En route (deel 1)

Hij lag zwaar op de weg. Veel te veel meegenomen weer. Zoals altijd. Het was druk. We waren op tijd vertrokken en hadden net een kop koffie achter de rug bij een wegrestaurant in Luxemburg. Daarna begon de spits. Voor de Fransen dan. Traag rolde mijn bestelbus mee met het verkeer op de rondweg van Metz. Naast me zuchtte mijn zoon.
‘Het is maar een klein stukje,’ zei ik.
Hij glimlachte naar me. Hij had de hele tijd al vrolijk gekeken hoewel het absoluut geen vroege vogel was. Normaal was hij met geen stok uit zijn bed te krijgen, maar vanmorgen was hij eerder wakker dan ik. Gisteren was hij bij mij thuis afgezet door zijn moeder. Samen nog een kop koffie gedronken. Gelukkig kan dat, ik heb een goede verstandhouding met haar. We waren nu alweer 4 jaar uit elkaar. Zij had een ander, ik was alleen. We waren jong toen we trouwden, drijvend op een roze wolk. Al snel kwamen er kinderen. Mijn zoon als eerste, zijn zusje drie jaar later. Ze ging niet mee en mijn zoon was daar niet echt rouwig om. Regelmatig water en vuur die twee. Dat werd alleen maar erger naarmate ze ouder werden. Olav was nu 16, Marit 13. Scandinavische namen ja, vond mijn vrouw mooi. Twee verschillende werelden. Zij in de weer met haar vriendinnen, hij met zijn ontregelde hormoonhuishouding. Hij glunderde toen ik voorstelde om samen op vakantie te gaan. Mannen onder elkaar. Hij kende me, dat ging een georganiseerde puinhoop worden. Hij voelde zich licht verheven ten opzichte van zijn vrienden. Die gingen allemaal braaf met hun ouders op vakantie, hij ging in een oude bestelbus, met mij. Gas geven en maar zien waar we uit zouden komen.
‘Het rijdt alweer hoor,’ haalde hij me droog uit mijn overpeinzingen.
Ik keek weer op en zag een gat ontstaan tussen mij en de auto voor me. Ik drukte het gaspedaal wat verder in en sloot aan. De vaart kwam er weer in. Het was een goede jongen, al kon hij zijn moeder het bloed onder de nagels vandaan halen. Dwars. De enige man in een vrouwenhuishouden. Hij voelde zich al een hele vent. En stiekem zo onzeker als de pest. Ik voelde me daar wel eens schuldig over. Door de scheiding was hij erg teruggetrokken, op zichzelf. Grote bek, maar als de veiligheid van mij of zijn moeder in de buurt was dan maakte hij daar dankbaar gebruik van. Maar deze twee weken zouden helemaal goed komen. Ik had daar geen angst voor. We konden het goed met elkaar vinden.

Het reed weer. De drukte was als vanzelf opgelost. Erg hard ging het nou ook weer niet. Ik kon wel plankgas willen met die bus, maar daar werd je ook niet echt vrolijk van. We hadden vakantie, dus de tijd. Ik wilde de eerste dag een flinke afstand gereden hebben. Daarna zouden we wel zien waar we uit zouden komen. Eerste doel was de Alpen. Chamonix of daar ergens. Moest lukken om daar aan het eind de middag aan te komen. Olav had zijn ogen dicht gedaan. Het vroege opstaan eiste zijn tol. Ik glimlachte. Trots ook. Mijn zoon. Op een parkeerplaats stootte ik hem aan.
‘Even benen strekken?’
Hij rekte zich uit en knikte. Samen liepen we naar het restaurant. Achter elkaar aan liepen we de toiletten in.
‘Hier wat drinken of bij de bus?’
Olav keek naar de drukte. ‘Doe maar bij de bus.’
Mijn idee. Ik trok de schuifdeur aan de zijkant open en zocht de thermosfles.
‘Doe mij maar wat fris, pap.’
Ik viste een blikje cola uit de koelbox en gooide dat naar hem. Hij kon hem nog net opvangen.
‘Wakker blijven jij,’ spotte ik.
Hij trok lachend het blikje open. Ik ging voor nog een bak koffie. Olav ging de bus in en zocht zijn tas. Even hoorde ik wat gerommel, kort daarna kwam hij in een korte broek weer naar buiten.
‘Het wordt lekker warm,’ zei ik.
‘Heb jij het niet te heet dan?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Gaat wel.’
‘Laatste stuk zometeen?’
‘Nog één keer stoppen, denk ik, voor we de bergen in gaan.’
Hij trok de kaart uit de cabine en vouwde hem uit. Ik stond vlak achter hem en wees over zijn schouder naar de plek waar we stonden. Over de helft al.
‘Kom, zullen we gaan?’
Ik glimlachte om zijn ongeduldigheid. Voorzichtig reed ik de bus achteruit van de parkeerplek en zocht de toegang tot de snelweg weer. Binnen een minuut maakte de motor weer het bekende lawaai en reden we zonder al te veel oponthoud door. Olav had zijn schoenen uitgetrokken en zat met zijn sokkenvoeten tegen het dashboard. Hij bestudeerde de kaart weer. Hij vouwde hem weer op, stak hem in het vak van de deur en ging met zijn hoofd achterover tegen de deur aan hangen. Kort voor we de snelweg af moesten stopte ik bij een pomp. Met een volle tank verliet ik de snelweg.
‘We zullen eens naar boven gaan,’ lachte ik.
‘Waar breng je ons naar toe eigenlijk,’ lachte hij terug.
‘Ik heb een leuke camping gezien op internet. Uitzicht om je vingers bij af te likken.’
‘Gaat die bus dat wel halen?’
‘Nee,’ zei ik gespeeld serieus, wetende dat hij die vraag niet meende.
Hij lachte. Behoedzaam stuurde ik de bus door de scherpe bochten heen. Het duurde een half uur voor we er waren. Olav keek lachend rond toen hij uitstapte.
‘Mooi?’
Hij knikte. Bij de receptie regelde ik een plaats. Ja, we wilden een plaats met stroom en nee, we wisten niet hoe lang we zouden blijven. Olav stond achter de bus en gaf aan hoe ver ik nog achteruit kon rijden. Hij klopte tegen de bus toen ik ver genoeg was. Ik trok aan de handrem en zette de motor uit. Olav had de zijdeur al open. Ik trok de luifel uit die ik aan de zijkant van de bus had opgehangen, Olav zette twee stoelen neer.
‘Bier, pap?’
‘Wat dacht je?’
Hij haalde twee flesjes uit de koelbox en maakte ze open. Ik was al gaan zitten. Strekte mijn benen en keek eens op mijn gemak rond. Het was niet druk. Vanuit mijn stoel keek ik uit over het dal.
‘Mooie plek, pap.’
‘Vond ik nou ook,’ zei ik en tikte met mijn fles tegen die van hem.
‘Ook niet slim,’ zei hij ineens.
‘Wat?’
‘Dat je een krat bier mee hebt genomen. Als ze leeg zijn moeten ze mee terug.’
Ik lachte. Dat had ik me gisteren ook al bedacht toen ik het in de bus zette. Hij rekte zich een keer uit.
‘Veel beter dan Texel, dit.’
Ik lachte. Vast vakantieadres van zijn moeder. Al voor ze me kende. Ik was er de jaren dat we elkaar kenden ook ontelbare keren geweest. De kinderen hadden het er altijd naar hun zin gehad, maar als jongen van 16 kon je dat nu niet meer toegeven uiteraard.
‘Honger?’
‘Ik lust wel wat.’
Ik stond op en zette een barbecue buiten. Zette er een zak steenkool naast en gooide de aanmaakblokjes met lucifers naar Olav.
‘Fikkie stoken, jongen.’
Olav was in zijn element. Ondertussen haalde ik de rest uit de bus. Meteen daarna schoof ik de zijdeur dicht. Olav had de zaak flink aan het roken.
‘Er zijn hier geen indianen hoor, doe geen moeite.’
‘Je hebt de verkeerde kolen gekocht.’
Ik schoot in de lach. ‘Natuurlijk jongen.’
‘Dit is rotzooi.’
‘Als je nou eens dat schuifje aan de voorkant open zet, dan kan er wat zuurstof bij.’
Hij lachte toen hij het zag. ‘O, ja…’
Ik schudde mijn hand een keer lachend door zijn haar en ging zitten.
‘Volgens mij kun je er wel wat vlees op gooien,’ zei ik na een tijdje.
Olav trok een pak open en legde alles voorzichtig op het rooster. Naast mijn stoel onstak ik het gasbrandertje en zette er een pan op. Klontje boter er in.
‘Draai maar om,’ knikte ik naar de barbecue.
Sissend vielen de aardappelschijfjes in de pan. Even later zaten we heerlijk te eten. Olav hield de barbecue bij, zorgde dat er altijd wat op bleef liggen. Twee plaatsen verder parkeerde een auto bij de grote tent die er al stond. Deens kenteken. Er stapten een echtpaar uit, samen met hun dochter. Ze knikten en glimlachten naar ons. Ik stak mijn hand op, Olav glimlachte verlegen terug. Hun dochter was ongeveer van zijn leeftijd, ja. Ze zetten een paar stoelen naast hun tent, uit ons blikveld. Even later kwam er een rookwolk omhoog.
‘En die hebben ook slechte kolen zeker?’
Olav glimlachte met zijn mond vol en schudde zijn hoofd. ‘Schuifje,’ mompelde hij grijnzend.
‘Anders had je nou op Texel in het restaurant gezeten.’
‘Gelukkig niet.’
‘Nou, het was daar toch ook altijd leuk?’
‘Met mama, Marit en Frits zeker?’
‘Ik heb je er nog nooit over horen klagen.’
‘Frits is een lul.’
‘Hé, let je even op wat je zegt?’
Hij haalde zijn schouders op. Nou streelt het natuurlijk wel als vader, dat ze je leuker vinden dan de vriend van hun moeder, maar in dit geval was het wel onterecht. Frits was geen slechte kerel. Hij had nooit geprobeerd mijn plaats over te nemen. Hij woonde op zichzelf. Gescheiden, twee zonen van 12 en 15. Olav heeft het nooit echt goed met die twee kunnen vinden. Dat begreep ik dan weer wel. Het waren twee etterbakken eerste klas.
‘Jij had gewoon bij ons moeten blijven.’
‘Dat ging niet meer jongen, dan was het absoluut niet meer gezellig geweest thuis.’
‘Mama had gewoon nooit iets met die Frits moeten hebben.’
‘Dat had er niets mee te maken, toen waren we al uit elkaar.’
En daar zat ik te liegen. Dat was wel al zo. We hadden besloten de kinderen dat niet te vertellen. Niet dat het de reden was dat we uit elkaar gingen. Eerder andersom. We hadden de knoop nog niet doorgehakt, maar dat het niet te voorkomen was voelden we al lang. De rek er uit, geen klik meer. Te snel getrouwd? Het zal wel. Frits bleef zo lang op de achtergrond, tot alles geregeld zou zijn. Geen verwijten van mijn kant. Dat zou ook wel heel erg hypocriet zijn. Ik had ook al het een en ander achter de rug. Dat wist ze. Met mannen vooral. Dat wist ze ook. De kinderen niet. Dat ze nooit door hebben gehad dat na de scheiding Stef, “die ene gave kameraad van papa”, ook nogal vaak bleef slapen is me nog een raadsel. Een paar maanden geleden was dat uitgeraakt. Hij moest weer verder, zoals hij dat noemde. Allways on the run. Ik had het kunnen weten, voor ik er aan begon.
‘Weet ik ook wel,’ zei Olav.
‘Dan is het goed,’ zei ik.
‘Maar dan was het gewoon veel leuker geweest thuis.’
‘Dat durf ik te betwijfelen.’
‘Jullie kunnen het nu toch ook goed met elkaar vinden?’
‘Juist omdat we niet meer bij elkaar wonen, jongen.’
‘Vertel mij wat.’
Ik keek hem met opgetrokken wenkbrauwen aan. Meneer ging gevatte opmerkingen maken tegenwoordig. Kleine boompjes worden groot.
‘Is toch ook zo? Ze kan af en toe zo overdreven reageren.’
‘Ze bedoelt het niet verkeerd, Olav. Maar jij maakt het haar ook niet altijd even makkelijk heb ik het idee.’
Hij haalde zijn schouders op.
‘We gaan zo eens afwassen,’ kapte ik het af.
Ik zocht alles bij elkaar en samen liepen we naar het gebouwtje midden op de camping. Zwijgend wasten we af. Ieder met zijn eigen gedachten. Het was geen vervelende sfeer. We waren net klaar toen de Deense man met zijn dochter aan kwamen lopen om af te wassen. We zeiden vriendelijk hallo. De dochter lachte breed naar Olav, die met een rode kop onder zijn piekerige blonde haar terug glimlachte. Als je goed keek tenminste. Van binnen lachte ik.
‘Leuke mensen,’ zei ik toen we verder liepen.
‘Ja,’ zei hij gewoontjes, niet door hebbende dat ik hem zat te stangen.
Bij de bus ruimden we alles op, Olav pakte nog twee biertjes uit de koelbox.
‘Ik ga eerste even douchen,’ zei ik. ‘En jij ook. Ik ruik barbecuerook.’
Ik trok hem dicht tegen me aan en rook even aan zijn haren. Hij lachte, sloeg zijn armen om me heen. We pakten wat schone kleren en zochten de douches op. Hij had zijn eigen douchegel, zijn eigen shampoo. Samen onder een douche was voor kleine kinderen. Dat deed hij al jaren niet meer. Ik vond het allang best. Bovendien, als ik goed hoorde waar hij mee bezig was in de douche naast me, wilde ik daar ook helemaal niet bij zijn.

Het was ineens fris toen we onder de douche vandaan kwamen. Bij de bus zochten we een lange broek en een trui op.
‘We moeten jouw tentje nog opzetten.’
‘Kan ik niet bij jou in de bus slapen?’
Ik glimlachte, die zag ik aankomen. Ik haalde mijn schouders op. Het maakte mij ook niet uit. Om heel eerlijk te zijn, ik had ook geen zin meer om dat tentje op te gaan zetten. Voor mezelf had ik een bed achter in de bus getimmerd. Ik had nog een oud matras dat er prima inpaste. Ik was best trots op die bus. Bed achterin, in een frame met opbergvakken er onder. In de dubbele cabine had ik voor de achterbank een opklaptafeltje gemaakt. Onder de bank weer vakken. Ook de koelbox stond daar.
‘Gaaf,’ zei hij.
‘Als je maar stil ligt.’
Hij grijnsde terug.
‘Nog eentje om het af te leren? Daarna ga ik slapen.’
Ik keek hem vragend aan toen ik het zei en opstond. De lege flesjes zette ik in de krat en pakte twee nieuwe. Hij glimlachte toen ik hem een flesje gaf. Ik reageerde er niet op. Ik kon er ook wel om lachen. Half een jongen, half een man. We dronken traag, ik had twee kaarsjes aangestoken voor wat licht. We zaten wat plannen te maken voor de komende dagen. Olav had wat foldertjes vast die ik meegenomen had bij de receptie van de camping. Je kon hier in de buurt ook parasailen. Ik was er al bang voor dat hij dat wilde gaan doen. Ik had gehoopt dat ik er aan zou ontkomen nu Stef niet meer meeging maar ik had even geen rekening gehouden met het feit dat ik een zoon had van 16 die zich af en toe moest bewijzen.
‘We zullen zien,’ zei ik en dronk de laatste slok.
Ik stond op en zocht mijn toiletspullen. Ik pakte mijn tandenborstel en tandpasta.
‘Ik ga mijn bek schrobben, ga je mee?’
Olav stond op, zocht zijn spullen en liep achter me aan. Bij de Denen brandde licht in de tent. Naast elkaar bij twee wastafels poetsten we onze tanden en mopperden over het ijskoude water op ons glazuur. Ik liet de luifel staan, klapte de stoelen in en ging de bus in. Ik rolde onze slaapzakken uit en trok op de rand van het bed mijn schoenen uit. Olav trok de deur dicht en sloot het gordijntje. Zwijgend kleedden we ons uit. Het was koud. Ik trok meteen weer een T-shirt aan. Daarna trok ik mijn broek uit en zocht in mijn tas naar een boxershort om in te gaan slapen. Naast me deed Olav hetzelfde. Hij draaide zich iets van me weg toen hij zijn broek en ondergoed in één keer uitdeed. Spierwitte billen. Bij het aantrekken draaide hij weer iets, ik zag nog net alles verdwijnen in zijn boxershort. Mijn zoon had zich goed ontwikkeld. Ik kroop mijn slaapzak in en trok de rits dicht. Olav deed naast me hetzelfde.
‘Jezus, da’s koud,’ lachte hij.
Ik grinnikte. ‘Hoezo?’
Hij wikkelde zich in zijn slaapzak, alleen zijn ogen en voorhoofd kwamen er nog boven uit.
‘Lig je goed zo?’
Hij knikte.
‘Welterusten dan,’ zei ik en knipte het licht van de zaklamp uit.
‘Welterusten,’ zei hij en kroop dicht tegen me aan.
Ik glimlachte. Half een man, half een jongen. Ik wist wel dat hij dat zou doen. Voor de buitenwereld was hij al heel wat, maar alleen bij mij of zijn moeder kon hij heel aanhankelijk zijn. Ik draaide me op mijn zij en sloeg even mijn arm om hem heen, aaide een keer door zijn haar. Hij kroop nog dichter tegen me aan, wurmde zijn lichaam tegen die van mij. Kus op zijn voorhoofd. Ik liet mijn arm maar liggen.

De volgende ochtend was ik eerder wakker. Dat verbaasde me niets. Hij had zijn oude gewoonte van lang slapen weer snel terug gevonden. Hij had zich van me af gedraaid, zijn slaapzak lag weer wat losser. Het was ook een stukje warmer dan de nacht ervoor, zijn arm lag gevouwen naast hem op het matras. Ik moest naar het toilet, en niet te zuinig. Het bier had zijn werk goed gedaan. Voorzichtig kroop ik uit mijn slaapzak en zocht wat kleren. Ik trok ze aan, kroop over hem heen en sloop de bus uit. De zon scheen. Ik rekte me uit, liet de deur voorzichtig dichtvallen en zocht het toiletgebouw op. De Denen zaten buiten te ontbijten. Ze knikten lachend. Terug bij de bus was Olav nog in diepe rust. Ik zette koffie, de enige fatsoenlijke manier om wakker te worden. Na twee bakken was er nog geen beweging in de bus. Ik besloot alvast broodjes te gaan halen. Ik legde een briefje naast hem op het matras en liep naar de ingang van de camping. Naast de receptie was een klein winkeltje, eigenlijk alleen voor het brood elke ochtend, maar ze verkochten er voor de vorm nog wat dingen meer. De vrouw van de campingeigenaar hielp me. Ze was vriendelijk, glimlachte een paar keer. Ik had wat moeite meer haar snelle Frans dus ik knikte af en toe maar een keer lachend. Terug bij de bus legde ik de papieren zak op tafel en schonk mezelf nog een kop in. Langzaam kraakte er wat in de bus. Ik glimlachte. Ik hoorde hem hoesten en zich met een dreun op zijn andere zij draaien. Zou ik wat zeggen? Nee, gewoon laten liggen. Na een kwartier kwam hij dan toch naar buiten. Volle blaas, net als ik.
‘Morgen,’ kraakte hij.
‘Goedemorgen jongen. Lekker geslapen?’
Hij knikte glimlachend. Zijn ochtenderectie was nog niet helemaal verdwenen. Hij had het niet in de gaten. Met zijn blote voeten in zijn schoenen, zijn T-shirt achterstevoren en in zijn boxershort liep hij naar het toiletgebouw. Laat maar gaan. Ik zag het Deense meisje kijken. Onnadenkend krabde hij een keer aan zijn bil toen hij haar voorbij gelopen was. Ik glimlachte. Die was nog niet wakker. Zij wel.

Na een paar minuten was hij terug. Ik had ondertussen alles klaar gezet voor het ontbijt. Hij pakte zijn stoel die nog tegen de bus stond en klapte hem uit. Hij ging zitten en nam een slok van zijn thee. Na een paar slokken pakte hij een broodje en sneed het open. Op zijn gemak keek hij wat er op tafel stond en koos voor de pot met jam.
‘Lekker weer,’ zei hij toen.
‘Zeker,’ zei ik.
‘Wat wil je gaan doen vandaag?’
‘Niet veel. Ik wil even in het dorp gaan kijken, even zien wat ze er allemaal voor winkels hebben en wat er nog meer te beleven is.’
Hij stemde zwijgend in. Ik heb de eerste dag altijd nodig om een beetje te wennen aan de streek, acclimatiseren. Beetje kijken waar alles is. Na twee broodjes pakte hij een beker melk en ging achterover zitten. Zijn boxer hing los om zijn benen, zijn kruis lag vol in het zicht. Hij zag me niet kijken. Ik knipperde een keer met mijn ogen en dronk mijn koffie leeg.
‘Ik ga zo even douchen, anders word ik nooit wakker.’
‘Goed idee,’ zei hij.
We ruimden de tafel op, zochten een handdoek en liepen samen naar de douches. Hij nog steeds in zijn boxer. Bij iedere stap zag ik zijn boxer bewegen door zijn kruis. Het Deense meisje keek weer. Ik knikte een keer lachend naar haar waarna ze verlegen haar rode hoofd wegdraaide. Olav pakte de douche naast me. Ik liet me wakker stromen door het warme water. Ik stond gewoon stil, hoofd achterover, liet het langs me af gaan. Naast me hoorde ik Olav. Af en toe drukte ik op de knop van de douche als het water stopte. Stom systeem. Groot gelijk natuurlijk van die camping, anders bleef het water stromen. Maar handig was anders. Ik pakte mijn fles douchegel toen het water stopte en zeepte me in. Naast me was het water ook opgehouden. Vlak voor ik mijn water weer aan wilde drukken hoorde ik hem zachtjes hijgen. Het beeld van zijn kruis toen hij nog bij de bus zat flitste weer voor me. Ik bleef even stil staan en hoorde zijn hand op en neer gaan. Goed zo jongen, veel schuim gebruiken, glijdt lekker. Ik glimlachte en drukte op de knop. Hij leek op me. Toen ik zo jong was kon ik er ook niet vanaf blijven. Ik sloot mijn ogen en wreef over mijn kruis. Die was al wat groter dan normaal. Snel trok ik me hard en liet het allemaal zo rap mogelijk gebeuren. Ondertussen stroomde het schuin van mijn lichaam af. Samen met mijn zaad verdween alles in de afvoer. Toen ik weer een beetje bij mijn positieven was hoorde ik niets meer naast me. Ik liet het water uitstromen en pakte mijn handdoek. Traag droogde ik me af en trok mijn kleren aan. Olav was al onder de douche uit. Bij de spiegel stond hij met grote precisie zijn haar in de war te gooien. IJdeltuit dat het is. Ik zocht mijn scheermes en scheerzeep en installeerde me aan de wastafel naast hem. Hij keek hoe ik met trage halen het mes over mijn kaken liet gaan en iedere keer uitspoelde onder de kraan. Hij lachte.
‘Alsof jij je niet hoeft te scheren,’ mopperde ik gespeeld.
‘Ik ga me niet scheren deze twee weken.’
Het Deense meisje schoot door me heen.
‘Wedden van wel,’ zei ik.
‘Echt niet. Ik heb ook niets meegenomen.’
‘Ik heb genoeg reservemesjes meegenomen, je zegt het maar als het nodig is.’
Lachend spoelde ik de resten zeep van mijn gezicht en bekeek het resultaat in de spiegel.
‘Ik heb vakantie,’ was zijn reactie.
Ik lachte, sloeg hem tegen zijn schouder en samen liepen we terug naar onze plaats. De Denen waren al weg. We dronken nog een bak en gingen daarna te voet naar het dorp. Dat was nog een flinke wandeling. Erg was dat niet. Het uitzicht was mooi, langzaam daalden we af het dal in, waar het dorp lag. Het was er redelijk druk, echt een toeristisch plaatsje, waar de hele omgeving op af kwam. Vele skiliften, waar er nu in de zomer maar een paar van open waren. Olav keek me aan.
‘Later,’ zei ik. ‘Eerst even door het dorp heen.’
Olav was niet weg te slaan bij de winkeltjes waar ze souvenirs verkochten. Bij een winkeltje trok hij zijn portemonnee en kocht een kettinkje van witte kraaltjes. Het stond hem. Hij glunderde toen ik hem dat zei. Bij een ander winkeltje riep hij me.
‘Da’s iets voor jou, pap.’
Hij wees naar een draaiend rek met leren armbandjes. Hij wees naar een armbandje met mijn naam. Ik glimlachte.
‘Kom op, is leuk.’
Ik haalde mijn schouders op en had al lang besloten dat ik het zou kopen.
‘Dan koop ik hem voor jou.’
‘Echt niet,’ zei ik, ‘dat doe ik zelf wel.’
‘Gaaf.’
Ik rekende af, voor we de winkel uit waren griste hij het al uit mijn handen.
‘Strek je arm,’ zei hij me toen we buiten stonden.
Ik strekte mijn arm voor hem en hij knoopte het vast. Ik keek er nog een keer naar en glimlachte. Leuk, hij had gelijk.
‘Gaan we zo iets eten?’
‘Zullen we naar boven gaan en daar iets eten?’ stelde ik voor.
‘Is dat wel open?’
‘Dat vragen we eerst na voor we naar boven gaan,’ zei ik en liep naar het centrum van het dorp waar de gondel vertrok.
Buiten bij de kassa hing een groot bord; “restaurant ouvert”.
‘Ik geloof het wel,’ lachte Olav en liep voor mij uit het gebouwtje binnen.
We konden meteen instappen vlak voor de gondel vertrok. Samen genoten we van het uitzicht.
‘Ik zie onze bus staan,’ zei Olav en wees naar de overkant van het dal.
Zijn ogen waren duidelijk scherper dan die van mij. Het is dat ik wist waar ik moest kijken, anders had ik hem nooit gezien. Boven stapten we uit en keken eerst naar het dorp beneden. Het was boven drukker dan ik had gedacht. Ik liep achter hem het terras op, hij ging naar een tafeltje tegen het restaurant, in de zon. Hij ging zitten met zijn hoofd wat achterover, ogen dicht.
‘Het is hier zelfbediening, luiwammes.’
Meteen gingen zijn ogen weer open en keken me aan. Hij lachte en volgde me naar binnen. Aan het buffet besteden we wat we wilden hebben en liepen even later met een vol dienblad terug naar buiten. We zaten met onze rug tegen de muur van het restaurant genietend van de zon. Lekker onderuit aten we. Olav ging even later nog een keer naar binnen om twee bier te halen. We zaten hier goed, geen haast om te vertrekken. Hij was pas net binnen toen ik ze het terras op zag komen lopen. Ik glimlachte. Dit zou Olav vast leuk vinden. De Denen. Ze keken even rond om een tafeltje uit te zoeken en zagen mij zitten. Ik stak mijn hand op. Ze kwamen naar me toe gelopen en bleven bij mijn tafel staan. De man en vrouw begonnen een gesprek met mij over de camping en de omgeving. Hun dochter stond er een beetje verloren bij maar keek vrolijk. Olav kwam weer naar buiten met twee grote glazen in zijn hand en ik zag zijn gezicht vertrekken. Van binnen lachte ik. Hij kwam weer naast me zitten en zei hallo. Een beetje verlegen. Hij keek haar bijna niet aan.
‘Hadden ze geen kleinere glazen?’
‘Jawel,’ grinnikte hij en gaf me mijn portemonnee terug.
De Deense man lachte er om. Hij maakte een gebaar naar onze tafel en ik nodigde ze knikkend uit om er bij te komen zitten. Zij ging met haar moeder wat te drinken halen en de man stelde zich voor. Zijn voornaam was ik bijna meteen vergeten, de achternaam was Olsen. Ik stelde ons voor en hij was meteen enthousiast over Olav’s naam. Toen de dames terug kwamen begin hij meteen in het Deens aan zijn vrouw te vertellen dat mijn zoon Olav heette, met een v. Ze reageerde verrukt. Hun dochter heette Krista, zijzelf Marit. Toen ik vertelde dat mijn dochter en zijn zusje ook zo heette kon het helemaal niet meer stuk. De volgende ronde was op zijn kosten. Geen tegenspraak alstublieft. Graag gedaan, dank u wel. Het had wel als resultaat dat ik anderhalf uur later redelijk wazig de gondel naar beneden weer instapte, na drie glazen van een halve liter. Olav was wijselijk overgestapt op cola. Olsen had nergens last van, leek het. Geschikte vent, dat wel. Van een wandeling boven over de vlakte was niets meer gekomen. Het maakte me ook niet zoveel uit, ik had een gezellige middag. Met zijn vijven gleden we naar beneden. Er ontstond zowaar een gesprek tussen mijn zoon en zijn dochter, in gebrekkig Engels en Duits door elkaar. Beneden stond zijn auto op de parkeerplaats. Zijn vrouw had de sleutel vast, we konden meerijden. Olav en ik bedankten vriendelijk, we moesten nog wat dingen inkopen in het dorp. Bovendien had ik frisse lucht nodig.
‘Barbecue weer vanavond?’ vroeg ik toen we door het supermarktje slenterden.
‘Lekker.’
‘Zoek maar wat uit,’ zei ik, langzaam weer een beetje tot mijn positieven komend. Terwijl Olav bij het vlees stond te kijken zocht ik de rest uit. Met drie volle tassen kwamen we terug op de camping. Ik was moe. Dat gingen we de volgende keer dus met de bus doen. Het plastic van de gratis tasjes sneden in mijn vingers. Ik plofte in mijn stoel.
‘Biertje?’ Olav vroeg het spottend.
‘Doe maar wat fris,’ grijnsde ik.
Hij lachte en kwam terug met twee glazen en een fles.
‘Zal ik de barbecue vast aansteken?’
‘Is goed, jongen. Doe ik de rest wel.’
Een half uur later zaten we heerlijk te eten, met een frisse salade die ik gemaakt had. Dat deed goed. Langzaam verdween het lome gevoel uit mijn hoofd. Olav zat me alleen maar grijnzend aan te kijken. Na het eten deden we alles in een wasbakje en gingen er mee naar de wasbakken. Daar waren de Olsens weer. Het gesprek kwam weer op gang. Olsen en ik praatten rustig en gezellig voort over van alles en nog wat, zijn dochter en mijn zoon keken alleen maar voorzichtig naar elkaar. Samen liepen we terug naar onze plaats. Olsen maakte nog een opmerking over mijn bus. Ik legde uit dat ik zelf er wat aan vertimmerd had. Hij zou later nog even komen kijken. Ik nodigde ze uit voor koffie. Olav liet niets merken. Een half uur later kwam het gezin met stoelen bij ons zitten. Nadat ik Olav aan de ketel water en de thermosfles met het filter er bovenop zette, liet ik Olsen de bus zien. Hij vond het prachtig. Zijn vrouw keek mee, ik wist dat ik het kort moest houden voor Olav, die voelde zich opgelaten. Hij kwam bij ons staan om wat mokken te pakken. Ik keek even om en zag Krista nog een keer water op het filter schenken. We gingen weer zitten, de koffie was er bijna door. Olav pakte nog twee glazen en schonk wat voor hem en Krista in. Ik vulde de mokken. Nietszeggend gekeuvel over werk, Denemarken en Nederland. Al snel trok ik een fles wijn open. Het werd later en frisser. Hij nodigde ons uit in hun tent waarna we alles verhuisden. Ik trok nog een fles open en zag Olav met een schuine blik kijken naar de slaapcabine van Krista die een stukje open stond. Langzaam ontdooide hij. Toen hij even naar het toilet moest liep zij mee. Pas na een half uur waren ze terug. Olsen en ik zeiden er niets van, we lieten niets merken. Zij ook niet. Na een tijdje had Olav het gehad. Hij wilde naar bed. Ik gaf hem de sleutel van de bus, Olsen had mijn glas net volgeschonken. Krista pakte haar tandenborstel en ging met Olav mee. Ik reageerde of het de normaalste zaak van de wereld was. Zo deden ook de Olsens. Na een half uur hoorde ik Olav buiten goodnight zeggen en kwam Krista weer de tent in. Ik had mijn glas leeg en besloot op te stappen. Bedtijd. Olsen probeerde me nog te verleiden tot nog een glas maar ik vond het mooi geweest. Bovendien vond ik niet dat we gezellig konden blijven praten terwijl Krista wou gaan slapen. Ik bedankte ze allemaal voor de gezellige avond en ging mijn tandenborstel zoeken in mijn bus. Olav was zich net aan het omkleden toen ik de deur opentrok. Snel poetste ik mijn tanden en liep terug naar de bus. Het was koud. De camping was stil. Erg druk was het ook niet. Terug in de bus zocht ik mijn T-shirt en boxer. Ik mopperde toen ik het koude shirt aantrok. Olav lachte en keek me aan over de rand van zijn slaapzak. Ik trok mijn broek uit en pakte mijn boxer. Olav keek me ongegeneerd aan. Ik trok hem aan, haalde de rand over mijn kruis en liet het elastiek met een klap op mijn buik terugschieten. Ik kroop mijn slaapzak in en rilde. Olav lachte.
‘Man, wat is het hier koud ‘s nachts.’
‘Best wel hè?’
Hij lag op zijn zij en keek me aan met een grijns.
‘Wat lig je nou te lachen?’
‘Je rilt helemaal,’ lachte hij.
‘Nee, jij hebt het warm.’
Hij schaterde.
‘Was het gezellig bij het tanden poetsen?’
‘Ja hoor,’ zei hij.
‘Deden jullie lang over.’
‘Er is niets gebeurd hoor,’ reageerde hij beledigd.
Het was ook wel een beetje flauw van mij natuurlijk. Maar ik kon het niet laten.
‘Aardig meisje hoor.’
‘Pap…,’ klonk het protesterend.
‘Ik zeg al niets meer,’ spotte ik.
‘Fijn.’
Ik hoorde aan zijn stem dat hij het wel kon hebben, die plagerijtjes van mij.
‘Het is koud,’ rilde hij.
‘Watje.’
‘Hoor wie het zegt.’
Ik lachte. Hij rolde tegen me aan. Wurmde zijn lichaam met slaapzak tegen die van mij. Met een diepe zucht ontspande zijn lichaam. Ik liet hem. Half man, half jongen. Ik glimlachte en sloot mijn ogen.

Hij werd zowaar tegelijk met mij wakker. Ik moet toegeven, dat had meer met mij te maken dan met hem. We besloten eerst te gaan douchen en daarna voor een ontbijt te gaan zorgen. Na het douchen stond hij zijn haar te modelleren. Ik had geen zin om me te scheren.
‘Mag ik een mesje lenen, pap?’
Ik grijnsde. ‘Tuurlijk jongen.’
Ik klikte een nieuw mesje in de houder en gaf het hem. Ik wist het. Ik zei er niets van, laat maar doen. Ik rook een overdaad aan deospray.

De Olsens waren alweer weg. Vroege vogels. Olav en ik besloten een dagje rond te gaan rijden. Via het meer van Genève reden we een rondje door de bergen heen. Op de terugweg stopten we bij een wegrestaurant langs de snelweg. Het was nog wel wat vroeg, maar we hadden geen zin om zelf te koken. Toen we buiten kwamen zagen we een auto staan, vlak bij onze bus. Frans kenteken. Twee mannen stonden naast de auto. Aan hun houding kon ik zien dat ze een meningsverschil hadden. Een van de twee trok de kofferbak open en gooide wat bagage uit de auto. Er werd gevloekt. Olav keek me even vragend aan. Ik liep gewoon naar onze bus en stapte in, maar besloot even te wachten met wegrijden. Van een afstandje zagen we de discussie verder gaan. De ander klapte het kofferdeksel dicht en stapte in. Hij startte en reed weg. Stopte weer, stapte weer uit en zei nog wat tegen de ander. Die stak alleen maar zijn middelvinger op. Dat bleek de doorslag te geven. De ander stapte in en reed weg. De man die achter bleef ging op de rand van het trottoir zitten, naast zijn volgepakte rugzak. Het was flink wat. Olav keek me aan. Ik haalde mijn schouders op. De man staarde voor zich uit.
‘Die kunnen we zo niet laten zitten,’ zei ik en stapte uit.
‘Need a lift?’ vroeg ik zo gewoon mogelijk.
Hij keek me even aan en zuchtte.
‘Als je me bij een hotel af kunt zetten, graag,’ antwoordde hij.
© 2008 Oliver Kjelsson