Trouw (deel 8)

Ik herkauwde zijn opmerking bijna. Hij had ons gezien? Ik keek hem verbaasd aan. Hij grijnsde nog steeds.
‘Je hebt wát?’
‘Jullie zien zoenen.’
Ik keek verschrikt volgens mij.
‘Relax. Big deal.’ Hij lachte. ‘Moet je ook niet op het bankje gaan zitten waar ik meestal ga zitten.’
‘Ik heb je nooit gezien.’
‘Nee, jullie waren teveel met elkaar bezig,’ grinnikte hij. Daarna keek hij serieus. ‘Wat is er daarna gebeurd?’
‘Heel verhaal,’ zei ik tegen de leegte in het gangpad.
‘Ruzie?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee. Waar je het net over had. Hij zit bij een strengere gemeenschap dan ik.’
‘Kut.’
‘Geen tv thuis,’ grijnsde ik. ‘En de rest,’ zuchtte ik er achteraan.
‘Hij moet genezen worden?’
‘Dat zouden ze het liefste doen volgens mij, maar zover gaan ze niet. Het is een opdracht van God, je moet het niet in praktijk brengen.’
‘Daar zag het op dat bankje niet naar uit.’
‘Iedereen heeft zijn zwakke momenten, Emiel.’
‘Duh…’
‘Hij heeft er met iemand van de kerk over gepraat en hij wil het volhouden. Geen seks, geen vleselijke lusten.’
Emiel lachte. ‘Vleselijke lusten… Dat klinkt ook bijna vies.’
Ik grinnikte, werd vrolijk van zijn opmerkingen.
‘Dus als ik het goed begrijp… Hij heeft je leren kennen, laat zich gaan, komt tot het besef dat dat absoluut niet kan, verbreekt alle contact en nu zit hij van een afstandje naar je te kijken?’
‘Zoiets.’
‘Tssk. En ondertussen rukken onder de douche terwijl hij aan jou denkt.’
‘Ik vraag het me af. Hij is er heel serieus over,’ zei ik wrang.
Emiel schudde zijn hoofd. ‘Hoe gaat jouw kerk er mee om?’ vroeg hij toen.
‘Geen idee. Ik denk hetzelfde. Het kan dat je het bent, maar niets mee doen.’
‘Dat is toch niet vol te houden?’
Ik zag Loek weer tegen me aan, onder de douche, ik zag hem klaarkomen, voelde hem zuchten.
‘Nee,’ zei ik, ‘da’s erg moeilijk.’

‘Ga je weer lopen vanavond?’ vroeg hij toen we uitstapten.
‘Ik denk het wel.’
We pakten onze fietsen.
‘Betere fiets dan die blauwe.’
Emiel lachte. ‘Typische stationsfiets, leuk om mee naar school te karren. Hier doe ik de rest mee.’
‘Zie je morgen?’
‘Ja, is goed.’ Hij stapte op, bleef even staan. ‘Stan? Hoe weet jij eigenlijk mijn naam?’
‘Stond op jouw boek, de eerste keer dat je naast me kwam zitten.’
Hij glimlachte.
‘En hoe weet jij die van mij?’
Hij lachte. ‘Je zus riep je vanmorgen, weet je nog?’
Ik stak mijn duim op. ‘Zie je morgen.’

Nee, ik was niet gaan douchen toen ik thuis kwam. Wat huiswerk, eten, even tv kijken en toen ben ik naar boven gegaan om mijn trainingsbroek aan te gaan trekken. Beneden trok ik het hesje over mijn shirt. Lampjes waren nog lang niet nodig. Hesje. Gekocht met Loek. Door dat ding moest ik toch weer aan hem denken. Niet over zeuren, ik had hem anders toch wel gekocht. Ik zette er snel de vaart in. Loek moest uit mijn hoofd. Anders gezegd, ik moest nadenken hoe ik hem uit mijn hoofd kon zetten. Goed, compromis: hij bleef speciaal, maar ik moest het uit mijn hoofd zetten om er nog iets mee te doen. Dat wilde ik hem eigenlijk ook gewoon zeggen. Zeggen dat ik zijn standpunt zou respecteren, dat ik er voor hem wilde zijn als het nodig was. Geen idee of hij dat zou aannemen. Ik dacht aan zijn korte “nee”, zijn blik op het station. Ik dacht ineens aan Emiel. Hij had me zien staan, had Loek zien zitten. En hij wist dus blijkbaar wat er geweest was tussen ons. Had hij me daarom meegenomen naar dat laatste bankje? Hij moet gezien hebben dat er wat aan de hand was op dat moment. De jongen bij het skateparkje keek weer, ik keek terug. Die moesten Emiel dus kennen, misschien wel allemaal. Raar. Toch eens aan Emiel vragen wie die jongen was.

Nee, dat moest ik niet doen. Emiel was zelf veel leuker. Emiel was mooi. Ik moest Loek gewoon uit mijn hoofd zetten en me focussen op Emiel. Was hij het wel? Dacht hij net zo over mij als ik over hem? Nou ja, hij wist het van mij en hij reageerde er goed op. Waar woonde hij eigenlijk? Raar, liep blijkbaar altijd door zijn straat maar ik had geen idee waar het was. Toch eens vragen. Emiel. Hij zat zomaar ineens naast me en ik was meteen geraakt. Hoe kwam dat? Was het om Loek te vergeten? Misschien, maar dat was het niet alleen. Zijn ogen, zijn lach… En ik kon goed met hem praten, daar was ik wel achter gekomen. Was ik verliefd? Geen idee. Was het dan alleen lust? Misschien, ik wist het niet. Als het alleen het laatste was dan moest ik er niet aan toegeven. Nou ja, ik moest maar zien. Eerst maar eens gewoon contact houden. Dat zou wel lukken, hij zocht mij ook op, op het station. Wat dat betreft ging het prima. Ik draaide de hoek om, liep lekker door. Ik dacht de hele tijd toch weer aan Loek, ik vroeg me af wat hij nu dacht, wat hij wilde. Nou ja, dat laatste was wel duidelijk, hij wilde volhouden, niet toegeven. Knap als hij dat kon volhouden. Ik was er zelf wel uit, mij ging dat niet lukken. Uitkijken, drukke straat. Ik keek naar links en rechts, er kwam niets aan dat me in de weg zou rijden, ik kon gewoon mijn eigen tempo doorlopen. Altijd lekker als dat lukte. Aan de overkant volgde ik een stukje het fietspad en sloeg toen een voetpad in, om door de woonwijk weer terug naar huis te lopen. Verderop op de hoek zag ik hem zitten. Op een hekje, skates aan zijn voeten. Emiel.

Ik grijnsde, toen ik vlak bij hem was en hij mijn gezicht kon zien. Ik was al wat langzamer gaan lopen, zette een voet tegen het hekje.
‘Is dit toeval?’ vroeg ik half lachend.
‘Nee. Ik wist dat je rond deze tijd langs zou komen.’
‘Waar woon je eigenlijk?’
‘Hier de hoek om. Als ik hier ging staan dan moest ik je zien aankomen.’
Ik knikte naar zijn skates. ‘En jij denkt nu een wedstrijdje te kunnen gaan houden?’
Emiel lachte. ‘Nee hoor. Hoewel…’
‘Eerste de beste zandpad en ik ben je kwijt,’ lachte ik schamper.
Emiel grijnsde. ‘Als jij belooft niet over zandpaden te gaan, dan beloof ik dat ik me aan jouw snelheid aan zal passen.’
Ik keek nog een keer naar de wieltjes. ‘Oké.’
‘Die kant op?’
Ik knikte en duwde met mijn voet tegen het hek.
‘Hier links,’ zei Emiel halverwege de straat.
Ik keek naar het huis, ongemerkt ook naar boven.
‘Dat half open rolgordijn is mijn kamer,’ zei hij.
Blijkbaar had hij gezien dat ik zocht. Ik glimlachte. Ik liep wat harder dan normaal, Emiel rolde op zijn gemak mee. Hij was handig met stoeprandjes. Op het geasfalteerde fietspad zoemden zijn wieltjes bijna. We praatten niet veel, dat lukte me ook niet altijd, zeker niet met dit tempo. We kwamen in de buurt van het skatepark.
‘Ga hier maar rechts,’ zei Emiel.
Hij reed iets voor me uit, draaide half schuin scherp door de bocht. Niet langs het skateparkje dus.
‘Gaaf bochtje dit,’ grijnsde hij toen ik weer naast hem liep.
Ik glimlachte, ging wat langzamer lopen.
‘Kun je het niet meer bijhouden?’
‘Jawel, maar ik ben bijna thuis, altijd langzaam uitlopen.’
Emiel keek me aan.
‘Ja, meteen ineens stoppen is niet goed,’ zei ik.
Emiel liet zich uitrollen, af en toe zette een voet zich af, om een beetje op gang te blijven. Ik keek weer naar zijn skates.
‘Uitproberen?’ vroeg hij ineens.
‘Wat?’
‘Skates. Welke maat heb je?’
‘Vijfenveertig.’
Hij remde. Ik stopte en keek om.
‘Uitproberen?’ vroeg hij nog een keer.
‘Wat? Nu?’
‘Waarom niet?’
Ik lachte.
‘Kom.’
Hij reed een stukje door, ging op de rand van een stoep zitten en trok zijn veters los. Ik bleef verbaasd staan.
‘Naast me zitten, schoenen uit, kom op.’
‘Maar…’
‘Doe eens gewoon gek. Kom op.’
Eén skate was al uit. Ik ging naast hem zitten, maakte mijn schoenen los. Hij zette de skate voor me neer en begon de andere uit te trekken. Ik trok hem aan, stugge hoge schoen.
‘Veters strak aantrekken, het is maat zesenveertig.’
Ik deed het, strikte. Daarna de andere.
‘Hier,’ zei hij terwijl hij ze losmaakte, ‘polsbeschermers. Misschien wel handig.’
Ik deed mijn handen erin. Warm, klammig nog zelfs. Van zijn handen.
‘En nu?’
‘Wat dacht je van opstaan?’
Voor ik omhoog kon komen stond hij voor me, pakte mijn handen en hielp me omhoog. Hij liep achteruit, op zijn sokken. Dit was echt de eerste keer dat ik op die dingen stond. Ik had vroeger wel eens op rolschaatsen gestaan, maar dat was te lang geleden om nog iets te hebben aan die ervaring. Ik hield me vast, maakte een slag. Het stomme gevoel achterover te vallen. Door mezelf voorover te houden liep ik juist de kans voorover te vallen. Na een paar slagen ging het al een stuk beter. Emiel liep nog steeds achteruit maar ik kneep minder in zijn handen waardoor hij me losliet. Ik reed door. Ging nog best lekker. Hm, ik had net zijn handen vastgehouden, maar er niet bewust bij nagedacht. Te druk met die wielen onder mijn voeten. Ik reed nog een stukje verder, draaide toen om. Ik zag Emiel lachen. Ik zette af en reed terug. Ik ging recht op hem af en liet me tegenhouden. Half opvangen zelfs.
‘Deed je goed, die draai.’
‘Meer geluk dan wijsheid.’
‘Ging toch goed? Ik heb er wel moeilijker zien doen op die dingen.’
Ik glimlachte, rolde naar de stoeprand waar mijn schoenen nog stonden. Ik ging zitten, viel nog bijna omdat een voet wegrolde. Emiel ging weer naast me zitten. Ik trok als eerste de beschermers van mijn handen en gaf ze terug. Daarna maakte ik de veters los. Emiel trok ze meteen weer aan, ik mijn schoenen.
‘Leuk,’ zei ik.
Hij duwde kort met zijn schouder. ‘Wist ik wel.’
Ik stond weer op, moest verder anders gingen ze zich afvragen waar ik bleef. Hij reed met me mee. Ik bleef een klein stukje van mijn huis stilstaan, buiten het zicht van mijn ouders, die zeker in de woonkamer zouden zitten.
‘Ik ga naar binnen,’ zei ik.
Hij keek even naar mijn huis.
‘Rechterraam,’ grinnikte ik.
Emiel glimlachte.
‘Was leuk, die skates.’
‘Samen eens een ritje maken?’
‘Ik heb geen skates.’
‘Geeft niet. Deze waren een maatje groter. Ik heb mijn oude van maat 45 nog wel ergens. Kun je wel lenen als je wil.’
‘Moeten we een keer doen.’
‘Afgesproken.’
Hij sloeg tegen mijn schouder, kneep even en reed toen weg. Ik keek hem na en liep toen naar mijn huis.

‘Zo, flink rondje,’ zei mijn vader met een schuine blik naar de klok.
Ik glimlachte. ‘Kwam nog iemand tegen.’
Zijn vragende blik zei genoeg. Hij wilde meer weten.
‘Jongen die wel eens in de trein zit.’
Nu zag ik ook Sarah geïnteresseerd kijken. Dat kon maar één iemand zijn.
‘Zit hij ook bij jullie op school?’
‘Nee, andere. Ik kom hem wel eens tegen op het station.’
Keek hij nou onderzoekend? Nadenkend misschien wel. Hij zei er verder niets van in ieder geval.
‘Loopt hij ook?’ vroeg mijn moeder.
‘Nee, hij skate.’
‘Gevaarlijke dingen,’ was meteen haar oordeel.
Mond houden dan maar verder.
‘Ik ga douchen.’
Ze glimlachten naar me. Ik deed de deur van de kamer dicht en ging de trap op. Op mijn kamer trok ik mijn trainingsbroek uit, gooide het hesje over de rugleuning van mijn stoel. Sokken volgden. Ik draaide in de badkamer de kraan open en trok mijn shirt en mijn boxer uit. Ik keek naar mijn handen, rook er aan. Ik voelde de warmte weer, het klamme gevoel van de polsbeschermers. Even nadenken nu. Ik liet het water over me heen stromen en dacht na wat er gebeurd was. Hij had me opgewacht. Stukje meegereden. Me uitgedaagd. Ik wist nu ook waar hij woonde. En hij wilde duidelijk ook weten waar ik woonde. Het leek allemaal op hoe ik informatie verzamelde bij Loek. En, toegegeven, ook bij hem. Ik keek naar beneden. Mijn voeten in zijn skates. Ik ging zeker binnenkort een keer een stukje rijden met hem. Levensgevaarlijk of niet. Mijn moeder kon er van vinden wat ze wilde. Zou Emiel nu ook douchen? Rolgordijn helemaal naar beneden omdat hij zich om ging kleden? Nu naakt onder de… Daar ging ik weer. Kon ik nu nergens anders aan denken? Nee. En dat interesseerde me even helemaal niets. Ik wreef mezelf hard, trok langzaam. Ogen dicht. Emiel voor me. Ik leende de situatie in de kleedkamer van school. Maar nu met Emiel. Ik gaf me helemaal over. Levensgevaarlijk of niet.

Ik baalde, hij was er niet de volgende ochtend. Toen ik ging zitten keek ik nog verwachtingsvol naar de fietsenstalling, maar hij kwam niet meer aanrennen. Toen de trein wegreed keek ik nog, maar ik zag hem ook niet aan komen rijden. Ik stopte de dopjes in mijn oren en sloot mijn ogen. Jammer. Eerste uur vrij waarschijnlijk. Halverwege bleef de trein langer bij een station staan dan normaal. Geen idee waarom. Door de muziek heen hoorde ik de speakers in de trein, maar ik kon het niet verstaan. Voordat ik er bij nadacht om te luisteren was het bericht al voorbij. Ik keek rond, geen paniek, iedereen bleef zitten. Zo erg was het dus niet waarschijnlijk. Een paar minuten later reden we weer. Langzamer dan normaal. Vlak voor het station kwamen er meer sporen bij en reden we een goederentrein voorbij. Dat was het dus. Ik keek op mijn horloge. Tien minuten later dan normaal. Dat betekende… Ik zag hem lopen in de gang onder de sporen door. Ik ging met de massa mee en kwam zo bijna naast hem uit. Loek keek, knikte een keer maar hij liep stoïcijns door. Hij hield wel heel erg strak vol. Even speelde ik met de gedachte om hem op zijn schouder te tikken, vragen of hij een lift wilde. Ik deed het niet. Ik kon wel raden dat hij dat niet wilde. Ik durfde ook niet. Bang voor weer een afwijzing.

Sarah was vrolijk, de hele dag zag ik. Ik sprak haar eigenlijk nooit op school, maar ik kon het wel zien. Ze reed een eindje voor me naar het station, met een paar vriendinnen. Die zag ik op het perron wel. Als Emiel er tenminste niet was. Ik hoopte er wel op. In de fietsenstalling zag ik zijn blauwe fiets niet staan. Ik tilde mijn fiets in het rek en liep naar het perron. Sarah zat er al.
‘Hoi,’ zei ik toen ik naast haar ging zitten.
‘Hoi.’
Ik hield de trap in de gaten, maar dat deed Sarah ook. Ik keek een keer om. Loek zat een eindje verderop. Hij keek niet. Onze trein kwam binnen. Met een beetje tegenzin stapte ik in, ik hoopte dat Emiel nog zou komen. Helaas. Toen de trein wegreed keken we nog even naar de trap, maar geen Emiel. Sarah keek me aan.
‘Hij heet Emiel,’ zei ze.
‘Huh?’
‘Emiel. Die heet Emiel.’
Ik lachte. ‘Echt?’
‘Ja, nou, die jongen, die ook vaak in de trein zit, die heet Emiel.’
‘Wist ik allang.’
‘O.’
‘Hoe weet jij dat ineens?’
‘Ik zat met hem in de trein vanmorgen.’
‘O.’
Meer zei ik niet. Ik was wel jaloers.
‘Hij vertelde dat je geskate hebt.’
‘Ja, klopt.’
‘Vindt mama nooit goed.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Het was leuk.’
We keken naar elkaar.
‘Je gaat haar dat toch niet vertellen hè?’
‘Nee.’
‘Mooi.’
‘Hij zei dat jullie een keer gaan rijden, dat je ze van hem leent.’
‘Ja, hebben we het over gehad.’
‘Mag ik een keer mee?’
‘Vindt mama nooit goed,’ kaatste ik terug.
Nu haalde zij haar schouders op.
‘En je hebt geen skates.’
‘Nou en? Dan fiets ik wel.’
Ik schudde lachend mijn hoofd. ‘Sinds wanneer wil jij leuke dingen gaan doen met mij?’
‘Gewoon…’
‘Vergeet het.’
Ze keek stuurs naar buiten. Dag, echt niet. Als ik ging rijden met Emiel wilde ik haar daar niet bij hebben. Ik had haar wel door. De manier waarop ze over Emiel praatte, het zei mij genoeg.
‘Blijf jij nou maar gewoon bij Jacco…’
Nu schoot er vuur uit haar ogen. Klem. Een tijdje geleden vond ze hem ineens wel heel erg leuk. Als hij bij ons thuis was, op school, op zondag in de kerk. Ze bleef altijd bij hem in de buurt. Jacco werd er gek van. Wist ook niet goed wat hij er mee moest. Lichte paniek. Zij was toen twaalf, dat scheelde drie jaar. Op deze leeftijd een heel groot verschil.
‘Emiel is even oud hoor,’ treiterde ik verder.
‘Niet. Hij is vijftien.’
Oké, dat wist ik dan ook weer. Jacco was inderdaad net zestien.
‘Dat scheelt dus niets,’ lachte ik schamper.
Ze had geen antwoorden meer, betrapt.

Moest ik me nou zorgen maken? Ja, dat moest ik. Goed, ik had het verder niet in de hand, maar ik moest er niet aan denken dat zij en Emiel… Ik zou jaloers zijn, dat wist ik wel zeker. Ik ging lopen en ik hoopte maar dat ik hem tegen zou komen. Enigszins nerveus maakte ik mijn rondje, keek al in de verte toen ik bij zijn straat in de buurt kwam. Geen Emiel te zien. Ik ging wel door de straat heen, liep wat langzamer, keek de woonkamer in. Ik zag Emiel, hij zwaaide en maakte een gebaar. Ik stopte. Niet veel later ging de deur open.
‘Hey.’
‘Hoi,’ zei ik terwijl ik over het tuinpaadje naar de deur liep.
‘Je ziet er dorstig uit.’
‘Gaat wel,’ zei ik nonchalant.
Emiel zette een stap achteruit, alsof hij me uitnodigde. ‘Het hoeft niet.’
Ik glimlachte. ‘Even dan.’
Hij keek tevreden, grijnsde. Ik volgde, de kamer in. Er was niemand thuis.
‘Cola?’
‘Gewoon water.’
Emiel draaide de kraan open en hield er een groot glas onder.
‘Hier.’
‘Dank je.’
Ik bleef staan, dronk een paar flinke slokken.
‘Je mag gaan zitten hoor.’
Ik glimlachte, voelde me onhandig. Glas op tafel, hoek van de bank. Emiel viel in een grote stoel, voeten tegen de rand van de tafel. Tenen in sokken, pluisjes aan de onderkant. Ze bewogen.
‘Mijn zusje nog tegengekomen vanmorgen hoorde ik?’
Emiel lachte. ‘Ja.’
Ik keek veelbetekenend.
‘Druk kind, praatte de hele tijd door.’
Ik grijnsde, schudde mijn hoofd. ‘Doet ze tegen mij nooit.’
‘Ik was er ook nog niet wakker genoeg voor. Jij was al naar school?’
Ik knikte.
‘En morgen?’
‘Half acht de trein.’
‘Mooi. Ik ook.’
‘Pas op, ze is er bij.’
Emiel lachte.
‘Zeg, ik moet weer verder, anders weten ze niet waar ik blijf.’
Hij keek een beetje teleurgesteld, maar stond op. ‘Snap ik.’
‘Bedankt,’ zei ik bij de deur.
‘Water is gratis hier.’
Ik lachte en keek in zijn glimlachende ogen.
‘Zie je morgen.’
‘Is goed,’ antwoordde hij vrolijk. ‘Zie je morgen.’

Ziggy trok me na het weekend in de pauze de lege gang met kluisjes in.
‘Dit geloof je nooit.’
‘Wat?’
‘Loek.’
‘Wat is er met Loek?’
Er vlogen meteen allerlei dingen door mijn hoofd. De eerste: was hij uit de kast gekomen? Waar haalde hij dat lef vandaan? De tweede, nog erger: hij had een nieuwe vriend?
‘Niet gaan lachen.’
‘Dat ligt er aan.’
‘Hij heeft een vriendin.’
‘Wat?!’
Ziggy knikte.
‘Doe normaal, dat kan niet.’
‘Ga kijken. Ze zitten bij elkaar, af en toe handje vasthouden…’
Mijn mond viel open, ik duwde Ziggy half aan de kant en beende naar de kantine. Dit kon niet waar zijn.

Het was waar. Achterin, aan een tafel, vrienden er bij. Ze zaten naast elkaar, redelijk dicht ook. Toen ik binnenkwam speelden hun vingers even met elkaar, blije glimlach op hun gezichten.
‘Zei het je…’
Ziggy stond vlak achter me, zijn kin bijna op mijn schouder.
‘Wat de…’
‘Hel? Fuck?’
Ik porde naar achteren met een elleboog. ‘Lach niet.’
Loek zag me staan, onze blikken kruisten elkaar en bleven even hangen. Trok hij nou een verontschuldigende blik? Heel even maar, daarna keek hij weer naar de rest aan zijn tafel, met af en toe een schuine blik naar mij. Lang kon dat sowieso niet duren, ik draaide me om en liep de gang weer in. Ziggy bleef staan, keek me na. Ik vluchtte de toiletten in, sloot mezelf op. Met mijn rug tegen de toiletdeur keek ik naar het plafond. Dit deed zeerder dan ik dacht.

Ik wilde een verklaring. Dit moest hij me uitleggen. Ik zorgde er wel voor dat ik hem op het station tegen kwam. Als hij me niet meer wilde spreken om niet in de verleiding te komen prima, maar nu hij een vriendin had was dat gevaar geweken toch? Ik reed naar het station en ging direct naar zijn perron. Hebben, klemzetten. Naast gaan zitten en vragen wat dit nou allemaal was. Simpel. Ik had alleen met één ding geen rekening gehouden: ze zat naast hem op het bankje. Ik draaide meteen weer om, ik was nog niet eens op de bovenste trede. Terug naar mijn eigen perron dan maar. Hij keek schuldig naar me. Ongemakkelijk. Mooi zo.

Ik hoefde geen moeite te doen verder. Hij kwam zelf. De dag erna. In de pauze, bij mijn kluisje.
‘Stan…’
We wisten allebei waarom hij naar me toe kwam, geen nut om er omheen te draaien.
‘Vertel op,’ zei ik.
‘Ze had al een tijdje een oogje op me.’
‘Ja? En?’
‘Nou ja, ik zie haar hier, zondag in de kerk…’
‘En dus zet je alles opzij, alles wat je bent en begint er gewoon wat mee?’
Ik ging in de aanval, de jaloerse ex. Zuiver, voor de volle honderd procent. Ik gaf geen centimeter toe.
‘Ze is ook gewoon leuk, Stan.’
‘Je bent homo. Hoe kan dit?’
‘Nou…’
‘Weet ze dat?’ ging ik meteen verder.
‘Nee.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Je bent gek.’
Dat werd hem teveel. ‘Stan, luister. Wat wij hadden kan niet.’
‘Wel.’
‘Ik vind het jammer dat je dat vindt, Stan. Je weet waarom het niet kan.’
‘Jij…’
Nu onderbrak hij mij. ‘Ik weet dat het niet kan, en ik wil het zelf ook niet. Dat kun jij ook Stan. Sterk zijn.’
‘En dan maar een meisje?’
‘Het andere kan niet.’
‘Dus zij is een soort tweede keus?’
‘Liefde tussen twee mensen, dat maakt niet uit Stan. Geloof me. Het zou voor jou ook de oplossing zijn.’
Ik dacht na.
‘Inderdaad, dat maakt niet uit. Wat voor mensen het ook zijn.’
‘Je weet best wat ik bedoel. Het staat glashard in de Bijbel, dat weet jij ook. Een man met een vrouw, zo heeft de Heer het voor ogen.’
‘Dus wat wij hadden vind jij fout?’
‘Het is zondig, Stan.’
‘Dus dat betekende helemaal niets voor jou? Nee, bedankt Loek.’
‘Stan… Dat is niet eerlijk, wat je nu zegt.’
‘Niet?’
‘Nee.’
‘Zeg het dan.’
‘Wat?’
‘Wat heeft het allemaal betekend? Wie ben ik voor jou?’
‘Je bent speciaal Stan. Jij bent zoals ik. Jij snapt mijn opgave.’
‘Ik snap jouw gevoel. Niet jouw opgave.’
Loek schudde zijn hoofd. Hij draaide om, om weg te lopen.
‘Wanneer ga je het haar vertellen?’
Loek draaide zich met een ruk terug. Goed, ik zei het ook vinnig, uitdagend, spottend zelfs.
‘Ik heb die fase achter me gelaten, Stan.’
Dat klonk definitief. Hij draaide weer om en liep weg.

‘Sarah er niet bij?’ vroeg Emiel op het perron.
‘Die mag nog een uur.’
Hij glimlachte.
‘Lekker rustig.’
Nu lachte hij helemaal. ‘Zeker. Typisch meisje van dertien, druk, aandacht vragen…’
‘Heb je het ook door?’
Hij keek veelbetekenend. ‘Ja, dat had ik meteen door.’
‘Ze vindt je helemaal geweldig.’
‘Uhu.’ Hij dacht even na. ‘Ik wist niet of jij het doorhad, ben er maar niet met je over begonnen. Maar wat moet ik daar nu mee?’
‘Weet ik veel.’
‘Ze is aan het opbouwen, durft het me nog niet te zeggen. Maar dat moment komt wel binnenkort vrees ik.’
‘Ja, dat kan best. Alhoewel… Meisjes horen het niet te vragen hè? Dat moet de jongen doen.’
‘Hoe ouderwets ben jij eigenlijk?’
Ik lachte. ‘Ik niet, maar sommigen denken nog zo.’
‘Kan ze lang wachten.’
Dat luchtte toch op, om dat te horen.
‘Zeg, die jongen van jouw school…?’
‘Ja?’
‘Is dat meisje naast hem zijn vriendin?’
Ik keek om, zag ze zitten, vlak naast elkaar.
‘Ja,’ zei ik stuurs.
‘Au?’
‘Een beetje.’
‘Is dit een geval van “net doen alsof ik geen homo ben”?’
‘Daar lijkt het wel op. Zij weet ook van niets. Maar hij gaat er echt voor volgens mij.’
‘Volgens jou?’
‘Ik heb met hem gepraat vanmiddag. Wilde uitleg hebben, maar hij kwam gelukkig zelf. Twee mannen kan niet, mag niet, liefde tussen twee mensen is, weet ik veel, universeel? Hij vindt haar echt leuk. Dus als een jongen niet kan, dan maar een meisje. En hij houdt van haar blijkbaar.’
‘Je vertelt het leuk.’
‘Leuk?’
‘Spottend, zodat het leuk overkomt. Maar volgens mij ben je strontjaloers.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Dit moet wat met je doen.’
‘Jawel. Ik heb hem ook gevraagd of dat met mij dan helemaal niets voorstelde voor hem. Maar hij vindt me speciaal, omdat we samen hetzelfde voelen, ik snap zijn “opgave”.’
Emiel grinnikte. ‘Wat een gelul.’
‘Hij probeerde me over te halen, hetzelfde te doen. Bracht hij ook nog als waardevolle tip, als de oplossing.’
‘Dat ga je toch niet doen?’ Hij vroeg het verschrikt.
Ik keek hem aan en lachte. ‘Nee. Dacht je dat?’
‘Nou ja, in jouw situatie, het zou kunnen misschien.’
‘Nee, vergeet dat maar. Ik weet wat ik voel. Dat doe ik niet voor niets. Als de Heer het zo niet bedoeld had, dan had hij me zo niet gemaakt.’
‘Knap.’
‘Och.’
‘En nu? Even door de pijngrens heen?’
‘Ben ik al. Ik had me er al bij neergelegd dat het met hem niets meer zou worden. Dit was wel het laatste definitieve zetje dat ik nodig had.’
‘Wederom knap. En nu op jacht naar een nieuwe?’
Ik lachte. ‘Je laat het klinken alsof het een koemarkt is, of een tweedehandsauto.’
‘Je snapt wat ik bedoel.’
‘Ik sta open voor nieuwe dingen.’
‘Da’s mooi.’ Emiel stond op. ‘Daar is ie.’
‘Naar huis.’
Hij sloeg even een arm om mijn schouder. Ik keek verbaasd opzij.
‘Even laten zien en voelen wat ie mist, wat ie laat schieten.’
Ik lachte en sloeg mijn arm om hem heen. Het voelde nog goed ook.
© 2013 Oliver Kjelsson