Trouw (deel 14)

Ik trok mijn arm los.
‘Niets,’ zei ik dwars.
‘Kom op Stan. Je bent stil, afwezig, de dominee wil met je praten, af en toe sta je alleen met Ziggy te praten. Ik zie dat er wat is. Dat kun je niet ontkennen.’
‘Niets wat ik niet aan kan.’
‘Vertel nou. We zijn toch vrienden?’
‘Jacco, laat me nou maar. Dit moet ik zelf oplossen.’
‘Is het waar, wat ze denken?’
‘Wat? Wie?’
‘Op school. Dat jij met die Loek…’
‘Wat?’ Ik begon te zweten. ‘Hoe bedoel je?’
‘Dat jij en Loek… Je weet wel.’
‘Loek en ik hebben niets met elkaar.’
Jacco keek onderzoekend naar me. Even een korte blik naar de deur.
‘Zeggen ze dat? Dat Loek en ik iets met elkaar hebben? Waarom weet ik daar niets van?’
‘Ik dacht het op een gegeven moment ook hoor. Hoe jullie naar elkaar kijken…’
Ik ging me steeds onzekerder voelen.
‘Stan? Klopt het wat ze zeggen? Ben jij homo?’
Ik zuchtte, keek omhoog, draaide een kwartslag van hem weg.
‘Het is waar hè?’ hoorde ik naast me.
Ik bleef van hem wegkijken.
‘Wat erg voor je Stan. Als ik je kan helpen… Ze hebben bij de kerk ook een werkgroep.’
‘Dat heeft de dominee al verteld, Jacco.’
‘Ga je daar al naar toe?’
‘Nee,’ zei ik resoluut.
‘Waarom niet?’
‘Ik los het zelf wel op.’
‘Weten jouw ouders het?’
‘Ja, anders hadden ze het hier ook niet geweten,’ zei ik wrang.
‘Heb je het ze verteld?’
‘Nee, ik ben niet gek.’
‘Hoe zijn ze er achter gekomen dan?’
‘Ik ben betrapt. Met een jongen. Door Sarah.’
Jacco keek verbaasd. De radertjes begonnen te draaien in zijn hoofd.
‘Verbaasd?’
‘Ik had het niet verwacht.’
Er viel een ongemakkelijke stilte. Hij was duidelijk aan het nadenken. Ik probeerde een manier te vinden om weg te komen.
‘En nu?’ vroeg hij.
‘Weet ik veel. Hou je mond op school in ieder geval. Tegen iedereen.’
‘Natuurlijk. Hier praat je niet over.’
‘Nee.’
‘Maar die jongen. Waar ze je mee betrapt hebben. Zie je die nog?’
‘Ja.’
‘Hebben jullie…? Dat kan toch niet Stan? Moet je je daar niet tegen verzetten?’
‘Dat kan ik niet.’
‘Tuurlijk wel. Daar kunnen ze toch bij helpen? Bid jij er wel voor?’
‘Jacco, alsjeblieft.’
Hij schudde zijn hoofd. Zette een paar stappen achteruit. Hij begreep niets van mij.

Hij was weer naar binnen. Zonder verder nog iets te zeggen. Ik bleef nog even buiten. Alleen, en zo voelde ik me ook. Wat een puinhoop. Eigenlijk had ik niet anders verwacht van Jacco. Dit soort dingen kwamen in zijn wereld niet voor. En als ze voorbij kwamen dat verzette je je er eenvoudigweg tegen en zorgde je dat het wegging. Hoe simpel kon het zijn. Weer eentje die ik teleurstelde. Ik was er even helemaal klaar mee. Ik durfde ook niet goed meer naar binnen. De rest had allang gezien dat er wat aan de hand was, dat Jacco me achterna gegaan was hielp ook niet echt mee. Moest ik Loek waarschuwen? Als mensen op school al met schuine blik stonden te kijken, ons in de gaten hielden, dan was dat misschien wel verstandig. Ik had geen idee hoe hij zou reageren, maar goed kon het niet zijn. Ik zuchtte. Ik hoorde de deur achter me.
‘Stan?’
Mijn moeder. Ik draaide me om.
‘Kom je naar binnen?’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Kom jongen. Iedereen vraagt zich af waar je bent, wat er is.’
“Leg het ze uit,” dacht ik. ‘Moest je echt weer met de dominee praten?’ vroeg ik.
‘Wij zitten ook met vragen, Stan.’
‘Hij haalt me weg bij de rest, om met me te praten. Vind je het gek dat ze denken dat er iets is?’
‘Hij wil je alleen maar op weg helpen.’
‘Mag ik dat alsjeblieft alleen doen? Zonder dat iedereen me in de gaten zit te houden?’
Ze strekte haar arm naar me toe, met een wenkende hand. ‘Kom,’ zei ze resoluut, ‘het begint zometeen weer.’
Zonder iets te zeggen slenterde ik met haar mee. Echt doordringen wilde toch niet lukken.

Ziggy keek me met grote ogen aan. Verschrikt.
‘Wist jij dit?’ vroeg ik.
‘Half. Sorry, ik had het je moeten vertellen, maar je had al zoveel aan je hoofd…’
‘Ik had het graag willen weten.’
‘Ik wist niet dat het zo erg rond ging. De jongens hebben een keer half lacherig een opmerking gemaakt. Ik ben er meteen tegenin gegaan. Misschien dat ze daarom verder niets hebben laten merken aan mij.’
‘Wanneer was dat?’
‘Rond dat douchen van jullie twee. Daarna heb ik ze er niet meer over gehoord.’
‘Als ik Jacco moet geloven gaat het de hele school rond.’
Ziggy keek zorgelijk. Net zo zorgelijk als Emiel. Natuurlijk had ik het hem verteld, over dat gesprek met de dominee, over de reactie van Jacco, die ik nog steeds niet helemaal kon peilen.
‘Moet ik dit aan Loek vertellen?’
‘Misschien wel.’
Hetzelfde antwoord als Emiel. Ik zag er tegenop om het hem te vertellen.
‘Geen idee hoe hij zal reageren hoor, maar je moet hem wel waarschuwen.’
Ik knikte.
‘Ik baal hier van,’ zei Ziggy half kwaad, ‘stelletje hypocrieten hier. En maar roddelen, en mij houden ze er buiten omdat ze wel doorhebben dat ik aan jouw kant sta. Oordelen, oordelen. Lesje naastenliefde, zal ze goed doen. Ga ik ze zeggen ook.’
‘Ziggy, je laat het. Geen olie op het vuur. Denk je nou echt dat je ze kunt veranderen?’
Hij grijnsde. ‘Is me bij jou toch ook gelukt?’
Dat maakte me aan het lachen. We gingen terug de kantine in. De rest had niets in de gaten, deed normaal. Tenminste, daar ging ik vanuit. Behalve Jacco. Die deed wel heel gereserveerd.

‘Daar zit ie,’ zei ik tegen Emiel toen we de roltrap afstapten.
‘Heb je het hem al verteld?’
‘Nee.’
Loek zag ons kijken.
‘Ga naar hem toe dan. Ik wacht hier wel.’
‘Nee, komt wel.’
‘Stan, je hebt nog twintig minuten. Schiet op. Hij moet het weten.’
Emiel duwde me plagerig. Ik keek naar Loek, ging daarna de trap af. Hij keek verbaasd toen ik bij zijn perron weer omhoog kwam en naar hem toe liep.
‘Hey,’ zei ik.
‘Hoi,’ reageerde hij half vragend.
‘Loek,’ begon ik. Ik dacht even na. ‘Ik heb gisteren bij de kerk met Jacco gepraat. Hij weet het.’
‘Hoe reageerde hij?’
‘Hij had al een vermoeden. Loek… De school praat. Over ons. Ze denken dat wij wat met elkaar hebben.’
Zijn ogen werden groot, hij werd roder. ‘Wat?!’
Ik knikte. ‘Het hele balletje kwam aan het rollen omdat mijn ouders weer met de dominee hadden gepraat en hij me apart nam na de dienst. Ik ben daarna naar buiten gegaan en Jacco kwam me achterna. Hij wilde weten wat er aan de hand was. En toen zei hij wat hij al vermoedde, omdat iedereen er over praat.’
‘Iedereen?’ vroeg hij verschrikt.
‘Ik weet niet wie, en wie niet. Maar zoals hij het zei… Hij is zeker niet de enige die het dacht.’
Loek zuchtte en sloeg met zijn achterhoofd tegen het reclamebord. Vrolijke mensen met kleren van H&M.
‘Dit meen je niet. Wat moeten we nou?’
‘Niets?’
‘Niets? Stan, als iedereen het weet… We kunnen maar beter niet bij elkaar in de buurt komen.’
‘Dat deden we al nooit, precies daarom weet je nog? Dat ging dus blijkbaar ook opvallen.’
Loek schudde zijn hoofd. Paniek.
‘Loek, er verandert niets. Ik wilde gewoon dat je het wist. Als er een keer iemand iets gaat zeggen dan ben je er op voorbereid. Al vraag ik me af of iemand iets zal zeggen, dat hadden ze dan allang gedaan denk ik.’
Zijn hand trilde. Ik legde mijn hand tegen zijn rug en streek. Emiel stond te kijken op het andere perron. Hij keek me vragend aan, ik haalde mijn schouders op. Emiel kwam in beweging. Niet veel later stond hij bij ons. Hij stak zijn hand uit. Loek keek omhoog.
‘Emiel.’
‘Loek,’ antwoorde hij nadat hij hem een hand gaf.
‘Loek, het gaat me geen donder aan allemaal en ik ben eerlijk als ik zeg dat je knettergek bent om tegen te houden wat je eigenlijk bent. Maar als dat jouw keuze is…’
Loek keek hem vragend aan, een beetje verdedigend zelfs.
‘Maar dat is mijn mening. Jij hebt die van jou. Doe wat je moet doen. Je trekt je waarschijnlijk toch niets van mij aan, van wat ik vind.’
Loek trok een moeilijk gezicht.
‘En dat is goed. Het is jouw keuze, en daar ga je voor. Maar als je je van mij niets aantrekt, moet je dat van die mensen op school ook niet doen. Jij doet wat voor jou het beste is, en daar heeft niemand iets over te zeggen.’
‘Nee.’
‘Daarom.’
‘Hij heeft gelijk, Loek,’ zei ik, mijn hand nog op zijn rug.
‘Weet ik ook wel.’
‘En eigenlijk doe jij precies wat zij willen, omdat de kerk dat zo zegt,’ ging Emiel verder. ‘Dus ze moeten alleen maar respect voor je hebben.’
Loek haalde zijn schouders op. Ik duwde me omhoog van de bank.
‘Praat met Ziggy, als je even klem zit. Echt.’
Hij knikte, maar er kon geen glimlach vanaf. Achter ons reed onze trein binnen.
‘Ik moet gaan,’ zei ik.
Loek knikte.
‘We houden contact. Ik kijk wel hoe erg het allemaal is, wie het zo’n beetje weet. Nee, denkt. Niemand weet wat er precies gaande is.’
Hij zweeg, knikte weer. Emiel gaf hem nog een hand, ik klopte een keer op zijn schouder. We liepen snel de trap af, renden die van ons perron weer op en schoten de trein in. We gingen zitten toen hij wegreed en keken naar Loek. Die zag ons niet meer, zwaar in gedachten.
‘Sorry, maar af en toe word ik behoorlijk pissed van die kerk van jou.’
‘Die van mij is nog niet eens zo streng als die van hem.’
‘Gaat het niet allemaal om één een dezelfde God?’
‘Dit,’ zuchtte ik terwijl ik naar buiten keek, ‘heeft niets meer met God te maken.’

‘Had je het niet een beetje binnenskamers kunnen houden?’ vroeg mijn vader.
‘Wat?’
‘Jouw situatie?’
‘Hoezo?’
‘De ouders van Jacco vroegen hoe het ging.’
‘Jacco heeft het aan zijn ouders verteld?’ schoot ik uit mijn slof.
Mijn vader keek me streng aan.
‘Hij wilde thuis voor je bidden om kracht,’ kwam mijn moeder vergoelijkend tussenbeide.
‘Waarom heb je het hem verteld?’ vroeg mijn vader. ‘We zouden het hier in huis houden.’
Ik stond op. Ik zag aan zijn blik dat hij het daar niet mee eens was.
‘Hier in huis houden? Jullie moesten zo nodig met de dominee gaan praten. Die was zo handig om me bij zich te roepen waar iedereen bij zat. Als hij dat niet had gedaan had Jacco ook nooit vragen gesteld. Denken jullie nou werkelijk dat ik het aan de grote klok wil gaan hangen?’
Ik draaide me om en trok de deur naar de gang open.
‘Stan! Hier blijven!’
Ik had het gehad. Hij moest me wel gelijk geven. Ik liep door. Trok de deur hard achter me dicht en stampte de trap op naar boven. Ook de deur van mijn kamer knalde ik dicht. Goed voor een tijdje huisarrest waarschijnlijk. Dat moest dan maar. Dan hoefde ik ook even niemand meer te zien.

Dat kwam niet. Geen huisarrest. Niemand kwam me achterna zelfs, er werd niets meer over gezegd. Ik had het vermoeden dat er met de dominee werd gebeld en mijn vader kennende had hij de kwestie met hem besproken. Die zou zijn fout nooit toegeven. Sterker nog, ik verdacht hem er van dat het allemaal zo gepland was. Met iedereen erbij mij apart roepen. Subtiel uit laten lekken, druk vanuit de hele groep werkt beter dan van één iemand. Voor de dominee kon ik alles verborgen houden wat ik doordeweeks deed, maar als de hele groep me in de gaten ging houden… Ik zat als een rat in de val. Dit ging nog wat worden.

Er was tumult thuis. Ik kwam binnen van een rondje lopen, ik was nog even bij Emiel geweest. Mijn vader had een dikke discussie met Sarah.
‘En je blijft zaterdag gewoon thuis.’
‘Waarom?’
‘Dat heb ik je net al gezegd. Wij kennen die jongen niet eens. Je denkt toch niet dat we jou de stad in laten gaan met een jongen waar we nog nooit van gehoord hebben?’
Ah, de jongen. Jawel, Sarah had Emiel opgegeven. Ook lekker snel, maar dat terzijde. Hij zat bij ons op school. Ik kende hem wel, aardige jongen volgens mij. Sarah wilde dus blijkbaar met hem de stad in. Had ze dat zo gezegd thuis? Die moest nog veel leren.
‘Hij zit gewoon bij ons op school.’
‘Dan nog. Je komt met een verhaal dat je met vriendinnen de stad in wil en daar prikken wij binnen een paar minuten doorheen. Denk je dat we jou nou nog vertrouwen? Dat het zomaar een jongen van school is? Vergeet het Sarah, hier gaan we niet in mee. Je gaat niet.’
‘Het is niet eerlijk!’
‘Geen grote mond, jongedame!’
‘Het is toch zo? Stan mag gewoon met Emiel omgaan, die houden jullie niet tegen. En mij wel. Ik ben tenminste normaal!’
Mijn mond viel open.
‘Stan is bijna zeventien, die moet zijn eigen keuzes maken. Dat dat niet onze keuzes zijn heeft hier niets mee te maken. Die moet hij zelf verantwoorden bij de Heer. Maar jij… Jij luistert nog naar ons, wij hebben voor je te waken.’
‘Maar!’
‘Naar je kamer!’
Ik kon niet meer wegschieten, de deur ging al open. Sarah keek wild.
‘Wat sta jij hier nou?’ snauwde ze.
Ik hield mijn handen omhoog. ‘Ik kom net binnen.’
Ze keek vernietigend, stampte de trap op. De deur vloog weer open.
‘Rustig die trap op!’ bulderde mijn vader.
Daarna zag hij mij. Hij keek woest, draaide zich weer om en ging terug de kamer in. Ik meldde me maar niet meer. Hij had me gezien. Ik ging meteen naar boven. Douchen. De kamer van Sarah was dicht.

‘Wat heeft die vandaag?’ vroeg Emiel verbaasd toen we in de trein zaten.
‘Sarah? Die heeft gisteren een flinke aanvaring gehad met mijn vader.’
‘Waarover?’
‘Ze wil zaterdag de stad in. Met een jongen.’
Emiel lachte. ‘Ik vond al dat ik de laatste paar dagen weinig aandacht kreeg. Maar ze had dat zo gezegd thuis? Dat ze met een jongen de stad in wilde? Lekker handig gedaan.’
‘Ik viel halverwege de discussie binnen dus ik weet het niet precies. Voor zover ik het begrijp had ze eerst gezegd dat ze met vriendinnen zou gaan, maar daar hebben ze vrij snel doorheen geprikt.’
Emiel schudde zijn hoofd. ‘Ken je hem?’
‘Half. Hij zit bij ons op school. Ik had het al in de gaten. Aardige jongen wel volgens mij.’
‘Lullig voor haar.’
‘Ja, op zich wel. Ze was kwaad, niet normaal. Er werd wel nog wat interessants gezegd.’
‘Wat?’
‘Ik stond in de gang, kon alles horen. Ze zei dat ze mij wel gewoon naar jou lieten gaan, terwijl zij niet met een jongen weg mocht, wat toch veel normaler is.’
‘Wat zei jouw vader daar op?’
‘Dat ik bijna zeventien was en ik mijn eigen keuzes moest maken.’
‘Wauw.’
‘En zelf moest verantwoorden bij de Heer.’
‘Oké, fair.’
‘En zij is jonger, voor haar hadden ze nog te waken.’
‘Kun je hier iets mee?’
‘Ik weet het niet. Maar ik ben blij dat ik het gehoord heb. Ik snap iets beter hoe ze denken.’
Emiel glimlachte, hing tegen me aan en drukte stiekem een kus op mijn wang.
‘Mooi,’ zei hij tevreden.

Wat minder mooi was, was school. Er gonsde wat. Jacco was niet de enige van school die bij mijn kerk kwam. De geest was uit de fles, mensen wisten “wat er met mij aan de hand was”. Ik voelde me ongemakkelijk en was teleurgesteld in Jacco. Ik had het kunnen weten, maar toch voelde ik het zo. Jacco zei niets, maar verdedigde me ook niet, stond me niet bij. Sterker nog, stond ook niet bij me, letterlijk, in de pauze. Hij ontweek me. Bleef simpelweg uit mijn buurt. Ik had daardoor ook geen zin om hem op te zoeken. Ik was teleurgesteld. Wat stelde vriendschap dan eigenlijk voor? Wat dat betreft waren Ziggy en ik wel naar elkaar toe gegroeid. Ik hield Loek in de gaten. Hij keek niet vrolijk. Ondanks dat hij best lang was stond hij klein in een hoekje. Normaal veel mensen om hem heen, nu nog één meisje. Zijn ex-vriendin stond helemaal ergens anders. Wat moest die nu wel niet denken? Ik wist het allemaal niet, niemand zei wat. Ze keken en zwegen. Dat was alles.

Goed, dat deed ik ook. Vooral toen ik met Ziggy naar buiten liep en Sarah met een groepje zag staan. Met die jongen er bij. Ze stonden redelijk dicht bij elkaar, totdat ze mij in de gaten kreeg. Ik glimlachte.
‘Wat lach je?’ vroeg Ziggy.
‘Mijn zusje heeft een vriendje volgens mij.’
‘O?’
‘Gisteren hooglopende ruzie thuis met mijn ouders. Ze wilde zaterdag de stad in met hem.’
‘Klinkt serieus.’
‘Geen idee hoe serieus het is, maar als ik zie hoe ze naar elkaar kijken…’
‘Wie is het?’
‘Naast haar, rode poloshirt.’
‘Sjoerd? Leuke jongen.’
‘Hij lijkt me ook wel oké. Je kent hem?’
‘Ik zie hem iedere zondag. Aardige gast, echt.’
‘Goed zo.’
Ziggy lachte. ‘Oudere broer waakt over klein zusje?’
‘Lach maar. Beetje wel ja.’
‘Maak je geen zorgen. Dat zit wel goed. Hij is oké.’
Ondertussen had Sarah door dat ik ze nog steeds in de gaten stond te houden en gaf me een vernietigende blik terug. Sjoerd stond me wat afwachtend aan te kijken. Onderzoekend.
‘Intelligent, sociaal in de omgang, oprecht,’ somde Ziggy op naast me.
‘Ik weet genoeg,’ zei ik.
‘Mag ze van je?’
Ik grinnikte. ’Van mij wel.’

Ze bleef bij ons op het station. Ze was al met me meegefietst, dus daar was geen ontkomen aan. Emiel knipoogde toen ik bij hem stond en met een schuine blik naar haar keek. Er was ruimte in de trein, plaats genoeg. We zaten met zijn drieën bij elkaar.
‘Wat was dat gisteravond nou?’ vroeg ik.
‘Gaat je niets aan.’
‘Met een jongen de stad in,’ zei ik spottend.
Ze keek boos.
‘Hoe kom je er bij dat zo te zeggen, dan weet je dat ze je nooit laten gaan.’
‘Zo is het helemaal niet gegaan. Ik had gezegd dat ik met vriendinnen zou gaan. Maar die zijn ze gaan bellen.’
‘En die ouders wisten van niets zeker?’
‘Nee.’
Ik lachte en schudde mijn hoofd.
‘Lach niet.’
‘Je moet nog veel leren Sarah. Je weet hoe ze zijn. Zorg altijd voor back up.’
Dat gaf me een vragende blik.
‘Je komt er nog wel achter. Je leert nog wel situaties te gebruiken. Niet dat je dat de komende tijd nodig hebt. Je kent ze, de komende tijd kun jij helemaal niets meer.’
Ze keek boos naar buiten. Dat had ze waarschijnlijk zelf ook al bedacht.
‘Geen paniek Sarah. Sjoerd heeft wel geduld toch? Je ziet hem iedere dag op school.’
Haar blik schoot weer terug naar mij. ‘Hoe weet jij zijn naam?’
‘Ziggy kent hem.’
‘Bemoei je er niet mee.’
‘Rustig maar,’ lachte ik. ‘Ik zeg alleen maar dat pa en ma nooit op school komen kijken. Meer niet.’

‘Wat kun jij treiteren zeg,’ lachte Emiel bij de fietsenstalling met Sarah op een flinke afstand.
‘Ze vraagt er om,’ grinnikte ik naast hem. ‘Ze kan zo heerlijk happen. Zo is ze. Leert ze nog wel.’
‘Maar je gaf haar wel een soort tip hoe ze er mee om moet gaan.’
‘Tuurlijk. Het is een leuke jongen. Bovendien: ik weet wat het is thuis.’
Emiel kuste me snel. ‘De verantwoordelijke broer.’
‘Ha, schei uit zeg. Kom, ik moet gaan.’
‘Nou al? Ik zie je vanavond ook al niet, ik moet echt dat werkstuk afmaken.’
Ik grijnsde. ‘Zie je morgen. Zonder Sarah.’
Hij lachte, zwaaide ons na.

Na het lopen en douchen kwam ik mijn moeder tegen op de overloop. Toevallig allemaal.
‘Hoe gaat het op school?’ vroeg ze.
‘Gaat,’ zei ik. Ik keek haar aan en liep toen door naar mijn kamer. ‘Al wordt er geroddeld sinds ik bij de dominee moest komen zondag.’
Ze zuchtte. Ze wilde wat zeggen maar ik hield haar tegen.
‘Komt wel goed denk ik. Ik sta er boven.’
‘Dat is mooi.’
‘Nee, het is allemaal niet mooi, maar ik zal wel moeten,’ zei ik wrang.
‘Je hoeft je maar aan één iemand te verantwoorden.’
‘Precies. En dat is ook exact wat ik doe.’
Ze stond ondertussen in mijn kamer, deur een stukje dicht.
‘En hoe gaat het met Sarah op school?’
Aha, ik vroeg me al af wanneer dat zou komen.
‘Goed, denk ik. Hoezo?’
‘Gewoon, algemene vraag, ze is af en toe wat stil, beetje recalcitrant…’
Ik glimlachte. ‘Mama, hou op. Ik weet wat je wil vragen. Het is een nette jongen, oprecht, sociaal in de omgang, intelligent. Niets mis mee.’
‘Je kent hem?’
‘Niet echt. Ik zie hem wel eens en het lijkt me een aardige jongen.’ Ik keek haar glimlachend aan. ‘En ik heb wat navraag gedaan.’
‘Ze is nog zo jong.’
‘Niet meteen het ergste denken mama. Gewoon kalverliefde. En ik ben in de buurt.’
Ze glimlachte, we begrepen elkaar. Ze legde haar hand tegen mijn schouder, liet hem een stukje langs mijn bovenarm naar beneden glijden. Ze kneep. We begrepen elkaar, voor mijn gevoel voor het eerst sinds een flinke tijd.

Rare sfeer. Iets anders kon ik er niet van maken. Schuine blikken, zwijgen. Ik zag dat Loek er meer moeite mee had dan ik. Ik had Ziggy bij me, en die hield me wel op de been. Eigenlijk wilde ik Loek bij ons vragen, maar dat zou hij nooit doen. Daar was het blijkbaar allemaal mee begonnen. Ziggy viel het ook op.
‘Ik zou wel weer eens met hem willen praten,’ zei hij wrang.
‘Gaat hij hier niet blij mee zijn.’
‘Ik rij met je mee naar het station. Is hij tegelijk met ons uit vandaag?’
Ik knikte. Dat wist ik nog wel uit mijn hoofd. Na de laatste les was hij snel. We pakten snel onze jas, renden bijna naar buiten en gristen onze fietsen uit het rek. Loek was sneller, hij had nog net zijn bus. Geen probleem op zich, we zagen hem op het station wel. Ziggy zette zijn fiets weg, ik ging de kelder in. Emiel’s fiets stond er al. Die zou mij vanzelf wel zien. Hij zou het wel begrijpen allemaal, met een beetje mazzel zag hij ons op het andere perron. Ziggy en ik waren een beetje verbaasd toen we boven kwamen met de roltrap. Loek zat er niet. Ik keek een beetje verdwaasd om en zag hem ineens. Aan de overkant, bij Emiel. Ik sloeg Ziggy tegen zijn arm en trok hem mee. Emiel knikte toen we bij ze waren. Loek keek op en keek ons aan. Droevig, moe.
‘Loek?’ vroeg ik stom.
‘Ik trek dit niet meer Stan.’ Er liep een traan over zijn wang.
Ziggy mopperde wat, ging naast hem zitten en trok hem tegen zich aan.
‘Daar sta jij boven, Loek,’ zei hij licht dwingend.
‘Nee.’ Hij keek op. ‘Niet meer.’
‘Kom op Loek. Jij weet wat je wil, ga er dan voor. Wat de rest ook zegt.’
‘Het maakt niet uit wat ik doe, ze veroordelen me toch wel.’
‘Ze hebben het recht niet. Er is er maar een die oordeelt.’
Emiel zat nog steeds aan de andere kant van hem en keek me aan. Ik ging bij hem staan, hij streelde even de binnenkant van mijn been.
‘Hij vroeg waar jij was,’ zei hij zachtjes met een blik omhoog.
Ik schudde mijn hoofd. Ziggy praatte op Loek in, ik bemoeide me er maar even niet mee, dat kon hij beter dan ik.
‘We zagen op school al dat het niet goed ging,’ zei ik tegen Emiel.
‘Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt’ ging Ziggy verder, ‘want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden.’
Bijbelteksten. Misschien wel slim.
‘Mattheüs,’ mompelde Loek.
‘Wat ziet gij de splinter in het oog van uw broeder, maar de balk in uw eigen oog bemerkt gij niet?’ zei ik er achteraan.
Emiel keek me glimlachend aan. Loek glimlachte niet.
‘Ze hebben allemaal wel wat op hun geweten,’ zei Ziggy.
‘Maar van mij is het bekend.’
‘Doe je het juiste?’
‘Ik doe wat ik kan,’ reageerde Loek half protesterend, alsof hij niet begreep waar de commotie vandaan kwam, voor nodig was.
‘Juist,’ zei Ziggy, ‘dus kunnen ze jou niets verwijten.’
Loek bonkte met zijn rug tegen de leuning. Hij keek naar mij.
‘Ziggy heeft gelijk,’ zei ik.
Mijn trein kwam binnen.
‘Pakken we deze of blijven we even?’ vroeg Emiel.
Loek keek omhoog. ‘Doe maar. De mijne komt toch zo.’

‘Zootje,’ mopperde ik in de trein.
‘Die zit er helemaal doorheen.’
Ik knikte. Emiel pakte mijn hand en kneep.
‘Hij is helemaal in paniek,’ zuchtte ik.
‘Stan, ik wil de zaak niet verontrusten, maar ik hoop dat hij er goed doorheen komt.’
‘Hoe bedoel je?’
‘Dat hij in zijn paniek zichzelf niets aandoet.’
‘Je bedoelt…?’
Emiel knikte.
‘O nee, dat doet hij niet.’
‘Niet?’
Ik keek stuurs naar buiten. ‘Durft hij niet, zou de Heer nooit goedvinden.’
Emiel grinnikte en keek me daarna aan. ‘Sorry.’

Nee, dat zou Loek nooit doen. Dat zou zo tegen zijn geloof in gaan, daar zou hij nooit overheen stappen. Dat was zijn enige houvast nog. Als hij daar aan begon te twijfelen dan werd het een heel ander verhaal. Dan had hij niets meer, dat was ook nooit vol te houden in zijn omgeving. Ik had zijn ouders nog nooit gezien maar ik was wel benieuwd wat voor mensen het waren en hoe die nu met hem omgingen. Ik kon me er niet veel goeds bij voorstellen. Had hij wel enige steun thuis? Er was waarschijnlijk maar één steun: om te genezen, er niet aan toe te geven. Ik wilde het er toch met hem over hebben. Op het station dan, niet op school. Ik ging me er voor inzetten, meenemen vanaf de bushalte, achterop de fiets. Net als eerst. Ik werd er op een gekke manier vrolijk van. Niet dat ik hem terug wilde als relatie, maar wel zoals ik altijd had gehoopt: gewoon als goede vriend, waar ik mee kon praten. Dat moest lukken. Emiel vond het ook een goed idee, Loek had die steun nodig. En die ging hij krijgen van ons, samen met Ziggy. Er zat alleen één ding in de weg de volgende dag.

Loek was niet op school.
© 2013 Oliver Kjelsson