Geheim (deel 12, slot)

‘Hey, Jort,’ probeerde ik niks te laten merken, ‘zeg het ee…’
‘Wat ben jij een lul.’
‘Pardon?’
‘Jij bent de vriend van die lul die Oom Oscar heeft doodgereden.’
‘Ik wàs de vriend. Godzijdank niet meer.’
‘Dan nog.’
‘Mag ik even vragen wat er allemaal gebeurd is?’
‘We begonnen ons af te vragen waar je was. Friso had het niet meer over jou, niet meer over klimmen. Pa en ma gingen vragen stellen, ze vroegen of jullie ruzie hadden.’
‘En? Wat zei Friso?’
‘Dat hij er achter gekomen was dat je homo was.’
‘Wat?’
‘Ja.’ Hij lachte een beetje.
‘Hoe reageerden ze?’
‘Mijn moeder vond dat hij daar iemand niet op mocht beoordelen.’
‘En je vader?’
‘Die zei ook zoiets.’
‘Zo, verrassend.’
‘Ja, dat verbaasde mij ook.’
‘Wanneer was dat?’
‘Gisteravond.’
Ik dacht na. Waarom had hij me niet gebeld? Dit was toch goed nieuws.
‘Ma zei nog dat je daarom zo zorgzaam voor hem was geweest. Zo zijn homo’s nou eenmaal.’
Ik zuchtte. Fantastisch, die goedbedoelde vooroordelen.
‘Daarna flapte hij eruit dat je de vriend was van… Nou ja, je snapt wat ik bedoel.’
‘En hoe reageerden ze?’
‘Pa liep rood aan, die ontplofte bijna alsnog.’ Hij lachte nu hard.
‘Niet leuk, Jort.’
‘Ik vond ‘m wel gaaf.’
‘Heeft Friso nog uitgelegd hoe dat toen allemaal gegaan is?’
‘Daar kreeg hij niet echt de kans voor.’
Ik schudde mijn hoofd.
‘Kleine kans dat je hier ooit nog eens binnen komt denk ik.’
‘Ging het zo slecht?’
‘En terecht toch?’
‘Niet oordelen voor je het hele verhaal kent. Heeft Friso jou naderhand er nog meer over verteld, of niet?’
‘Niet veel.’
‘Zei hij verder nog iets?’
‘Onze Friso?’ Hij lachte. ‘Die vertelt nooit wat.’
‘Nou, je hebt je zin,’ zei ik dwars, ‘pa is over de rooie. Heb je Friso nog een beetje geholpen?’
‘Waarom zou ik? Was niet nodig. Dit was zo ook al meer dan genoeg.’
‘Ik had het kunnen weten. Dag Jort.’
Ik drukte kwaad mijn telefoon uit. Waar was Friso in godsnaam mee bezig? Wat haalde hij in zijn hoofd? Ik belde hem, maar kreeg zijn voicemail. Dan maar een sms. Hij moest me zo snel mogelijk bellen.

Dat deed hij dus niet. Ik wachtte al een dag, maar hoorde niets. Ik belde hem geregeld, maar hij nam niet op. Ik begon nu echt kwaad te worden. Mijn laatste sms was duidelijk genoeg. Geen begrip meer.
Opnemen die telefoon! Waar ben je mee bezig? Dit kun je niet maken lul!
Dat had effect. Nog geen vijf minuten later ging mijn telefoon.
‘Hey,’ zei hij timide.
‘Waarom belde je niet?’
‘Ik wilde nadenken.’
‘Friso, Jort heeft me gebeld gisteren. Ik weet wat er gebeurd is thuis.’
‘O.’ Dat klonk… Ja, hoe klonk het eigenlijk? Verbaasd? Nee. Berustend klonk het.
‘Heb je nu tijd? Ik wil je zien.’
‘Ja, is goed.’
‘Jou ophalen is zeker geen optie?’
‘Ik kom wel naar de stad. Klein stukje fietsen gaat wel weer.’
‘Pik ik je daar op. Ik wil met je praten Friso.’
‘Ja.’
‘Over een uurtje?’
‘Is goed,’ zei hij zacht en hing toen op.
Met verbazing keek ik naar mijn telefoon. Het is dat ik hem kende, anders had ik gedacht dat hij onder de drugs zat of zoiets. Hij klonk afwezig. Ik schudde mijn hoofd, besloot nog even te gaan douchen. Terwijl het water van me af liep begon het tot me door te dringen. Ik moest er heel erg rekening mee houden dat ik hem kwijt begon te raken. Toen ik me afdroogde kwam de hoop weer terug. Het was nog niet verloren. Friso had er vast een goede verklaring voor, hier zat een plan achter. Friso had alles onder controle. Zoals altijd.

Zijn gezicht stond niet vrolijk toen hij naar mijn auto kwam lopen. Hij stak even zijn hand op toen hij me zag staan. Niet veel later stapte hij in. Ik gaf hem een kus die hij beantwoordde. Dat ging in ieder geval goed. Ik werd gek van de zwijgende Friso naast me. Hij ging me irriteren.
‘Nou, vertel op,’ zei ik, ‘wat is er allemaal gebeurd?’
‘Ze begonnen vragen te stellen, ze hoorden niets meer over je.’
‘Wat heb je gezegd?’
‘Wat moest ik zeggen? Ik kon toch moeilijk de waarheid zeggen?’
‘Nee,’ spotte ik, ‘dat zou wel heel gek zijn ineens.’
‘Ik heb gezegd dat ik er achter gekomen was dat je homo was.’
‘Waarom dat dan?’
‘Ik moest toch iets zeggen? En zo kon ik peilen hoe ze zouden reageren.’
Ik moest toegeven, die vond ik nog slim bedacht ook.
‘En, hoe reageerden ze?’
‘Goed, ik kreeg bijna op mij donder dat ik je daar op veroordeelde.’
Ik glimlachte.
‘Dat was nou ook weer niet de bedoeling.’
‘Nou ja goede reactie toch van ze?’
‘Ja, dat wel. Maar ze moeten ook weer niet gaan denken dat ik een hekel aan homo’s heb.’
‘En toen heb je er maar uitgegooid dat ik de vriend van Daniël was in die tijd?’
Friso keek even naar me.
‘Jort heeft me gebeld, zei ik toch? Die schold me meteen verrot.’
‘Jort moet niet zeiken.’
‘Nou ja, als jij verder niks uitlegt, kan ik het wel begrijpen.’
Friso zei niets.
‘En hoe reageerden je ouders?’
‘Dat zul je ook wel van Jort gehoord hebben.’
‘Ik wil het van jou horen Friso.’
Ik zette de auto stil op een parkeerplaats, trok de sleutel uit zijn contact.
‘We gaan een stukje lopen.’
Friso knikte.
‘Pa was laaiend,’ ging Friso verder toen we aan het lopen waren.
Ik liep even een stukje achter hem, het pad tussen de bomen was er smal.
‘Was hij echt zo kwaad ja?’
‘Hij ging door het lint. “Dat soort volk komt er hier niet in!” zei hij.’
‘En jouw moeder?’
‘Die zei niets. Zoals gewoonlijk. Doet ze meestal als ze het niet met hem eens is. Anders geeft ze hem wel gelijk.’
‘Dus we hebben jouw moeder aan onze kant?’
‘Niet echt denk ik. Ze hoopt nog steeds op een leuke vriendin voor me.’
‘Dat zal wel, ja.’
Friso liep naast me en keek de hele tijd voor zich uit, in de verte.
‘En nu?’ vroeg ik.
Zijn gezicht vertrok. ‘Weet ik niet,’ zei hij strak.
‘We zullen iets moeten, Friso. “Weet niet” helpt ons niet verder nu.’
Friso liep stug door.
‘Wat denk je nu?’ vroeg ik. ‘Ik zie aan je gezicht dat je loopt te denken.’
‘Ik weet niet wat ik moet denken.’
‘Wat wil je?’
‘Jou.’
Ik keek glimlachend naar hem. Er stroomde een warme goed door me heen.
‘Maar ik weet niet of dat wel kan,’ zei hij er meteen achteraan.
Daar schrok ik toch van, al dacht ik diep van binnen misschien wel hetzelfde. Maar ik wilde er nog niet aan.
‘Waarom niet?’ vroeg ik een beetje wanhopig.
Friso stopte met lopen, keek me aan.
‘Ik woon nog thuis, Ruben. En dat blijft nog even zo. Hoe dan ook, pa wurgt me als hij merkt dat ik nog contact met je heb. Dat zal hij me altijd kwalijk blijven nemen. Laat staan als hij er ook nog achterkomt dat ik een relatie met je heb.’
‘Ik kan toch proberen het uit te leggen?’
‘Daar wil hij niet aan. Hij heeft een beeld van hoe het toen gegaan is, dat verandert hij niet.’
‘Dus?’
‘Ik weet het niet.’
‘Ik denk dat je het wel weet, maar dat je het niet wil beslissen.’
Friso pakte mijn hand, en liep weer door.
‘Weet je, ik weet echt niet wat ik moet doen. Ik wil je niet kwijt aan de ene kant, maar aan de andere kant is het allemaal onmogelijk.’
‘Waarom heb je het dan zo thuis verteld? Het was redelijk recht voor zijn raap, als ik het hoor.’
Friso keek even naar me en staarde toen voor zich uit. Hij zuchtte.
‘Ik kon geen beslissing nemen. Ik heb het ze maar voor hun voeten gegooid, zo staan de zaken er voor. Ik liet het maar van hun reactie afhangen, wat ik moest doen.’
‘En de conclusie is?’
Friso keek nog steeds voor zich uit. Op het moment dat hij even naar me keek hield ik zijn blik vast.
‘Het is redelijk onmogelijk hè?’
Hij knikte, zijn ogen werden vochtig. Ineens pakte hij me vast, verborg zijn gezicht in mijn hals.
‘We hebben elkaar tien jaar te vroeg leren kennen,’ zuchtte ik.
‘Ja,’ zei hij kort.
‘Ik denk dat we eerlijk tegen elkaar moeten zijn, Friso.’
‘Over tien jaar is alles anders.’
‘Over tien jaar…’
‘Dan kom ik terug,’ zei hij dromerig. ‘Dan gaan we verder.’
Ik glimlachte. ’Tien jaar is lang.’
‘Ik heb het er voor over. Misschien hoeft het ook niet tien jaar te zijn, maar korter.’
‘Wil je echt zo lang op me wachten?’
Hij kuste me. ‘Op jou wel.’
We kusten elkaar weer, zijn tong likte langs mijn lippen. Daar gingen we weer, ongecontroleerd, zonder richting. Friso liet me los en was ineens weer vrolijk. Het werkte aanstekelijk. Hij pakte mijn hand en liep weer door.
‘Als ik klaar ben met mijn studie, dan woon ik op mezelf en dan kan het wel. Niet meer afhankelijk, dan zal pa er wel aan moeten, anders is hij me kwijt. En al wil hij je nooit meer zien, dan hebben we alle ruimte om wel samen iets op te bouwen. Dan zoekt hij het maar uit. Gewoon nog een paar jaar wachten.’
Ik liet me er in meeslepen. ‘Kom je bij me wonen als het zover is.’
‘Nee,’ zei hij balorig. ‘Dan ben ik advocaat, dan kopen we een groot huis samen.’
Ik sloeg mijn arm om hem heen en trok hem tegen me aan. Dicht tegen elkaar liepen we door.

Het was grote onzin. Dat wist ik, dat wist hij. We zouden ieder onze eigen weg gaan, nieuwe mensen tegen komen. Opnieuw verliefd worden misschien. Zeven jaar, tien jaar, het was zo’n lange tijd. Maar we hadden het nodig, om die middag uit elkaar te kunnen gaan. Op een goede manier. En had ik stiekem niet het gevoel dat het allemaal nog eens gewoon zou lukken ook?
‘Dus we moeten wel contact houden,’ zei hij terug bij de auto.
‘Tuurlijk,’ zei ik.
Hij keek me aan, serieuze blik. ‘Het gaat niet werken hè?’
‘Geen idee Friso.’
Hij zweeg, keek leunend met zijn rug tegen de auto naar zijn voeten. Zijn hoofd draaide half, ogen op mij gericht.
‘Als je iemand nieuws tegen komt moet je die niet laten schieten, Friso.’
‘Jij ook niet.’
Ik glimlachte flauw.
‘Ik ben gewoon laf. Ik heb ze niet eens verteld dat ik zelf homo ben. Dat weten ze nog steeds niet.’
‘Nou ja, als jouw moeder het hoort weet ze in ieder geval dat je een zorgzame jongen zult zijn.’
‘O god, heeft Jort je dat ook verteld?’
‘Ja,’ lachte ik.
‘Dat komt nog wel een keer, dat ik ze dat vertel.’
‘Alle tijd nu Friso.’
Ik ging tegen hem aan hangen, hij zat klem tussen mij en de auto in. We zoenden kort, daarna duwde hij me voorzichtig van zich af.
‘Naar huis?’ vroeg ik.
Hij knikte.

Ik zat verdwaasd ik de bank, voor me uit starend. Dit was raar. We waren uit elkaar en toch had ik er vrede mee. Ik miste hem nu al, maar was ook tevreden. Stom eigenlijk, dat plan om over een aantal jaar weer bij elkaar te komen sloeg nergens op, dat ging nooit lukken, maar het maakte alles wel dragelijk. Misschien paste het wel bij deze situatie, was het de enige manier om er een punt achter te zetten terwijl we het allebei eigenlijk niet wilden. Ik had rust in mijn hoofd. Ik begon me ook te beseffen dat dat voor het eerst was in lange tijd. Hessel zou langs komen vanavond. Lekker. Wat drinken, van me af praten. Relativeren. Hardop zeggen wat ik nu al dacht. Al langer dan vandaag eigenlijk. Dit was het beste. Geen geheimen meer. Gen eromheen draaien meer. En niets dat me nog verbond met dat ongeluk van Daniël. Rust. Ik had het nodig.

‘Mooi geregeld weer Ruben, nou hebben we weer een klimmaatje te weinig.’
Hessel keek me spottend aan, ik lachte. Dat soort humor was nou precies wat ik even nodig had. Niet te zwaar maken.
‘Ik zal op zoek gaan,’ zei ik. ‘Maak je geen zorgen.’
Hij grinnikte.
‘Klimmaatje hè? Meer niet. Ik heb even genoeg.’
‘Zeg nooit nooit.’
‘Ik wil rust, Hessel. Het was me turbulent genoeg even.’
‘Kan ik me iets bij voorstellen. Maar je doet er zo luchtig over.’
‘We hebben afgesproken over een jaar of tien opnieuw te beginnen,’ zei ik balorig.
‘En dat gaat gebeuren?’
‘Nee, of het zou wel heel toevallig zijn.’
‘Maar ze weten nu thuis in ieder geval dat ie homo is.’
‘Nee, ze weten dat ik het ben.’
‘Hij heeft het nog steeds niet verteld?’ Hessel keek me met grote ogen aan.
‘Nee. Lekker veilig weer allemaal.’
‘Hij is…’ Hessel bleef hangen in zijn woorden.
‘Hij is wat?’
‘Dat weet ik eigenlijk niet. Ik heb er geen woord voor.’
‘Friso is Friso.’
‘Ja.’ Hij lachte. ‘Ander woord heb ik er ook niet voor.’
Ik rekte me uit. ‘Het zwarte gat zal nog wel komen, vrees ik.’
‘Je hebt mijn nummer.’

Op zondag ben ik bij mijn ouders geweest, mijn zus was er ook, wist ik. Droog verteld, niet zwaarder maken dan nodig. Ik wilde er nuchter over blijven denken. Dat gaf wat vragende blikken, maar ik heb ze gewoon genegeerd. Dit was het beste, en ik wilde gewoon door met mijn leven, op een normale manier. Geen gedoe. Op maandagochtend stond mijn collega weer bij de koffieautomaat.
‘Goedemorgen Ruben. Goed weekend gehad?’
‘Mwuh.’
‘Niet echt?’
Hij blies in zijn beker.
‘Heet?’ vroeg ik.
De automaat zoemde, ratelde even waarna mijn koffie er uit liep in mijn bekertje.
‘Zoals gewoonlijk. En sterk. Niks nieuws.’ Hij lachte. ‘Maar vertel?’
‘Wat moet ik vertellen?’ vroeg ik terwijl ik in mijn bekertje blies.
‘Jouw weekend.’
‘Ik ben weer vrijgezel,’ zei ik. ‘Verder niks nieuws.’ Mijn ogen werden vochtig, maar dat kwam door de sterke koffie. ‘Jezus. Waar is de melk?’
‘Lullig voor je.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Nou ja, vrijheid, blijheid toch? Heeft ook zijn voordelen. Afgelopen weekend weer met de hele familie weggeweest.’ Hij zuchtte. ‘Slopend, echt waar. Ik ben wel toe aan wat rust. Kinderen waren weer totaal de controle kwijt, mijn schoonmoeder die…’
‘Ruilen?’ onderbrak ik hem bits.
Hij keek me verbaasd aan vanachter zijn computer.
‘Sorry.’
‘Laat maar.’ Ik zuchtte keek een keer rond. ‘Heb jij er problemen mee als ik een dag vrij neem?’
‘Nee hoor. Wanneer?’
‘Nu,’ zei ik.
Hij keek me meewarig aan. Ik zette mijn computer weer uit, goot het restje koffie in de plantenbak en pakte mijn jas.
‘Tot morgen.’
‘Tot morgen,’ knikte hij. ‘Zou ik misschien ook moeten doen. Even bijkomen van het weekend.’
‘Zelf weten,’ zei ik en vertrok.
“Lul,” dacht ik op de gang. Ik meldde me af bij mijn manager, en liet in het midden waarom ik weg wilde. Hij zag het aan mijn gezicht zo ook wel.
‘Waai ze uit Ruben,’ knipoogde hij, ‘tot morgen.’
Ik knikte en ging naar buiten. Maar waarheen? Naar huis gaan had ik geen zin in, daar was ik te onrustig voor. Ik stapte in mijn auto, en reed doelloos rond. Als vanzelf kwam ik weer bij het bos uit waar Friso en ik die zaterdag hadden gelopen. Het was er nu een stuk rustiger. Mijn auto stond vooraan op de parkeerplaats, alleen. Precies zoals ik me voelde. Ik dacht aan mijn collega. Wat zeurde hij nou? Hij had wat ik wilde. Relatie, schoonfamilie, alles erop en eraan. Ik zou lachen als het hem zou overkomen, dat hij ook ineens alleen kwam te staan. Dan kwam hij er wel achter hoe rijk hij eigenlijk was. Ik baalde. Mijn zwarte gat kwam eerder dan ik had verwacht. En harder dan ik had verwacht. Waar zou Friso nu zijn? Thuis waarschijnlijk. Zou hij aan me denken? Vast wel. Kon ik hem een berichtje sturen? Nee, niet erger maken dan het al was. Ik moest doorbijten. Niet zwak zijn. Dat zou het alleen maar erger maken. Ik had bij het restaurantje bij de parkeerplaats een flesje uit de automaat getrokken, ik ging tegen een boom zitten en nam een slok. Alles werd zwart leek het wel. Alles dreunde ineens binnen. Het was voorbij. Over. Kwam niet meer goed. Ik glimlachte wrang bij het idee dat we elkaar weer zouden zien over een jaar of tien. Belachelijk, hij had dan al lang weer iemand anders. Dat wist ik zeker. Hij zag er leuk uit, zijn ouders hadden niet zoveel moeite met homo’s als hij altijd had gedacht. Dat was nog maar een kleine stap om dat te vertellen. Die ging gelukkig worden, dat wist ik zeker. Nou ik nog. Ik had alleen nog even geen idee hoe.

Ik klampte me vast aan de gewone dingen. Het ontwijken van mijn collega’s schoonfamilieverhalen, klimmen. Klimmen! Ik kon er al mijn frustraties in kwijt. Concentratie, alleen mijn gedachten bij die wand en zijn grepen. Hessel die me aanmoedigde. Samen terrasjes pakken. In het begin keek ik nog wel rond, of ik misschien Friso nog ergens zag lopen, maar dat verzwakte met de tijd. Alles ging wel weer zijn gangetje, langzaam maar zeker. Het nieuwe studiejaar was weer begonnen. Hoe zou hij het maken nu? Nieuwe studiegenoten, nieuwe kans. Nieuwe jongens in die groep. Nieuwe kans. Ik probeerde er maar niet aan te denken. Ik had sinds die zaterdag niets meer van hem gehoord. Niet gek, ook hij moest door. Ik verweet hem niks. Maar af en toe miste ik hem. Op een terrasje, in mijn lege bed. Op mijn bank. Gewoon, af en toe dicht tegen me aan.

Het zal een half jaar later zijn geweest toen ik ineens Jort tegen het lijf liep. We zagen elkaar tegelijk, in de kroeg.
‘Hey,’ zei ik toen ik me tussen de mensen door naar hem had toe geworsteld, ‘hoe is het?’
‘Goed,’ zei hij, ‘niet te klagen.’
‘Hockey?’
Hij glimlachte. ‘We staan bovenaan. Gaat lekker. Leuk team. Hoe gaat het met jou?’
‘Goed,’ zei ik, ‘gewoon zijn gangetje.’
‘Mooi.’
‘Hoe gaat het thuis?’
‘Gaat wel.’
‘En met Friso?’ Ik moest het weten.
‘Hetzelfde. Weer begonnen met zijn studie, verder doet ie niet veel. Gaat nooit uit, af en toe een feest van zijn studie, maar dan is hij altijd op tijd terug. Die verandert nooit.’
Hij lachte, ik lachte maar mee.
‘Doe hem de groeten van mij,’ zei ik zo luchtig mogelijk.
‘Doe ik.’
Ik sloeg hem ter afscheid even tegen zijn arm en draaide me om. Een paar tellen later trok hij aan mijn shirt.
‘Ruben?’
Ik draaide me om.
‘Jammer dat het zo gelopen is. Met jou en Friso bedoel ik. Je was een leuke gast.’
Wat moest ik hier nu weer mee? ‘Dank je.’
Even stonden we ongemakkelijk te kijken. Toen glimlachte ik maar een keer en draaide ik me weer om.

Het gaf me weer die onrust. Jort ging Friso de groeten doen van mij. Hoe zou hij dat vinden? Ik liep alleen over straat, in gedachten. Er werd aan mijn arm getrokken. Ik draaide me om en vloekte van binnen. Daniël. Als ik ergens even geen zin in had dan was hij het wel.
‘Ruben, hoe is het?’
‘Goed.’ Ik zei het kort, maakte aanstalten om weer door te lopen.
‘Wacht.’ Hij had mijn arm nog steeds vast. ‘Ga je ergens mee drinken?’
‘Nee. Niet met jou.’
‘Kom op man.’
‘Daniël, flikker op.’
De toon begon agressief te worden. Er stonden wat mensen te kijken.
‘Ik heb mijn straf uitgezeten, ik heb toch wel recht op een nieuwe kans?’
‘Nieuwe kans? Donder toch op man. Je hebt nu ook weer gedronken, of niet?’
‘Twee glazen. Ik heb het goed onder controle.’
Ik keek naar hem. Hij had nog gelijk ook. Aangeschoten of dronken was hij niet. Ik kon alleen niet tegen die dranklucht die uit zijn mond kwam. Of dat nou van twee glazen was of van twee liter. Ik had er voor altijd een erg slechte herinnering aan.
‘Knap van je. Maar te laat. Ik wil gewoon niks meer met je te maken hebben.’
‘Het blijft me zo altijd achtervolgen.’
‘Mij niet dan?’ Nou werd ik echt kwaad. ‘Ik heb bij toeval kennis mogen maken met zijn familie. Sinds bekend is wie ik was hoef ik me daar niet meer te laten zien. Alsof ik het wel achter me kan laten, gek!’
Praten was schreeuwen geworden, ik schaamde me kapot. “Alsjeblieft, Daniël, loop door,” dacht ik. Er stonden meer mensen te kijken. In een flits zag ik hem staan. Jort, met een stel vrienden. Sensatiezoekers. Hij keek naar me, liep langzaam naar me toe. Ik wilde weg, begon van Daniël weg te lopen. Jort keek strak.
‘Gaat het, Ruben?’
‘Jawel.’
‘Wie is dat? Is dat…?’
Ik knikte. Daniël had niets in de gaten, die kwam weer gewoon naar me toe. Jort’s lippen werden smal. Daniël pakte mijn arm weer vast.
‘Ruben…’
Jort haalde uit, sloeg hem tegen zijn kaak. Ik greep hem meteen vast.
‘Niet doen.’
Daniël keek verdwaasd, werd kwaad en wilde uithalen naar Jort. Daar sprong ik tussen.
‘Laten. Niet doen. Die had je nog verdiend.’
‘Wie is die lul?’
Jort keek woest, maar liet zich door mijn blik tegenhouden weer uit te halen.
‘Het was zijn oom. Lievelingsoom zelfs. Dus jij gaat nu je bek houden, omdraaien en weglopen. Anders hou ik hem niet meer tegen.’
Daniël keek nog een keer, zette een paar stappen achteruit en draaide toen om. Ik keek naar Jort.
‘Gaat het?’ vroegen we tegelijkertijd.
Daardoor lachten we. Zij vrienden kwamen er bij staan. Jort wreef over zijn vuist met zijn andere hand.
‘Doet zeer?’
Hij schudde zijn hoofd met een grijns. ‘Doet goed.’
Als vanzelf pakten we elkaar vast. ‘Doe Friso de groeten.’
‘Zeker weten.’ Hij kneep even met zijn armen en liet me toen los. Daarna liepen we door, ieder zijn eigen kant. Hij waarschijnlijk trots dat hij Daniël een klap had gegeven, ik verward. Friso was weer helemaal terug in mijn gedachten. Ik na morgen misschien ook bij hem. Misschien belde hij me wel.

Dat gebeurde niet. Natuurlijk niet. Die ging zijn eigen weg. Ik moest het loslaten. Loslaten. Dat ging weer even duren na deze avond. Ik stortte me gewoon op het klimmen iedere week, alles ging weer gewoon door. Afgesloten misschien wel. Zeker toen er een nieuwe klimmer bij kwam. Hessel was er mee aan komen zetten. Oude kennis van hem. Leuke gast. Aardige jongen. Samen met Simon en Hessel leerde ik hem de fijne kneepjes. Gaandeweg werd Jim mijn nieuwe klimmaatje. Hij was vriendelijk, en werd steeds amicaler tegen mij. Hessel bekeek het geamuseerd van een afstandje. Dat zag ik.
‘Wat ben jij van plan?’ vroeg ik toen ik even met hem alleen was.
‘Hoe bedoel je?’
‘Die blik van je. Zijn er dingen over Jim die ik niet weet?’
Hij grijnsde. ‘Oude schoolvriend, dat heb ik je toch al verteld?’
‘En verder?’
‘Niks. Nou ja… Hij vertelde me dat hij toen op school verliefd op me was. Nou ja, och… hebben we over gepraat, dat ik zo niet was, vond ie geen probleem.’
‘Hessel…’ zei ik bestraffend.
‘Nee, het plan dat hij eens mee zou gaan klimmen was toen al gemaakt, dat is echt toeval.’
Tuurlijk Hessel,’ zei ik spottend.
‘Echt waar. Maar zie het als een grappig toeval.’
Ik zuchtte. ‘Onverbeterlijk jij.’
Hessel lachte. ‘Hij is leuk, dat moet je toegeven.’
‘Hij is gewoon gezellig, haal je niks in je hoofd jij.’
‘Hij is vrijgezel,’ zei hij veelbetekenend.
‘Genoeg. Ophouden nu.’
‘Ik doe verder niks.’
‘Mooi.’
‘Dat mag jij doen.’
‘Lul.’
Hij lachte, ik ook.

Het kwaad was al geschied. Ik begon Jim anders te bekijken. Ik wist niet wat ik er mee aan moest. Had ik hier wel zin in? Leuke gast, maar meer voelde ik er niet bij. Jim probeerde wel dichterbij te komen, maar ik hield een veilige afstand. Friso was weer in mijn gedachten. Ik had nooit meer iets van hem gehoord, ook niet na mijn ontmoeting met Jort. Dat zei eigenlijk wel genoeg. Maar moest ik dan iets beginnen met Jim? Het werd iedere week wel steeds duidelijker dat hij iets meer wilde. Het was een kwestie van tijd, dan zou hij wel een stap zetten. Hessel bemoeide zich er verder gelukkig niet mee. Jim was, leuk, aardig, mooi om te zien ook. Maar als ik daar aan dacht dan schoot meteen Friso in mijn gedachten. Dat was nou alweer een jaar geleden, en nog steeds liet het me niet helemaal los. Dat zei eigenlijk wel genoeg. Ik wist het niet.

Jim had zijn eerste toespeling gemaakt. Hij belde me ook af en toe ‘zomaar op’. Soms stuurde hij me een sms, ook ‘zomaar’. Ik kreeg het er benauwd van. Wilde ik dit wel? Ik liet het maar op zijn beloop. Ik moest Friso toch ooit een keer achter me laten? Misschien moest ik het maar gewoon doen en maar zien wat er van komt. Mijn telefoon piepte, hij stuurde me weer een berichtje. Wat zeikte ik nou, ik kreeg het daar toch iedere keer warm van, werd er toch iedere keer vrolijk van? Ik schoof mijn telefoon glimlachend open, een schuin oog nog op de tv. Ik las en kreeg het warm. Werd er acuut vrolijk van.

Nog negen jaar. xxx Friso.

Mijn kop draaide. Mijn gedachten schoten alle kanten op. Wild. Ongecontroleerd, zonder richting. Ooit, typte ik terug, xxx.

“Hij is gek”, dacht ik. “Helemaal gek.”
Maar wel lief gek. Friso. Het berichtje wat ik gestuurd had stond nog op het scherm. Ik keek er naar en glimlachte.

Ooit.

© 2009 Oliver Kjelsson