Op gevoel (deel 2)

Niets was wat het leek, dat was wel duidelijk. Wat wel klopte met de foto: het was een mooie jongen. Ik moest even schakelen in mijn hoofd, dit was dus niet wat ik verwachtte. Ik was nu bijna bij hem.
‘Elijah?’
Hij glimlachte, draaide zijn hoofd mijn richting op. ‘Teun, hallo.’
Hij stak zijn hand uit. Zachte hand.
‘Goede reis gehad?’
‘Ja hoor, beetje lang.’
We lachten.
‘Zullen we de stad in gaan?’ vroeg hij uitnodigend.
‘Ja, is goed.’
De hond zat me aandachtig te bekijken. Elijah bukte en pakte het handvat.
‘Mooi beest,’ zei ik.
‘En lief.’ Hij bukte weer, aaide hem over zijn kop. ‘Hè, Hester?’
Oké, haar kop.
‘Dit is Teun,’ zei hij tegen haar.
Ze keek naar me.
‘Hoi,’ zei ik lachend.
Ze gaapte hoorbaar. Elijah lachte.
‘Ze vindt jou minder interessant dan ik geloof ik.’
Ik grinnikte. ‘Blijkbaar.’
‘Kom, we gaan.’
Hester ging staan, volgde ons.
‘We brengen haar naar huis, als je het goed vindt.’
‘Mij best.’
‘Als ik iemand bij me heb dan hoeft ze niet perse mee en dat is toch wat handiger in een café of restaurant.’
‘Woon je hier in de buurt?’
‘Nog geen vijf minuten lopen.’
Hester wist de weg, ik had nog niet eens in de gaten dat ze stuurde. Niet veel later stonden we voor een appartementengebouw.
‘Ik breng haar even naar binnen.’
‘Zal ik hier even wachten?’
‘Is goed, ik ben zo terug.’
Hester snuffelde, ik stak mijn hand uit.
‘Er staat “niet aaien”, maar mag ik?’
Elijah lachte. ‘Tuurlijk. Zeg eens dag, Hester.’
Ik bukte, aaide haar over de kop. Daarna was ze meteen weer dicht bij Elijah.
‘Ja, braaf,’ zei hij.
Hij haalde zijn hand uit zijn jaszak en hield haar een snoepje voor.
‘Nou, ik zie je zo.’
Ik keek ze na, de hal in, met de lift naar boven. Ik keek rond. Dit was wat. Wat een vertrouwen had hij wel niet in mij? Ik had er vooraf goed over nagedacht en was op mijn hoede, maar hoe moest hij zich dan wel niet voelen? Ik snapte wel dat hij me niet mee naar boven nam, beetje voorzichtigheid kon geen kwaad, maar hij ging zometeen met mij de stad in, zonder hond. Ik had door dat gedoe met Karel moeten liften toen hij me liet staan, maar kwam Elijah dan überhaupt nog thuis? Ik schudde mijn hoofd. Dit was wat.

Het duurde even, maar toen zag ik hem weer uit de lift komen. Hij liep door de hal, stok met wit balletje in zijn hand. Ik glimlachte naar hem, zette een stap dichterbij.
‘Zullen we?’ vroeg hij voor zich uit.
‘Is goed, welke kant op?’
Hij reageerde meteen op me en begon te lopen.
‘Sorry dat het even duurde, ik kreeg nog een telefoontje.’
‘Geeft niet.’
‘Waar zullen we heengaan?’
‘Iets waar ze koffie hebben,’ lachte ik.
‘Ik weet wel iets leuks.’
We liepen langs een plein, door een smal straatje met kroegen en kwamen uit in een winkelstraat. Gracht in het midden. We staken een brug over, Grand Café op de hoek.
‘Binnen of buiten?’
‘Maakt mij niet uit,’ zei ik.
‘Binnen,’ besloot hij. ‘Vanmiddag staat de zon op het terras, nu nog niet.’
Ik wilde hem voor laten gaan, maar hij wachtte. Ik ging naar binnen, hij vlak achter me aan. Ik zocht een tafeltje, ergens halverwege. We bestelden wat, Elijah zat tegenover mij en zei even niets meer. Ik snapte het ook wel. Dit was raar.
‘Oké,’ zei ik om een knoop door te hakken. ‘Ik ben verbaasd.’
‘Verbaasd?’
‘Ja, dat is toch niet zo gek? Je hebt me nooit gezegd dat je blind bent. Ik heb nooit iets gemerkt.’
‘Nee.’
‘Ik heb zoveel vragen nu…’
‘Zoals?’
‘Nou ja, je mailt gewoon, maar ik weet wel dat daar speciale apparatuur voor is. Maar ik stuur je ook gewoon berichtjes op jouw telefoon.’
Hij glimlachte.
‘Twee koffie,’ zei het meisje.
‘Ah, lekker, dank je,’ zei ik.
Elijah tastte op het schoteltje, pakte het langwerpige zakje suiker.
‘Helpen?’ vroeg ik.
‘Nee, lukt wel.’
Ik keek hoe hij het deed. Net zoals ik dus. Alleen legde ik altijd het lege zakje zo op tafel, ergens, hij legde het netjes weg, naast het schoteltje.
‘Ik kan de berichtjes afluisteren,’ antwoordde hij ineens. ‘Maar daarom bel ik dus terug. Dat is op een telefoon veel makkelijker.’
‘Maar verder…’ zei ik een beetje voorover gebogen naar het volle kopje.
We namen tegelijk een slok koffie.
‘Je zei dat mijn huis er mooi uit zag bijvoorbeeld. Ik heb je foto’s van mezelf gestuurd.’
Elijah glimlachte. ‘Ik heb ze een vriendin van mij laten zien. Die heeft ze beschreven.’
‘Ik was een knappe vent!’
‘Dat zei ze me ja.’ Hij lachte. ‘Ze zei er nog bij dat ze het jammer vond dat je homo was. Toen wist ik dat het wel goed zat.’
Het is dat ik wist dat hij blind was, anders zat hij me toch mooi balorig aan te kijken. Ik schudde mijn hoofd en grinnikte.
‘Sorry,’ zei hij toen ineens serieus, ‘ik had het je vooraf moeten vertellen.’
‘Waarom deed je het dan niet? Schaamte?’
‘Het is nogal wat voor veel mensen. Het schrikt af.’
‘Afschrikken vind ik niet het goede woord.’
‘Had je afgesproken als je had geweten dat ik slechtziend was?’
‘Weet ik niet,’ zei ik eerlijk. ‘Niet zomaar in ieder geval. Ik ben wel overdonderd.’
Hij nam nog een slok. ‘Sorry. Ik stond er net voor het station ook aan te denken. Ik had het niet moeten doen. Vooraf vond ik het wel grappig, je verrassen. Maar op zo’n moment weet ik dat ik weer te impulsief zo’n beslissing neem.’
Ik glimlachte. ‘Verrassing was het wel ja.’
‘Ik heb er nog een dikke discussie met Nicky over gehad.’
‘Nicky?’
‘Nicole. Die vriendin van mij. Ze heeft me echt verrot gescholden, vond dat ik het je moest zeggen.’
‘En waarom deed je het niet dan?’
‘Dat was gisteravond, toen vroeg ze er naar. Ik vond het te laat om je nog te bellen. Mijn fout, dus moest ik maar zien hoe je zou reageren.’
‘En, valt mijn reactie mee?’
Hij glimlachte. ‘Je bent er nog.’
‘Nog wel,’ antwoordde ik uitdagend.
Ik nam nog een slok, peuterde het koekje uit het cellofaan.
Elijah lachte. ‘Gelukkig.’
‘Ik blijf ook nog wel even.’
‘Nog beter. Nicky voorspelde dat je meteen weer om zou draaien, en ze zou je gelijk geven.’
‘Nee, ik snapte wel dat het voor jou spannender moest zijn dan voor mij.’
‘Misschien.’
‘Ik heb wel eens eerder gedate, en dat is minder goed afgelopen. Knap dat jij dat dan toch doet.’
‘Daarom heb ik net nog even met haar gebeld, toen ik Hester naar huis bracht.’
‘Controle?’
‘Meer back up.’
‘Goede vriendin dus.’
Hij glimlachte. ‘Zeker.’ Hij zette zijn kopje neer. ‘Leuke zaak dit, maar ze hebben kleine kopjes.’
‘Nog eentje bestellen?’
‘Ik zeg: goed idee.’
Ik gaapte. ‘Ik kan er ook nog wel eentje gebruiken.’
‘Hoe laat was je onderweg?’
‘Acht uur de trein, voor zeven uur mijn bed uit.’
Zijn mond zakte open.
‘Hallo, jij stelde voor om elf uur. Het is drie uur met de trein.’
‘Jij ging er mee akkoord.’
‘Het was wel vroeg ja.’
Elijah lachte. Bijna feilloos pakte hij het lege suikerzakje en legde dat naast het kopje op het schoteltje.
‘Je vergeet jouw koekje.’
‘O, ja. Meestal eet Hester die op.’
‘Echt?’
Áls we hier gaan zitten dan gaat ze naast de tafel zitten en begint ze zacht te piepen. Ze kent het hier.’
Ik lachte.
‘Maar nu kan ik hem mooi zelf proberen.’
Triomfantelijk stak hij het in zijn mond. Net op tijd, de tweede ronde kwam er aan.

‘Waar gaan we heen?’ vroeg ik toen we buiten stonden.
‘Wat jij wil.’
‘Ik zocht eigenlijk een boekhandel, maar dat staat nu misschien een beetje…’
‘Hoezo? Kom ik ook wel eens hoor. Is hier vlakbij.’
Na een paar stappen stopte hij.
‘Teun, wacht.’
‘Wat is er?’
Door mijn stem kwam hij naast me staan, zijn hand zocht mijn arm.
‘Het is hier smal en druk, met stoeprandjes.’
‘O, sorry.’
Hij had me niet stevig vast, gewoon losjes zijn hand op mijn arm. Oké, dat had wat. Ik nam hem mee de winkel in en zocht bij de romans.
‘Vind je dit niet vervelend?’ vroeg ik toch maar.
‘Nee hoor. Wat zoek je?’
‘Maakt niet uit, maar ik wil het Boekenweekgeschenk hebben.’
‘Moet een mooi boek zijn heb ik gehoord.’
‘Lees je via jouw computer?’
‘Vaker een luisterboek. En ja, die koop ik hier ook.’
Ik lachte.
‘Laatst kocht ik hier een boek voor mijn vader. Ik was alleen, met Hester, dus ik vraag er naar. Meisje haalt het voor me en vraagt dan “is het een cadeautje?”. Ja, ik heb gelachen.’
‘Ook lullig.’
‘Welnee.’ Elijah grinnikte. ‘Zij voelde zich trouwens lulliger dan ik.’
Lachend liepen we naar de kassa.
‘En nu?’ vroeg ik toen we weer buiten stonden.
‘ Shoppen. Ik moet een trui hebben.’
‘Shoppen? Een trui?’
‘Ik moest zonodig met jou mee naar een boekwinkel, dus nu wil ik shoppen.’
‘Elijah, ik zei net nog dat het niet…,’ begon ik verontschuldigend.
Hij kneep lachend in mijn arm. ‘Teun, hou op. Ik vond het niet erg. Maar ik moet echt nog een trui hebben en het lijkt me leuk om die met jou te gaan kopen.’
‘Wat voor trui wil je?’
‘Eentje die lekker zit, wat denk je zelf. Slechtzienden doen alles op gevoel.’
Ik wilde weer sorry zeggen maar ik zag op tijd zijn grijns. Hij had mijn arm weer vast, we liepen samen door de straat. Brugje over, voor de V&D langs.
‘De winkel ernaast,’ zei hij nadat hij had gevraagd waar we precies waren.
‘Nou even serieus, wat zoek je voor iets?’
‘Het moet op een spijkerbroek passen.’
‘Kleur?’
‘Volgens Nicky staat bruin me niet.’
‘Oké.’
Ik keek wat hij aan had, om een beetje in te schatten wat bij hem zou passen. Ik pakte een blauwe trui van een stapel, met capuchon. Ik hield hem voor hem. Hij voelde.
‘Dik.’
‘Te dik?’
‘Hm, beetje warm mag wel.’
Hij trok zijn jas uit. ‘Hou vast.’
Hij paste, strekte zijn armen en voelde. ‘Wat is de kleur eigenlijk?’
‘Blauw. Niet te donker.’
Hij voelde. Er zaten letters op de voorkant.
‘Wat staat er?,’ lachte hij, ‘niets belastends?’
‘Er staat heel groot “Lul”, in fluorescerend roze.’
‘Cool,’ grinnikte hij. ‘Doen?’
‘Ik vond ‘m mooi.’
‘Prijs?’
‘Niet goedkoop. Bijna negentig euro.’
‘Te doen. Fijne trui.’
Bij de kassa pinde hij zelf. Geen hulp nodig.
‘Kom,’ zei hij buiten, ‘ik weet nog wat leuks.’
‘Is goed.’
‘Maar eerst nog even naar de V&D. Ik had gewoon net bij de kroeg naar het toilet moeten gaan, dat weet ik.’
Hij pakte mijn arm weer, ik droeg zijn tas met trui.
‘Stoeprandje,’ zei ik.
Zijn stok tastte, hij stapte er goed overheen. Binnen zag ik dat we op de eerste verdieping moesten zijn. Ik nam hem mee naar de roltrap.
‘Roltrap,’ zei ik.
Hij voelde, was toch iets voorzichtiger.
‘Een stapje naar voren en je staat op de tree.’
‘Oké.’
‘Doe ik het goed zo?’ vroeg ik.
‘Bijna net zo goed als Hester. Beetje extra training kan geen kwaad misschien.’
‘Ik moet er nog aan wennen wanneer je een grap maakt en wanneer niet.’
Elijah lachte.
‘We zijn er bijna. Nu,’ zei ik.
Hij stapte naar voren en bleef iets verder staan.
‘Ging goed toch?’ vroeg ik.
Hij lachte. Achterin stuurde ik hem naar de deur toe.
‘Meelopen?’
‘Ik kom hier vaker, viespeuk. Blijf.’
‘Ja baas.’
‘Zit,’ commandeerde hij lachend.
Zijn hand kwam uit zijn jaszak, voor ik het wist duwde hij een pepermuntje in mijn mond en aaide hij me over mijn hoofd.
‘Braaf.’
Hij liet me verbaasd en lachend achter. Ik zag twee mensen kijken en dat zorgde ervoor dat ik er alleen maar meer plezier om kreeg.

‘Waar gaan we nu heen?’
‘Verrassing.’
‘Weet je de weg?’
We liepen tussen de mensen door, voor mijn gevoel de binnenstad uit.
‘Ik zal wel moeten. Ik kan je wel zeggen waar ik heen wil, maar weet jij de weg hier?’
‘Oké, heb je gelijk in.’
‘Geen paniek, ik leid je wel.’
In de verte hoorde ik een oversteekplaats ratelen. Daar liep hij naar toe. Aan de overkant zag ik een oude poort, toegang voor een park.
‘Heb je al door waar we heen gaan?’
‘Ik heb een vermoeden.’
‘Het is leuk daar. Rustig, stil, je hebt niet in de gaten dat je toch nog midden in de stad bent.’
‘Mooi.’
‘Nou moet je me wel even helpen. Ik heb Hester of Nicky niet bij me. Verderop staan bankjes bij het water.’
‘Kopt.’
‘Daar gaan we heen.’
Ik zie een kiosk in het midden, zal ik wat te drinken meenemen?’
‘Lekker.’
Met twee flesjes in mijn hand zocht ik met hem een rustig bankje uit. Niemand in de buurt.
‘Lekker rustig hier,’ zei ik terwijl ik rondkeek.
‘Hester vindt het geweldig hier. Rent hier altijd rond.’
Ik nam een slok en keek hem aan. Hij zat met zijn gezicht vooruit, verder was het stil. Mooie jongen. Ik had ook respect voor hoe hij was, hoe hij er mee om ging. Die grappen die hij maakte. Ik kende ze al als we mailden of belden, maar hoe hij zijn situatie relativeerde verbaasde me.
‘Wat ben je stil.’
‘Ik zit naar je te kijken,’ zei ik.
‘Dat is niet eerlijk.’ Hij glimlachte en dacht even na. ‘Ik wil iets doen.’
‘Wat?’
Hij draaide zich iets. ‘Blijf zitten.’
Hij zocht mijn arm, ging daarna naar mijn schouders. Zijn vingers tastten in mijn nek, steeds hoger.
‘Ik wil weten hoe je er uit ziet.’
Zijn tastende vingers gingen langs mijn kaaklijn. Zacht, voorzichtig. Hij streelde mijn wangen.
‘O ja, je had een bril.’
Hij glimlachte. Eén hand ging langs mijn neus, daarna voelde hij mijn oren, mijn haar. Vingertoppen gingen over mijn voorhoofd, tastten mijn wenkbrauwen af. Ik had mijn ogen dicht gedaan, voelde hem alleen nog maar. Hij voelde mijn wangen weer, mijn kaak. Zijn duim ging voorzichtig over mijn mond, hij raakte mijn lippen bijna niet aan. Het liet me niet onberoerd, het was intens. Zijn handen gleden weer van mijn schouders langs mijn armen naar beneden. Ik deed mijn ogen open en zag hem glimlachen. Ik zuchtte.
‘Nicky heeft je goed beschreven,’ zei hij.
‘Gelukkig,’ antwoordde ik maar.
Zijn hand bleef op die van mij liggen. Hij bewoog niet, hij lag er gewoon bovenop.
‘Vond je dit raar?’ vroeg hij toen.
‘Nee, speciaal.’
Ik draaide mijn hand om en kneep. Hij glimlachte, hing even tegen me aan en ging toen weer recht zitten. Hij trok zijn hand los, draaide het dopje van zijn ice tea en nam een slok. Dat deed ik ook maar.
‘Is dat een eend?’
‘Ja.’ Ik had hem nog niet eens aan zien komen.
Elijah glimlachte. ‘Goed dat Hester er niet bij is.’
‘Gaat ze er achteraan?’
‘Nee, dat niet. Maar als we hier zitten gaat ze wel grommen.’
Er werd flink gevoerd hier, zag ik, anders was die eend nooit zo dichtbij gekomen. Ze waggelde afwachtend, draaide een beetje om ons heen. Aftasten. Toen bleek dat er niets te halen viel waggelde ze weer verder. Ik keek haar na, ondertussen zat Elijah vlak naast me, zijn schouder bijna tegen die van mij. Ik ging hangen. Zachtjes duwen. Hij vond het niet erg, merkte ik. We zeiden niets, maar dat was ook even niet nodig. We hadden hier genoeg aan, ik zat nog steeds met het gevoel door mijn lichaam van het aftasten van mijn gezicht. Tot zijn telefoon ging.

Hij zat meteen recht, ik ook.
‘Met Elijah?’ ‘Hoi.’ ‘Leuk.’ ‘Echt.’ ‘Wat?’ ‘Ik denk het wel.’ ‘Wil je dat doen?’ ‘Graag, lief van je. Dank je wel.’
Hij stopte zijn telefoon weer in zijn broekzak en hing weer tegen me aan.
‘Dat was Nicky.’
‘Controle?’
Elijah lachte. ‘Zoiets. Of je er nog was, hoe het ging. En of we nog uit eten gingen. Ze laat Hester uit voor me.’
‘Lief.’
‘Zo is ze.’
‘Maar, wat dat eten betreft…’
Elijah keek teleurgesteld.
‘Dat moeten we dan wel op tijd doen,’ ging ik verder. ‘Ik heb nog een stukje met de trein te doen.’
‘Hoe laat moet je weg?’
‘Kwart voor negen is de laatste die ik kan hebben.’
‘O, dan hebben we tijd genoeg.’
Hij liet zich tevreden tegen me aan zakken. Lekker. Prima. Voelde goed.

‘Is ze nou niet nieuwsgierig?’ vroeg ik even later.
‘Naar jou?’ Hij lachte. ‘Gruwelijk.’
‘Ik zit me nou te bedenken, misschien loopt ze wel ergens rond, om ons stiekem te bekijken. Ik weet niet hoe ze er uit ziet.’
Elijah lachte nog steeds. ‘Dat heb ik haar verboden.’
‘En daar houdt ze zich dan ook aan?’
‘Ik hoop het.’ Hij glimlachte. ‘Oké, die trui was niet helemaal eerlijk.’
‘Huh?’
‘Die trui die we net gekocht hebben. Het zegt iets over hoe je bent. Als hij afschuwelijk is dan krijg je het nog wel te horen.’
‘Dat is het eerste wat je haar laat zien.’
Hij glimlachte samenzweerderig. ‘Zeker weten. Onze manier van testen: wat heb je me aangesmeerd?’
‘Wat jullie er ook van vinden, ik vond ‘m mooi.’
Elijah kneep in mijn hand. ‘Ik vertrouw je.’
Hij hing nog steeds tegen me aan, draaide zijn hoofd naar me toe. Zonder er bij na te denken, helemaal automatisch, boog ik naar hem toe en gaf hem snel een kus. Hij verstarde even, glimlachte toen. Ik kreeg er geen terug. Hij kneep nog eens in mijn hand en ging toen weer recht zitten.

We slenterden langzaam door de stad, gingen ergens wat drinken.
‘Je kunt hier ook eten,’ zei ik.
‘Weet ik.’
‘Doen?’
‘Is goed.’
Ik bekeek de kaart. ‘Wat wil je?’
‘Geen spaghetti,’ grinnikte Elijah.
‘Niet?’
‘Kreeft is ook een ramp met mij. Lees eens voor.’
‘Specificeer. Ze hebben vegetarisch, vlees, vis, 65+ers en kinderen in de aanbieding.’
Hij lachte. ‘Een 65+er lijkt me taai.’
‘Hm, ligt er aan hoe je het klaarmaakt. Zullen wel stoofpotjes zijn denk ik.’
‘Doe toch maar gewoon vlees.’
‘Oké, van boven naar beneden: een entrecote, biefstuk, ossenhaaspuntjes, kip, spare r..’
‘Ossenhaaspuntjes.’
‘Oké.’
‘Wat doe jij?’
‘Hetzelfde denk ik.’
Hij glimlachte. ‘Origineel. Niets van het kindermenu?’
‘Nee, ik heb honger.’

Ik hield in de gaten hoe hij at. Met zijn vork voelde hij wat er in de buurt zat. Knap. Ik rekte me uit en hing even achterover.
‘Dat was lekker.’
‘Zeker. Altijd goed hier.’
‘Dessert?’
‘Jij? Ik heb genoeg aan een kop koffie.’
‘Doen we dat toch?’
‘Hoe laat is het?’
‘Half zeven.’
‘O, dan hebben we nog even. Of wil je een trein eerder pakken?’
‘Nee hoor.’
‘Hoe laat ben je dan thuis?’
‘Na twaalf uur.’
Hij blies zuchtend.
‘Maakt niet uit. Morgen uitslapen.’
‘Dat is ook weer zo. Met Hester lukt dat nooit.’
Ik lachte, hij lachte mee.
‘Ik ben wel benieuwd hoe het met haar gaat. Zo vaak is ze niet alleen thuis.’
‘Als je naar huis wil moet je het zeggen hoor.’
‘Als ik jou nou eens voorstel om de tweede koffie bij mij te doen?’
Dat verbaasde me even. ‘Is goed.’
We rekenden af, liepen op ons gemak door de stad heen. Hij had mijn arm weer vast. Het beviel me wel. Elijah was ontspannen, gezellig. Alsof ik hem al jaren kende.

Hester stond achter de deur, duwde haar neus meteen door de opening toen Elijah hem open maakte.
‘Hé,’ zei hij toen hij bukte.
Hij aaide Hester over haar kop, duwde haar naar binnen. Ik volgde.
‘Kom, naar de kamer,’ zei hij tegen haar.
Hester bleef bij hem, keek verwachtingvol naar boven.
‘Je bent ook een schooier jij hè?’
Er kwam een koekje uit zijn jaszak. Dat zag ze.
‘Pak dan,’ treiterde hij, zijn hand redelijk hoog.
Hester sprong tegen hem omhoog, hapte het naar binnen.
‘Nou, naar de kamer, schiet op.’
Ik deed mijn jas uit, hing hem op en volgde ze.
‘Koffie?’
‘Ja, lekker.’
‘Maak ik even. Ga zitten.’
‘Ik doe eerst even licht aan als je het niet erg vindt.’
‘O, ja, sorry.’
Ik glimlachte. ‘Mooie kamer heb je.’
‘Nicky,’ zei hij vanuit de keuken. ‘En mijn ouders.’
Ik ging naar hem toe, bleef in de deuropening hangen. Hij was thuis, duidelijk. Pakte feilloos wat hij nodig had. Niet veel later had hij twee mokken vast. Ik liep terug naar de bank, ging zitten. Elijah zette de mokken op tafel en ging naast me zitten. Hester lag voor de verwarming en bekeek me aandachtig.
‘Hoe vind je het?’
‘Leuk, zei ik net al. Mooi appartement.’
‘Ik ben er ook erg tevreden mee.’
‘Je hebt een tv zelfs.’
‘Ja? Wat dacht je dan? Ik kijk ook naar het nieuws. Nou ja, kijken… je snapt wat ik bedoel.’
Mijn telefoon ging. Ik keek snel en drukte het weg. Ivar. Ik stuurde wel even een berichtje. “Alles ok. Gezellig zelfs.” Ik knalde er nog een smiley achteraan en drukte op verzenden.
‘Neem je niet op?’
‘Nee. Ik heb een berichtje verstuurd, dat alles goed ging.’
‘Ook controle?’
Ik grinnikte. ‘Zoiets. Wilde weten of ik nog leefde waarschijnlijk.’
‘Ben ik zo gevaarlijk?’
‘Nee, jij niet. De vorige keer dat ik een date had liep minder leuk af.’
‘O?’
‘Nah, niet interessant.’
‘Volgens mij wel,’ reageerde hij uitdagend.
Ik zuchtte. ‘Jongen leren kennen in een chatbox, afgesproken en mee gaan stappen een stad verderop. Hij reed. Het ging hem om de seks kwam ik achter. Ik was iets rustiger, ik kende hem verder niet. Even later stond hij een ander te versieren aan de bar.’
‘Da’s slecht.’
‘Ja, ik kon midden in de nacht naar huis liften.’
Mijn telefoon maakte weer geluid. Berichtje van Ivar. “Kom je nog naar de kroeg?” Ik stuurde snel terug dat het na middernacht zou worden.
‘Of ik nog naar de kroeg om,’ legde ik uit.
‘Hou je wel de tijd in de gaten?’
‘Jawel, nog een half uurtje.’
Elijah zette zijn mok weer op tafel.
‘Maar ik heb sinds die keer even geen date meer gehad.’
‘Je vertrouwde mij wel?’
‘ We hebben al een tijd contact, en niet via zo’n chatbox. Is toch anders. Ik vond dit wel vertrouwd, we kennen elkaar al een tijdje.’
‘Ja.’
‘Maar jij… Jij vertrouwde me ook wel heel snel. Je bracht Hester wel heel snel naar huis. Ik moest even terugdenken aan dat liften, wat als ik jou had laten staan ergens, zonder hond?’
‘Ik vertrouwde je wel. En anders had ik Nicky kunnen bellen. Wil je nog een kop?’
‘Lekker. Zal ik het even pakken.’
‘Je bent hier op bezoek,’ zei hij terwijl hij opstond. ‘Wil je nog wel even wat voor me doen?’
‘Zeg maar wat.’
‘De kaartjes van de trui knippen. Ik heb morgen afgesproken met Nicky, ik wil die trui aan doen.’
Ik lachte en stond op. ‘Geef maar een schaar.’
Hij trok een la open in de keuken en viste er een schaar uit. ‘Alsjeblieft.’
Het klikte in mijn hoofd. Gewoon, door hoe we in zijn keuken stonden, hoe hij de schaar aan me gaf. Dit voelde meer dan goed. Ik herpakte me, liep naar de kamer en haalde de trui uit de tas. Ik knipte de kaartjes los, gooide de plastic draadjes weg.
‘Waar zal ik de kaartjes neerleggen?’
‘In dat mandje op tafel.’
Ik hing de trui over een stoel. ‘Ik ben benieuwd wat ze er van vindt.’
Elijah lachte. ‘Ik ook.’ Hij zette de mokken op tafel en liep naar me toe.
‘Ik heb hem over de rugleuning van de stoel gehangen.’
Hij voelde, tilde hem even op. ‘Gaat vast goedkomen.’
‘Laat me maar even weten morgen.’
Ik kreeg een aai over mijn rug. ‘Komt goed.’
Nu moest ik toch een beetje doordrinken, ondanks dat de koffie nog flink heet was.
‘Hete koffie,’ zei ik.
‘Lekker toch?’
‘Zeker. Beetje doordrinken.’
Hij glimlachte. ‘Ik loop straks wel even mee naar het station.’
‘Gezellig.’
Hij wachtte even. Dacht na.
‘Of blijf je slapen?’ vroeg hij toen voorzichtig.
© 2014 Oliver Kjelsson