Trouw (deel 10)

Daar gingen we weer. Nette kleren aan, in de auto naar de kerk. Ik had wel vaker weinig zin, maar nu had ik er helemaal geen zin in. Het was de dag na het skaten met Emiel en daar zat ik nog helemaal vol van. Ik had nog steeds het gevoel om te moeten schakelen. We waren vroeg, we stonden nog buiten, mijn ouders praatten met anderen, toen Jacco aan kwam lopen. Braaf, viel me ineens op. Ouders naast elkaar voorop, hij met zijn zusje en broer erachter, naast elkaar ook. Hij kwam bij me staan.
‘Hoi.’
‘Goedemorgen,’ zei hij vrolijk.
‘Al wakker?’
‘Natuurlijk.’
Ik lachte. Zijn ouders wenkten, hij moest mee naar binnen. Ik ging iets later, met Sarah en mijn ouders. Netjes naast elkaar in de bank.

Ik bekeek het allemaal anders dan anders. Toen ik Jacco zag lopen met zijn familie verbaasde me dat een beetje. Het was me nooit zo opgevallen. Ik zag het de familie van Emiel nog niet doen. Waren wij ook zo? Ja, dat ging automatisch. De dienst zat er al op, we aten een broodje. Er waren al mensen weg, maar de meesten bleven. Jacco zat naast me, de middag zou zo beginnen. Hoe langer het duurde, hoe vrolijker ik werd. Ik voelde me sterk. Dat overviel me, maar ik liet het gebeuren. Waar lag dat aan? Als ik aan Loek dacht werd ik daar nerveus van, maar nu met Emiel? Geen sombere gedachten, ik had het gevoel het allemaal zelf in de hand te hebben. Geen twijfel, zoals bij Loek. Niet het gevoel dat het allemaal heel fout was wat we deden. Wat ze er hier ook van gingen zeggen. Ik was bijna trots. Jacco merkte het aan me. Ik deed mee met de gesprekken, zong mee als iedereen dat deed. Hij bekeek het glimlachend. Hij hoefde het niet te weten, maar het ging goed en dat was voldoende. De voorganger kwam daarna zelfs naar me toe.
‘Hoi Stan,’ zei hij toen we even alleen stonden, ‘hoe gaat het?’
‘Goed.’
Hij glimlachte. ‘Dat is fijn om te horen. En om te zien.’
Ik knikte maar.
‘Je was zo stil de laatste tijd, alsof je ergens mee worstelde.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Maar je bent er weer. Antwoorden gevonden die je zocht?’
Hij had me dus duidelijk zitten analyseren. Het zou me niets verbazen als hij zelfs vragen had gesteld aan mijn ouders of Jacco.
‘Ja,’ zei ik opgewekt, ‘helemaal.’

Met een hand op mijn schouder, overdreven glimlach en een “Dat is mooi, jongen” was hij weer doorgelopen. Ik was allang blij dat ik van hem af was. Dat controlerende, ik voelde me er toch niet gemakkelijk bij. Ik zag Jacco zitten met een paar jongens en sleepte een stoel met me mee.
‘Wat vroeg hij?’ was het eerste dat Jacco zei.
‘Hoe het met me ging.’
‘En?’
‘Nou, het gaat goed,’ grijnsde ik.
Jacco keek me aan. ‘Beter dan eerst?’
Ik deed onverschillig. ‘Gewoon.’
Onzin, en dat zag hij ook wel. Het ging goed. Ik keek eens rond. Super zelfs. Het liefst had ik hem over Emiel verteld, maar dat kon ik beter even laten. Op school maar weer, met Ziggy kon ik dan wel doen.

Sarah kon nog een uurtje uitslapen en dat vond ik helemaal niet erg. Ik was wat vroeger dan anders, gewoon omdat ik wist dat ik Emiel weer zou zien. Beetje nerveus was ik wel. Geen idee waarom, gewoon spanning om hem weer te zien. De trein zou binnen een paar minuten komen toen hij de hoek om kwam lopen. Hij glimlachte, liep in een rechte lijn op me af. Hij kwam dicht bij me staan, raakte me even aan.
‘Hey.’
‘Hey.’
‘Sta je hier al lang?’
Ik schokte met mijn schouders. ‘Nee, paar minuten.’
Hij gaapte. ‘Ik ben nog niet wakker hoor.’
Zijn mond stond wagenwijd open, hij bukte een beetje. Met zijn hoofd stootte hij tegen mijn arm en hield hem er tegen aan. Ik lachte en wreef over zijn rug. Dat zorgde er voor dat hij nog even zo bleef staan. Hij tilde zijn hoofd op met gesloten ogen, waarna ze langzaam een stukje open gingen, wenkbrauwen omhoog. Hij staarde slaperig naar me. Met een glimlach. De trein kwam binnen, we stapten in en zochten twee lege plaatsen naast elkaar. Dat lukte. Hij hing weer een beetje tegen me aan.
‘Hoe was het gisteren?’ vroeg hij.
‘Goed. Ik bekeek het allemaal ineens anders leek het wel.’
‘Anders?’
‘Ja, weet ik veel. Anders. Eerst was ik altijd bang voor hun mening, maar ik voelde me sterk op een of andere manier.’
Emiel glimlachte. Zijn schouder duwde.
‘En wat heb jij gisteren gedaan?’ vroeg ik.
‘Niet veel.’
Ik lachte. ‘Niet veel?’
‘Nee. Uitgeslapen, stukje rondgereden, tv gekeken.’
‘Rondgereden?’
‘Ja, volgende keer heb ik een hele leuke route voor je.’
Er zaten veel mensen in de trein. Dat was iedere ochtend zo, maar nu viel het meer op. Ik wilde eigenlijk gewoon tegen Emiel aan hangen, arm om me heen. Dat deden we niet, af en toe speelden zijn vingers met mijn hand tussen ons in. We liepen even later naast elkaar de trap af.
‘Hoe laat heb jij de trein vanmiddag?’ vroeg hij.
‘Half vier denk ik.’
‘Mooi.’
Ik liep achter hem aan door het gangpad. Mijn fiets stond vlak bij die van hem. Emiel keek nog even om naar me en grijnsde. Twee stappen, een kus. We zoenden kort.
‘Dan zie ik je vanmiddag nog,’ zei hij vrolijk.

‘Zo, vrolijk?’
Ik lachte en maakte mijn kluisje open. Ziggy leunde met zijn schouder tegen de wand met deurtjes.
‘Hoe komt het?’
‘Ik ben gewoon vrolijk,’ lachte ik.
‘Vertel op. Er is iets.’
Ik haalde mijn schouders op. Het voelde toch raar om te vertellen.
‘Ik ben zaterdag gaan skaten.’
Ziggy lachte. ‘Gaan skaten? Met wie?’
‘Jongen uit mijn dorp. Zit vaak bij mij in de trein.’
Nu werden zijn ogen groter. Ik grijnsde.
‘Jouw gezicht zegt me genoeg,’ constateerde hij.
‘Hij is leuk.’
‘Stan, relax. Niet iedereen is homo. Probeer er eerst maar eens achter te komen of hij jou ook op die manier leuk vindt.’
‘Maak je daar maar geen zorgen over.’
‘Wat? Je bedoelt…?’
Ik klapte het deurtje dicht en knikte.
‘Vertel op. Lachen dit.’
‘Ik ken hem al een tijdje. Van gezicht al veel langer. Hij zit altijd in dezelfde trein.’
‘Naam, Stan.’
‘Emiel. Zit op de Vrije School hier.’
Hij keek toch even verbaasd. ‘Ook niet iemand van dezelfde kerk?’
‘Nee.’
‘Dat weet hij toch wel?’
‘Ja, dat weet hij. Vind hij prima.’
Ziggy schudde zijn hoofd, lachte. ‘Hij is dus totaal anders dan jij?’
‘Als je er over nadenkt wel ja. Op één ding na dan.’

‘Hoe gaat het met jou eigenlijk?’ vroeg ik toen we door de gang liepen. ‘Je maakte laatst zo’n opmerking… Jij nog iets op het oog?’
‘Hm, niet meer.’
‘O?’
Hij stak zijn hand op. ‘Hou er maar over op.’
Nu keek ik echt verbaasd. En nieuwsgierig.
‘Ik zie haar bijna iedere zondag. Ze is leuk, echt. Haar ouders vinden mij minder. We zaten nogal eens bij elkaar na de dienst en dat ging ze opvallen. Geen omgang meer.’
Ik siste tussen mijn tanden.
‘Zo gaan die dingen, Stan. Alles wat maar een beetje anders is…’
‘Maar dat kan toch niet?’
‘O jawel, dat kan heel goed. Zeg niet dat je het niet herkend. Ik zeg je eerlijk, ik dacht net echt: “iemand van buiten de kerk, wat haalt hij zich op de hals”. Als het dan toch een keer uitkomt dat je een vriend hebt, dan maar beter eentje met hetzelfde geloof. Maar kijk naar Loek, misschien heb je het juist wel prima voor elkaar zo. Geen gedoe, je kunt je eigen weg gaan, aan die Emiel zal het niet liggen.’
Ik was stil, dacht na. Ziggy knipoogde.

Hij stond in de hal, bij de trap naar de fietsenstalling, op me te wachten. Hij glimlachte toen hij me naar boven zag komen. Ik had zijn fiets al zien staan. Ik werd er blij van. We raakten elkaar even aan, zoenen in een stationshal durfde ik niet. Hij dacht er blijkbaar hetzelfde over, want hij maakte ook geen aanstalten. Op de roltrap ging hij achterstevoren staan en pakte mijn hand. Eigenlijk wilde ik hem vasthouden, helemaal. Ik stond een tree lager, bijna boven kwamen we weer op dezelfde hoogte. Hij kuste me snel. We liepen het perron op. Loek had blijkbaar zijn bus nog gehaald, want hij zat er al. Hij was alleen. Emiel zag hem ook zitten, ik zag hem kijken. Loek had ons ook gezien, dat was duidelijk te merken. Emiel liep naast me en begon me te treiteren. Prik in mijn zij. Nog een. Ik lachte, probeerde terug te prikken. We stoeiden wat. Ineens had hij mijn hand vast en trok me bijna omver. Hij lachte. Ondertussen liepen we gewoon door. Hij wilde naar waar ik heen wilde. Achteraan op het perron. Het stoeien hield op, hij liep weer naast me en hield even mijn hand vast. En nog een snelle kus op mijn wang. Ik zag Loek kijken. Toen we hem voorbij waren werd Emiel weer rustig. Aan de ene kant vond ik het raar van hem, het leek wel een soort territoriumdrift, maar dat vond ik ook wel weer wat hebben. Hij liep naast me naar het bankje. Ik liet mijn tas op de grond vallen en ging naast hem zitten. Op de rugleuning stond een reclamebord, Loek kon ons niet zien. Emiel keek me aan, ik trok hem naar me toe. We zoenden, niet veel later lag zijn hand tegen mijn achterhoofd, ik kneep en trok aan zijn mouw. Ik hing mijn been over die van hem heen. Ik wilde hem dicht tegen me aan hebben. Mijn telefoon piepte dat ik een berichtje had. We grinnikten erom, lieten elkaar niet los. Dat kon later ook wel, nu wilde ik Emiel hebben. Ik had mijn ogen dicht, voelde alleen nog maar Emiel. Zijn been onder die van mij, zijn lichaam voor een deel tegen me aan, zijn arm, zijn hand, zijn lippen. Zijn tong die me wild zoende. Ik kreunde.
‘Emiel, rustig…’
‘Sorry.’
‘Als we zo doorgaan dan kleed ik je uit.’
Hij keek me verbaasd aan.
‘Wat?’
‘Daar meen jij helemaal niets van,’ grijnsde hij.
‘Nou…’
Hij lachte. ‘En ik me maar inhouden…’
‘Waarom zou je?’
‘Oké, we hebben wat grappen zitten maken thuis. Mijn broer waarschuwde me dat gelovige mensen geen seks hebben voor het huwelijk.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Sorry.’
Ik lachte om zijn gezicht. ‘Denk je nou werkelijk dat ik me daar aan ga houden, als ik een nog grotere zonde bega?’
‘Nou ja, ik dacht dat je er wel een bepaalde grens in zou hebben of zo. Het niet zo snel…’
Ik kuste hem. ‘Klopt. Ik zou het zeker niet zomaar met iemand doen. Ook niet dit zelfs. Maar als het goed voelt…’
Hij glimlachte, ik knipoogde terug. We zoenden weer, iets rustiger, maar nog steeds dicht tegen elkaar aan. Ik hoorde de trein al binnenkomen.

Hij stond al stil toen we opstonden en er naar toe liepen. Achterste deur meteen naar binnen, daar zaten altijd weinig mensen. Emiel pakte de eerste stoelen die we tegen kwamen. Ik ging naast hem zitten en hing meteen tegen hem aan. Hij grinnikte in mijn oor. Rustig nu. We zwegen, keken naar buiten. Ik dacht na over zijn opmerking en zijn vragen. Hij nu waarschijnlijk ook. Ik hing met mijn rug een stukje tegen zijn zij aan, zijn arm lag om me heen. Zijn hand streelde mijn arm. Ik had mijn hand op zijn been liggen, mijn duim ging langzaam heen en weer. Hij pakte me wat steviger vast, kuste mijn wang. We zaten onderuit, we kwamen niet boven de rugleuning uit.
‘Ik zou zo nog uren kunnen blijven zitten,’ zuchtte ik.
Emiel lachte. ‘Ik ook wel.’
‘Zaterdag weer skaten.’
‘Zeker.’
Ik draaide me half en kuste hem. Ik kon niet van hem afblijven. Niet te stoppen. Toen ik met mijn hand in zijn kruis probeerde te kneden hield hij me tegen. Hij was hard.
‘Ey, rustig, rustig,’ hijgde hij half.
Ik grinnikte.
‘Stoppen nu, anders gaan we te ver.’
‘Wie is hier de principiële refo, jij of ik?’
‘Jij, maar ik heb geen zin in een boete voor seks in het openbaar. Daar heb je de conducteur.’
Ik ging rechter zitten, wachtte tot hij bij ons was. We gaven onze kaartjes. Lachte hij nou?

Emiel stond bij de deur dicht tegen me aan, we wachtten tot de trein het langs het perron stond. Ik pakte mijn telefoon, keek van wie het berichtje was dat binnenkwam toen we nog op het bankje zaten. Het was van Loek, zag ik. Nieuwsgierig opende ik het.
“Kijk uit, jouw zusje komt er aan.”
Ik schrok.
‘Wat?’ vroeg Emiel.
‘Berichtje van Loek. Hij waarschuwde me dat Sarah er aan kwam, net op het station.’
De trein stond stil, de deuren gingen open en we stapten uit.
‘Kut,’ siste ik.
‘Die heeft waarschijnlijk niets gezien, die gaat altijd vooraan zitten.’
‘Ik hoop het.’
Sarah liep op het perron, ze zag ons en kwam naar ons toe.
‘Hé,’ zei Emiel zo onschuldig als het maar zijn kon, ‘zat jij ook in de trein?’
‘Ja.’
Zonder nog iets te zeggen liepen we naar de stalling. We pakten onze fietsen.
‘Tot morgen,’ zei Emiel vrolijk, meer tegen Sarah dan tegen mij.
‘Dag,’ zei ze terug.
Emiel keek me aan en knipoogde snel. Daarna was hij weg.

Ze reed zwijgend naast me naar huis. Ik probeerde het in te schatten, maar volgens mij had ze ons niet gezien. Thuis ging ze naar haar kamer, ik naar de mijne. Ik ging op mijn bed zitten, daarna liet ik me omvallen. Nee, ze had niets gezien, anders had ze me wel wat laten merken. Ik dacht aan Loek. Die had dus wel door wat er speelde tussen Emiel en mij. Wat zou hij nou denken? Zou hij jaloers zijn? Een hekel aan mij hebben? Hij stuurde wel mooi die waarschuwing. Netjes van hem, ik kon niet anders zeggen. Ik zuchtte. Het voelde allemaal niet lekker. Goed, feitelijk was er niets aan de hand. Maar het zette me allemaal wel aan het denken. Wat zou er gebeuren als ze er thuis achter kwamen? Ik had werkelijk geen idee. Ik dacht aan Ziggy. Als het een jongen van de kerk zou zijn, dan reageerden ze misschien net even anders. Ze kenden Emiel niet. En als ze hoorden dat ik iets met een jongen had die duidelijk veel vrijer was dan wij, dan werd de weerstand alleen maar groter. Ze gingen hem misschien wel de schuld geven dat ik homo was. Ik moest er eens flink over nadenken. Vroeg of laat moest er toch iets gebeuren. Ik werd onrustig van dit allemaal. Ik deed iets stiekem, en dat voelde niet goed. Ik wilde eerlijk zijn, niet liegen, dat voelde fout. De hele tijd dat gevoel ontdekt te kunnen worden. Ik kende mezelf, daar kon ik niet tegen. En het was vandaag bijna nog gebeurd ook. Dat wilde ik voor blijven. Maar om het dan maar even te gaan vertellen, daar kreeg ik helemaal buikpijn van.

Ik was nog steeds aan het malen in mijn hoofd toen ik ging lopen. Er hing een rare sfeer aan tafel. Dat was helemaal mijn beleving, ik zat toch de hele tijd Sarah in de gaten te houden of ze iets vermoedde, maar ze deed heel normaal. Geen paniek dus. Ik dacht nog na over de opmerkingen van Ziggy. Als ze het te weten zouden komen dan had ik een groot probleem. Dat moest ik voorblijven. Ik liep langs het skateparkje, de jongen keek weer en ik keek terug. Toen ik voorbij was grijnsde ik. Hij deed zijn best maar, kon kijken wat hij wilde. Zou Emiel weer buiten staan wachten? Ik hoopte het, wilde hem nog wel even zien.

Hij was er, serieuze blik.
‘Hey,’ zei hij toen ik bij hem stopte.
Er was verder niemand, ik gaf hem een kus.
‘Heeft ze nog iets gezegd?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Volgens mij heeft ze niets gezien.’
‘Gelukkig.’
‘Zeker wel. Ik had er niet aan moeten denken.’
‘Dat deed ik dus de hele tijd wel.’
Ik glimlachte. Lief van hem. Ik wreef over zijn rug.
‘Je bent klam.’
‘Ik heb ook een flink stuk gereden net.’
‘Hoe ver?’
‘Geen idee.’ Hij grijnsde. ‘Het ging hard in ieder geval.’
‘Gek.’
‘Ik wilde op tijd hier zijn. Ga je mee wat drinken? Ik verrek van de dorst.’
‘Is goed, even dan, niet te lang.’

Zijn ouders waren thuis en begroetten me hartelijk. Emiel pakte twee glazen, vulde er eentje met water en klokte die in één keer naar binnen.
‘Zo. Wat wil je?’
‘Mayonaise.’
Hij zuchtte en sloeg zijn lachende ogen naar boven.
‘Hetzelfde als de vorige keer.’
Hij glimlachte en schonk de glazen vol. Hij maakte een knik met zijn hoofd naar de eettafel, twee glazen in zijn handen. Hij ging tegenover mij zitten, veegde met de achterkant van zijn hand langs zijn voorhoofd. Hij plukte aan het shirt op zijn borst. Hing ging achterover zitten, leunend met een arm op de rugleuning van de stoel naast hem. Hij strekte zijn benen, tussen die van mij in. Ik schoof ze bij elkaar. Hij glimlachte, zijn sok raakte de achterkant van mijn kuit. Ik dronk snel, hield de klok in de gaten. Emiel zag het en glimlachte. Hij begreep het wel.

Nee, natuurlijk was ik niet weggegaan zonder nog even in de hal te blijven staan met hem. Zijn shirt was redelijk opgedroogd, zijn huid eronder ook.
‘Ik moet zo echt gaan,’ fluisterde ik tussen twee kussen door.
‘Hm-m.’
Hij streek over mijn buik naar boven, mijn shirt ging mee. Ik grinnikte, kneep in zijn bil. Hij duwde zich tegen me aan, ik kneep nog harder.
‘Ga,’ zei hij terwijl hij me los liet. ‘Anders ben je echt te laat.’
Ik knikte, gaf hem nog een kus en liep naar de deur.
‘Zie je morgen.’
‘Sarah is er bij.’
‘Maakt niet uit. Ik zal me gedragen.’
We lachten. Daarna was ik weg. Lopend naar huis, langzamer dan normaal. Uitlopen. Ik wist het, dat gingen we zo vaker doen. Ik lopen, hij skaten, samen nog wat drinken bij hem thuis. Misschien was dat het wel. Misschien moest ik dat thuis maar zo vertellen ook. Zonder er bij te vertellen wat er nog meer aan de hand was. Ik moest ze langzaam aan het idee “Emiel” laten wennen. Als het dan een keer uit zou komen, dan was de klap wat minder hard, dan wisten ze in ieder geval om wie het ging.

Ik zag mijn vader weer op de klok kijken.
‘Ja, ik kwam die jongen weer tegen,’ zei ik.
‘Die uit de trein?’
Ik knikte, ging zitten en maakte mijn schoenen los. Ik zag ze vragend kijken.
‘We hebben even staan praten,’ zei ik. Ik dacht na. ‘En ik heb even wat gedronken bij hem thuis.’
‘Wat is dat dan voor jongen?’ vroeg mijn moeder meteen.
‘Gewoon, hij zit vaak bij me in de trein, gewone gast, aardig, gezellig. Weet ik veel.’
‘Misschien moet je hem dan ook maar eens hier uitnodigen,’ antwoordde ze.
‘Kan,’ zei ik half ontwijkend. ‘Ik ga douchen.’
Ze glimlachte.

Mooi, nog beter, als ze er zelf al om gingen vragen om hem uit te nodigen thuis… Ik ging vrolijk de douche in. Dit kon best eens goed uitpakken. Ik wist ook wel dat ze het deden om hem te zien, te keuren. Maar als dat een beetje lukte dan waren ze ook gastvrij genoeg. Zo erg waren ze nou ook weer niet. Ik moest het via mijn moeder spelen, dat wist ik wel. Maar dat was niet zo moeilijk. Ik stond met mijn hoofd achterover, liet het water over me heen stromen. Ja, gewoon een keer uitnodigen. Misschien ook wel net zoals deze keer, gaan lopen, met Emiel even een glas drinken bij mij thuis en weer weg. Kort maar krachtig. Ik zuchtte, waste mijn haar en dacht aan hem terug. Bij hem thuis, zijn bezweette kop. Het bankje op het perron, ik tegen hem aan achter in de trein. Hij was hard geweest en dat voelde goed. Ik schatte mijn tijd in en trok mezelf. Licht gehaast. Kort maar krachtig.

‘Goedemorgen allemaal.’
‘Hoi,’ zei ik lachend.
Sarah draaide zich half om. ‘Hoi Emiel.’
Ze klonk gereserveerd. Goed, die was gewoon nog niet wakker. Ze ging ook niet bij ons zitten. Nog beter. Ze zat een klein eindje verderop, maar ze kon ons wel zien. Voorzichtig dus. Emiel dook voorover, trok een boek uit zijn tas. Knie tegen me aan.
‘Gaat goed?’ vroeg hij ondertussen. ‘Ze keek me raar aan.’
‘Die is nog niet wakker.’
Hij grijnsde. ‘Mooi. Ik moet dit even doorkijken,’ zei hij er verontschuldigend achteraan.
‘Doe je best.’
Ik was zelf ook nog niet helemaal wakker. Ik had nog lang wakker gelegen, lang liggen denken. Ik was niet meer op andere gedachten gekomen. Ik moest er voor zorgen dat Emiel bekend werd bij mij ouders. Gewoon als een jongen die bij me in de trein zat, die ik tijdens het lopen tegen kwam. Het was toch niet raar dat ik ook vrienden maakte waar ik woonde. Het zou onderhand eens tijd worden zelfs. Waar ik eerst woonde had ik ook vrienden uit de straat, daar zaten genoeg jongens tussen die verder ook nooit in de kerk kwamen. Geen een zelfs. Nee, dat ging wel goedkomen. Naast me sloeg Emiel zijn boek dicht.
‘Zo.’
Hij keek voor zich uit, schoof het weer terug zijn tas in en liet zich weer tegen de rugleuning vallen.
‘Zie ik je vanavond?’ vroeg ik.
Hij glimlachte. ‘Kan geregeld worden.’
‘Zorg dat je je skates aan hebt.’
‘Tuurlijk. Waarom?’
Ik glimlachte. ‘We gaan bij mij thuis wat drinken.’

Emiel had half verschrikt, half verbaasd gekeken. Ik had het hem verder uitgelegd toen we vanuit zijn straat richting mijn huis gingen. Goed, ik stelde het allemaal ook wel heel makkelijk. Nam niet weg dat ik zelf ook flink nerveus was. Ik moest relativeren, ik ging gewoon een jongen uit het dorp voorstellen, meer niet. Ze wisten toch niet wat er verder aan de hand was. Spannend was het wel. Ze wisten dat we konden komen. Mijn moeder had weer vragen gesteld, zeker nadat ik had gezegd dat ik hem wel weer tegen zou komen. Open deur, ze zei zelfs dat ik hem eens voor moest komen stellen. Kon het mooier? Ik had het nog een beetje vaag gelaten, slag om de arm.

Maar daar waren we dan. Emiel zat op de drempel van de keukendeur om zijn skates uit te doen. Hij keek serieus. Hij liet ze buiten naast de deur liggen, ging op zijn sokken naar binnen. Mijn moeder was hartelijk, mijn vader keurend. En Emiel? Emiel was voorbeeldig. Modeljongen, de ideale schoonzoon, als kon ik dat voorbeeld maar beter even niet hardop noemen. Beleefd, rustig, op zijn woorden lettend. Vrolijk ook, zeker toen Sarah de trap af kwam.
‘Hé, Sarah,’ zei hij opgewekt.
‘Hoi,’ zei ze vrolijk terug.
Ik haalde wat te drinken, terwijl mijn moeder naar zijn sokken had gekeken en vragen had gesteld over die skates, “want dat was toch wel gevaarlijk”. Emiel gaf gewoon antwoord, vertelde over polsbeschermers en dat soort dingen. Al met al was het een gezellig kwartier. Daarna ging hij weer. Naar huis, “want anders gingen zijn ouders zich afvragen waar hij bleef”. Goedkeurende blik van mijn vader. Mooi. In de loop van de week maar even inmasseren dat ik een rondje ging rijden met hem. Daar had ik nog een paar dagen voor. Ik liep met Emiel mee naar buiten. Hij had beleefd afscheid genomen waar ik het gevoel bij kreeg dat hij ging overdrijven. Van de zenuwen waarschijnlijk. Sarah zei gewoon gedag, niet echt enthousiast. Hij zat buiten op de grond, trok de veters van zijn skates vast. Hij keek omhoog, naar mijn glimlachende gezicht. Hij knipoogde. Toen hij stond trok hij zijn polsbeschermers aan en rolde langzaam naar de poort. Ik volgde.
‘Zie je morgen.’
‘Ja, morgen.’
‘Ging goed toch?’
Ik glimlachte. ‘Volgens mij wel.’
‘Laat me morgen maar weten wat ze verder nog te zeggen hadden.’
Ik lachte, stootte met mijn vuist tegen zijn uitgestrekte beschermer en keek hem na.

Mooi, dat ging goed. Ik ging terug naar binnen, even peilen.
‘Aardige jongen,’ zei mijn moeder.
‘Ja hè?’ reageerde ik enthousiast.
Mijn vader keek een keer naar me. Ik pakte nog wat te drinken. Niet meteen gaan douchen, even beneden blijven nog. Sarah keek naar de tv, strakke blik. Was ze nou jaloers? Ik zat achter aan tafel, stoel kwartslag gedraaid.
‘Rijdt hij al lang op die dingen?’ vroeg mijn vader ineens.
‘Geen idee, flinke tijd al volgens mij.’
‘Komt hij ook wel eens bij dat skateparkje in het centrum?’
Waar haalde hij dat nou weer vandaan? Dat hij wist van dat parkje, ik was verbaasd.
‘Nee,’ zei ik eerlijk.
Dat gaf een goedkeurende blik.
‘Ik kan zaterdag met hem mee,’ probeerde ik.
Dat had meteen de aandacht van mijn moeder. ‘Op die skeelers?’
Ik knikte. ‘Ik kan een paar lenen.’
Ze keek bedenkelijk.
‘Ik heb er al een keer een stukje mee gereden,’ zei ik, ‘om uit te proberen.’
‘Wanneer?’
‘Afgelopen weekend. Ik kwam hem tegen. Ik heb een stukje gereden op die wielerbaan.’
‘Als je maar uitkijkt.’
‘Tuurlijk,’ zei ik. Ik stond op, zette mijn glas in de keuken. ‘Ik ga douchen.’

Ha! Mooi! Volgens mij was dit helemaal goed gegaan. Ze hadden hem nu een keer gezien, ze wisten van zaterdag. Komend weekend ging ik mooi een eindje rijden. Ik ging tevreden onder de douche staan. Dit liep gesmeerd. Lekker aan Emiel laten wennen. Daarna zagen we wel weer verder. Wanneer ik dat een keer ging vertellen dat was latere zorg. Ik hoefde in ieder geval niet te liegen over waar ik was en heenging als ik met Emiel ging afspreken. Dat scheelde al een hoop, meer rust in mijn hoofd. Ik glimlachte, je hoorde vaak dat ouders een vermoeden krijgen op een gegeven moment. Als dat zo was kwamen de vragen op den duur vanzelf. Dan hoefde ik er zelf niet over te beginnen. Niet over nadenken nog. Ik had geen idee hoe ze zouden reageren als ze er achter kwamen. Veel goeds kon het niet zijn. Zouden ze me verbieden nog met Emiel om te gaan? Waarschijnlijk wel. Het zou waarschijnlijk een heel verhaal worden over… Over wat eigenlijk? Ik kon het in grote lijnen wel bedenken: het was niet goed, ik moest me er tegen verzetten, zo had de Heer het niet bedoeld… Ik wilde er nog niet aan denken. Ik draaide de kraan dicht en pakte de handdoek. Dat was allemaal van latere zorg. Veel latere zorg als het aan mij lag. Ik hield het allemaal nog gewoon voor mezelf, en dat zou me ook geen moeite kosten. Verzwijgen is anders dan liegen. Nee, ze kenden hem nu en wisten dat ik er contact mee had. Dat was even meer dan voldoende. Ik trok mijn boxer aan, mijn shirt en mijn broek. Daarna deed ik de deur van het slot en liep naar mijn slaapkamer. De deur stond nog een stukje open. Sarah kwam naar boven, keek even heel kort mijn slaapkamer in en schoot toen naar die van haar. Mijn moeder stond beneden aan de trap.
‘Stan? Kom je even naar beneden?’
© 2013 Oliver Kjelsson