatisch.
‘Weet je het zeker? Je bent zo stil vandaag. Al een tijdje.’
Ik maakte een nietszeggend gebaar met mijn armen.
‘Alsof je ergens mee worstelt. Gaat het goed op school?’
‘Ja hoor,’ antwoorde ik oprecht.
‘Levensvragen?’
‘Nee, niet echt.’ Dat zei ik een stuk minder zelfverzekerd.
‘Sta je voor uitdagingen?’
‘Uitdagingen?’
‘Keuzes in je leven? Niet weten of je het goede doet?’
Ik haalde mijn schouders op. Ik had hier helemaal geen zin in, en dat merkte hij.
‘Als je er een keer over wil praten dan kun je altijd bij ons terecht, dat weet je.’
Ik glimlachte en knikte. ‘Doe ik.’
Hij glimlachte terug en kneep een keer in mijn schouder. Ik zuchtte een keer toen hij wegliep. Ik had het warm en nam een flinke slok.

‘Wat was dat net?’ vroeg Jacco even later.
‘Niets, vroeg hoe het met me ging,’ zei ik nonchalant. ‘Op school en zo,’ zei ik er achteraan toen Jacco verbaasd keek.
‘Dat gaat toch goed?’
‘Dat zei ik hem net ook,’ grijnsde ik.
Jacco lachte, gelukkig. Ik kon het er niet bij hebben als hij ook nog eens vragen ging stellen. Hij pakte een plastic bekertje en schonk hem vol.
‘Ik vond het leerzaam vandaag.’
Ik knikte maar.

Daar lag ik weer, in bed, twijfelend aan alles, zoals zo vaak op zondagavond. Dat hechte gevoel van die groep, goede vrienden van mij. Ik wilde ook gewoon goed doen. Kon ik dat wel? Natuurlijk, als ik maar sterk was. Ik wist ook wel wat ik wel en niet moest doen. Ik moest gewoon sterk zijn. Maar op dat ene punt kon ik het niet. Mijn gevoel voor Loek was te sterk. Ik wilde hem niet kwijt, ik wilde mijn verliefdheid niet kwijt, maar vooral ook zijn vriendschap niet. Ik had Loek nodig.

Ik probeerde bij hem in de buurt te komen, maar dat lukte me niet. Hij keek wel naar me, maar als ik in de pauze hem aankeek en naar de toiletten liep volgde hij niet. Dat voelde niet goed. Toen ik mijn brood uit mijn kluisje haalde tussen de middag bleef ik extra lang staan. Geen Loek. Terug in de kantine zag ik hem weer staan en keek hem vragend aan, wanhopig bijna. Hij keek strak terug, schudde even kort zijn hoofd. Duidelijk, ik moest geen contact zoeken op school. Ik maakte me zorgen. Ik hoopte toch wel dat hij met me naar het station zou rijden. Ondanks dat hij nog had staan hoofdschudden probeerde ik dicht bij hem te komen toen we na de pauze terug gingen naar de lokalen. Vergeefse moeite, hij zorgde er voor dat hij altijd met iemand uit zijn klas was. Nooit alleen.

Ik wist niet wat ik moest doen. Mijn laatste les was geweest, ik dook de toiletten in om tijd te rekken. Niet met de rest naar buiten. Ik wachtte een minuut of vijf, daarna liep ik naar mijn kluisje voor mijn jas. Ik trok hem aan, legde nog wat dingen recht, nog een keer recht en keek ondertussen rond. Gelukkig, daar kwam hij aan. Alleen.
‘Hey,’ zei hij timide.
‘Hey. Hoe ging het gisteren?’
Hij haalde zijn schouders op.
‘Rij je mee?’
Hij knikte. We liepen naast elkaar naar buiten.
‘Vertel op,’ zei ik nieuwsgierig, ‘heb je het er gisteren nog over gehad?’
‘Straks, eerst weg hier.’
Ik pakte mijn fiets, liet hem achterop springen. Ik reed de straat uit, ongeduldig.
‘Ik heb het er over gehad gisteren,’ begon hij toen we de hoek om waren.
‘En?’
‘Wat denk je. Niets dat ik nog niet wist.’
‘Hoe bedoel je?’
Loek strekte zijn benen. ‘Stop even.’
Ik remde.
‘Bankje daar.’
Ik trapte nog een klein stukje verder, stopte toen helemaal. Loek sprong van mijn fiets af.
‘Zoals ik al zei,’ begon hij toen we zaten, ‘niets nieuws.’
‘Maar hoe ging het?’
‘Ik was nerveus, maar ik moest het doen. Ik kon niet anders, ik werd er gek van. Na de dienst ging ik naar hem toe en vroeg of ik met hem kon spreken. Hij zal wel aan mijn gezicht hebben gezien dat het serieus was, want hij nam me meteen apart, in een kamer.’
Ik keek naar Loek, maar die zat voor zich uit te staren terwijl hij praatte.
‘Ik heb het eruit gegooid en om hulp gevraagd.’
‘Wat heb je verteld dan?’
‘Alles.’
‘Alles?’ Daar schrok ik toch wel van.
‘Nou ja… Ik heb over je verteld, dat ik verliefd ben. Dat ik ook wel wist dat het volgens de Bijbel niet kan. Dat ik het geen plaats kon geven.’
‘En wat zei hij daar op?’
‘Hij gaf me wel gelijk. Gaf me wat verzen die ik allang kende.’
‘Wie kent ze niet,’ zei ik half cynisch.
Loek keek me even aan. ‘Nou, en toen probeerde hij me gerust te stellen.’
‘Hoe?’
‘Het gaf niet dat ik homofiel was. Dat was God’s plan voor mij.’
‘Het verhaal van de zondeval.’
‘Ja. Ik kan er niets aan doen op zich. Ik moest alleen sterk zijn, en er niets mee doen.’
‘Makkelijk gezegd.’
‘Ik heb het over jou gehad.’
‘En?’
‘Hij vroeg waar ik je van kende. Toen hij hoorde dat je op dezelfde school zat zag hij wel kansen.’
‘Kansen?’
‘Ja. Hij vond het bemoedigend dat jij ook christen bent. Weet je, hij zei dat er met liefde niets mis is. Zolang we maar niet toegeven aan,’ Loek grinnikte, ‘lichamelijke lusten. We kunnen elkaar juist steunen. De liefde op zich is niet verkeerd, verwantschap, zolang we het maar bij naastenliefde houden.’
Ik zuchtte. Loek pakte mijn hand.
‘Dit kunnen we samen aan.’
‘Maar…’
‘Stan… Ik wist echt niet wat ik moest. Maar ik denk wel dat dit de oplossing is. Diep van binnen wil ik het ook niet, maar als de Heer dit met me voor heeft, dan moet het maar. Ik wil je ook niet kwijt, als goede vriend. Je bent speciaal voor mij Stan. En zoals hij het zei: ik kan je gewoon blijven zien als goede vriend. Speciale vriend zelfs. Hij vond het juist wel goed, jij begrijpt waar ik mee worstel, jij hebt dezelfde opdracht als ik.’
Ik haalde mijn schouders op. Dit was niet wat ik hoopte. Maar misschien had hij wel gelijk. Ik zat ook tegen beter weten in te hopen. Ik draaide mijn hoofd naar Loek en keek meteen in zijn ogen.
‘We kunnen er samen over praten, elkaar helpen als we het moeilijk hebben.’
‘Ja,’ zei ik.
Hij stond op. ‘Kom, anders missen we de trein.’
Het kon me geen bal schelen of ik die zou missen, maar ik stond mee op en pakte mijn fiets. Zwijgend reden we verder.

Hij ging mee naar de stalling, maar niet mee naar mijn perron. Mijn trein zou ook binnen een paar minuten vertrekken. Hij hield me even vast.
‘Jij bent de enige die me kan begrijpen,’ zei hij.
Ik glimlachte. Hij liet me los, ik ging in mijn eentje de trap op. Ik baalde. Ik had het allemaal kunnen verwachten. Sterker nog, ik begreep het zelfs. Hij had helemaal gelijk zelfs. Maar mijn diepe verlangens wilden anders. Op het perron keek ik hoe hij op zijn perron de trap op kwam. Hij liep door, ging zitten. Daarna zag hij me pas. Er werd omgeroepen dat mijn trein vertraging had. Ook dat nog. Ik haalde mijn schouders op, hij ook. Hij lachte niet, keek niet vrolijk. Zat hij met hetzelfde als ik? Vast wel, maar hij was er verder meer vastberaden in dan ik. Hij wilde dit echt volbrengen. Zijn trein reed al binnen. Ik zag dat hij instapte, hij ging zitten en keek naar me. Niet veel later zette zijn trein zich in beweging. Ik stak mijn hand op, hij zwaaide kort terug. Strak gezicht. Ik zuchtte, draaide me om en zag mijn trein aan komen. Ik was hem kwijt. Daar gingen mijn plannen. Zelfs die ene keer ging me niet lukken. De trein stond al even stil toen ik instapte. Ik zag de jongen zitten met zijn koptelefoon op, andere mensen die ik vaker zag. Ik voelde me bekeken, alsof iedereen het aan me kon zien. Ik liep door, haalde mijn neus op. Toen voelde ik pas die druppel langs mijn wang lopen.

© 2013 Oliver Kjelsson