Jeumig (deel 6)

Terug in Nederland ging ik meteen bellen. Daar wilde ik meer over weten.
‘Ha, Mark. Weer thuis?’
‘Net over de grens. Vertel op.’
‘Wat moet ik vertellen? We hebben gisteravond in de schuur wel sirenes gehoord, maar wisten wij veel dat het net buiten het dorp was. Marloes belde me vanmorgen op en vertelde het me. Daarna kwam mijn vader thuis, die had het ook al gehoord in het dorp.’
‘Hoe is het gebeurd dan?’
‘Geen idee. Ik heb wel twintig verschillende verhalen gehoord. Maar wat denk je zelf? Gas geven, je kent hem. Kende hem.’
Ik was even stil door die laatste opmerking.
‘Ik ben het dorp in gegaan, iedereen zat bij elkaar, iedereen had het er over natuurlijk. Raar sfeertje Mark, raar sfeertje. Het is verboden om te lachen. We moeten het vooral heel, heel, heel erg vinden.’
‘Is het natuurlijk ook.’
‘Tuurlijk, Mark, jeumig genoeg, maar tegen jou kan ik dit wel zeggen; ik kan er geen traan om laten, echt niet. En zo denken er veel over, dat weet jij ook wel. Maar dat mag je niet laten merken nu. Al zijn er genoeg mensen die de vlag uit zouden willen hangen, hoe erg het ook is.’
‘Hoe reageerde Kjeld?’
‘Geen idee. Niet gezien. Linda ook niet, geen idee waar ze is. Wat ben je allemaal aan het doen?’
‘Ik moet zo overstappen,’ lachte ik. Ik was bezig met één hand mijn tas uit het bagagerek te trekken, wat niet echt makkelijk ging. ‘Momentje, ik leg je even neer.’ Met twee handen tilde ik de tas op de bank, haakte mijn schouder onder de band en pakte de telefoon. ‘Ben ik weer.’
‘Marloes heeft Linda proberen te bellen, maar ze is onbereikbaar.’
‘Raar. Ik kreeg nog een berichtje van Marloes gisteravond trouwens.’
Jelle lachte. ‘Wat stond er in?’
‘Ze wenste me een goede reis en Jeffrey was een lul.’
Hij lachte nog wat harder. ‘Niet om lachen eigenlijk. Maar dat was een mooie scène gisteravond in de schuur.’
Ik was ondertussen mijn trein al uit en zocht het perron voor mijn volgende.
‘Vertel.’
‘Lang verhaal. Dat vertel ik je wel als je thuis bent. Zie ik je vanavond nog?’
‘Geen idee. Ik kijk wel. Mijn moeder zal wel erg blij zijn dat ik weer heel thuis ben, ik weet niet of ze me laat gaan vanavond.’
‘Anders zie ik je morgen wel. Goede reis nog.’
‘Is goed. Ik ga mijn trein in.’
We sloten af, ik zette mijn tas naast me op de bank en belde naar huis toen de trein vertrok.
‘Ha, jongen. Hoe is het?’ vroeg mijn moeder.
‘Goed, ik zit al in de trein naar huis.’
‘Hoe was het?’
‘Gaaf mam, echt waar.’
‘Vertel alles straks maar. We komen je halen van het station.’
‘Tot straks.’
Ik staarde naar buiten. Het was inderdaad gaaf geweest. Maar voor mijn gevoel was ik al weer dagen weg.

Een kwartier voor ik er was belde ik Peter. Hij nam meteen op, die had er op zitten wachten.
‘Hey, ben je al thuis?’
‘Bijna, nog een kwartier, mijn ouders halen me op van het station.’
‘Goed gegaan onderweg?’
‘Veel geslapen.’
Hij lachte. ‘Zie ik je vanavond nog op msn?’
‘Weet ik nog niet. Ik denk het wel. Ik zal wel veel moeten vertellen thuis, hoe het is geweest.’
‘Anders zie ik je morgen wel online.’
‘Zeker. Ik mis je.’
Hij zuchtte. ‘Ik jou ook.’
De trein minderde vaart, ik was er bijna.
‘Ik moet er uit. Ik zie je.’
Hij kuste de telefoon, ik kuste terug, wat een rare blik opleverde van de vrouw tegenover me aan de andere kant van het gangpad. We lachten zachtjes, sloten daarna af. Met een zucht pakte ik mijn tas en stond op. Ik was weer thuis. Mijn moeder pakte me meteen vast op het perron. Mijn vader sloeg me een keer tegen mijn schouder. Ik gooide mijn tas achter in de auto, plofte op de achterbank.
‘Er is een ongeluk gebeurd vannacht,’ zei mijn moeder.
‘Weet ik. Jelle stuurde me een berichtje. Ik heb hem net nog gebeld.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Erg. Ik heb het altijd wel gezegd, die komt zichzelf nog een keer tegen.’
Ik zei niets, knikte alleen maar. Vlak voor we het dorp in reden zagen we een groepje jongeren staan. Sommigen met de armen om elkaar heen. Er lagen bloemen bij een boom, kaarsjes in glazen potjes. Mijn vader reed er voorzichtig voorbij.
‘Erg,’ zei mijn moeder.
‘Ja,’ zei ik kort.
Thuis zette ik mijn tas in de gang, schonk wat te drinken in. Ik had dorst gekregen. Evelyn kwam de trap af.
‘Mark?’
Ik lachte naar haar, hield haar even vast. Daarna moest ik haar alles vertellen, hoe het met Ulrike was, met hun ouders, of er nog veel mensen waren op de camping. Mijn moeder glimlachte. Ik haalde mijn shirt uit mijn tas en liet hem zien.
‘Mijn werkshirt,’ lachte ik.
‘Ik herken hem nog, van Peter,’ zei mijn vader.
Ik glimlachte. ‘Ik heb hem schoon meegekregen hoor,’ zei ik tegen mijn moeder.
‘Hoe was het met Peter?’
‘Goed, we hebben echt veel gelachen. We hebben de hele week in een van die stacaravans geslapen.’
‘Je zult niet veel geslapen hebben dan,’ lachte mijn moeder.
‘Best wel hoor. Ik was iedere avond goed moe. Vooral toen Peter en ik de bergen in zijn geweest.’
‘Helemaal boven geweest?’ vroeg mijn vader.
Ik knikte glunderend. ‘Allebei een rugzak om.’
‘Hij heeft een echte alpinist van je gemaakt,’ grapte mijn vader.
‘Hij wil me leren skiën de volgende keer,’ lachte ik terwijl ik nog een slok nam.
Ze lachten, waren blij voor me dat ik zo’n te gekke week had gehad.
‘Wat weten jullie eigenlijk van dat ongeluk?’ vroeg ik toen. Ik wilde het weten. ‘Jelle had wel twintig verschillende verhalen gehoord.’
‘Weten wij ook niet,’ zei mijn vader. ‘Naar het schijnt heeft hij ineens te veel gas gegeven en is toen de macht over die machine verloren en tegen een boom gereden. Maar niemand weet het precies geloof ik.’
Mijn moeder schudde haar hoofd nog een keer. ‘Gekkenwerk, die motoren.’
Ik moest haar nog gelijk geven ook. Ik rekte me een keer uit, stond toen op.
‘Ik ga mijn tas uitpakken.’
‘Is goed jongen.’
Ik sleepte mijn tas de trap op, gooide hem op mijn bed en haalde alles er uit. Ik bekeek het poloshirt nog een keer, rook er aan. Het rook naar Zwitserland, naar Peter. Ik zuchtte, nam mijn telefoon op die afging.
‘Thuis?’ vroeg Jelle.
‘Helemaal.’
‘Kom je nog langs vanavond?’
‘Ik denk het niet. Ik ben moe.’
‘Groot gelijk. Morgenmiddag moet je komen. We gaan naar Martijn. Marloes komt ook. Er is meer aan de hand.’
‘Wat dan?’
‘Vertelden ze me niet. Horen we morgen.’
‘Zie je morgen,’ zei ik.
Ik zuchtte, legde mijn telefoon op mijn bureau. Ik was nieuwsgierig, wilde eigenlijk wel even naar Jelle toe, maar ik zette mijn computer aan. Peter won het van hem.

Ik was op tijd bij Jelle. Ik wilde alles horen, niet alleen over Hendrik, maar ook over Marloes en Jeffrey. Daar konden we het waarschijnlijk niet over hebben met Martijn en zijn broer er bij. Ik kreeg alleen niet de kans om iets te vragen. Jelle wilde eerst weten hoe het met Ulrike was geweest. Daar begon ik. Wat moest ik vertellen? Ik heb het maar vaag gehouden, zoveel mogelijk eerlijk verteld. Bergwandeling, zonder Ulrike, werk, zonder Ulrike, avonden in de bar van het pension, met Ulrike dan maar. Ik moest goed nadenken en onthouden wat ik allemaal zei. Ik heb er ook nog een dag wandelen in de stad dichtbij verzonnen, met haar alleen. Ik moest toch iets vertellen? Jelle zat nog verder te vissen maar dat waren details waar hij geen donder mee te maken had zei ik hem. Hij grijnsde alleen maar, keek jaloers.
‘Wat was dat nou met Marloes en Jeffrey?’
Jelle lachte. ‘Eigenlijk moet ze het zelf maar vertellen, ik weet ook niet wat er nou precies gebeurd is. Maar mij vertelt ze dat niet, jou misschien wel. Het ging aan het begin van de avond al fout. Zij was en hij was er, maar hij gaf haar weinig aandacht. Ineens was hij weg, je kunt wel raden waarheen. Maar Marloes was nog beneden.’
Ik zuchtte. ‘Dat had ze kunnen weten.’
Jelle knikte. ‘Ze is de trap op gegaan, en zal hem daar wel gevonden hebben. Geen idee met wie. Ik kwam net van het toilet terug, ik hoorde haar schelden boven.’
Ik lachte. ‘Ik kan me er iets bij voorstellen.’
‘Een vriendin van haar heeft haar naar beneden gehaald en mee naar buiten getrokken. Ze keek woest, dat wil je niet weten. Daarna hebben we haar niet meer gezien. Meer weet ik ook niet, maar we hebben er wel om gelachen. Toen Jeffrey naar beneden kwam keek iedereen hem vuil aan. Zullen we gaan?’
Ik knikte. Marloes was er al toen we bij Martijn binnen kwamen. Ze vloog me meteen om mijn nek.
‘Mark, hoe was het?’
‘Gaaf,’ zei ik en keek schuin naar Martijn en Auke.
‘Ik hoor het allemaal nog wel,’ zei ze.
‘Ik ook van jou,’ grinnikte ik.
Ze keek me even veelbetekenend aan. ‘Moet dat? Ik schaam me nog steeds kapot.’
Ik knikte grijnzend. ‘Ik wil alles weten.’
We gingen zitten, praatten al snel over Hendrik.
‘Weten jullie wat er gebeurd is?’ vroeg ik aan Martijn en zijn broer.
Auke keek me een keer aan daarna naar Marloes. Die zuchtte een keer.
‘Dit blijft allemaal wel onder ons, hoop ik,’ zei ze.
‘Voor zover dat nog kan,’ zei Auke, ‘ik had het ook al gehoord.’
Ze keek even naar mij en Jelle. ‘Linda belde me vanmorgen. Het schijnt dat Kjeld er bij was toen het gebeurde.’
‘Nee he?’ zuchtte ik.
‘Linda is gisteren de hele dag bij hem geweest, hij is helemaal over de rooie.’
‘Het verhaal gaat dat hij het niet alleen gezien heeft,’ zei Auke, ‘maar dat hij er ook echt iets mee te maken heeft.’
‘Meen je niet,’ zei Jelle.
‘Hij was in de buurt toen het gebeurde, en iedereen weet hoe hij en Hendrik over elkaar dachten. Optelsommetje is hier snel gemaakt in het dorp. Zeker door zijn vrienden.’
‘Jeumig,’ mompelde Jelle.
‘Wat een onzin,’ zei ik.
‘Mark,’ zei Martijn, ‘toen jij weg was zijn ze elkaar nog een keer tegen gekomen hier in het dorp, gewoon overdag. Het is nogal hoog opgelopen. Bijna weer een vechtpartij. Er zijn mensen tussen gesprongen. Hendrik dreigde hem nog dat hij hem kapot zou maken, voor hij ging. Kjeld heeft hem achterna geroepen dat hij hem eerder kapot zou maken.’
‘En twee dagen later verongelukt hij met Kjeld in de buurt,’ zei zijn broer er achteraan.
Ik schudde mijn hoofd.
‘De politie is al bij hem geweest,’ zei Marloes, ‘als getuige natuurlijk, maar dat verhaal hadden zij ondertussen ook al gehoord. Ze verdenken hem niet, volgens Linda, hij was er ver genoeg vanaf, het was echt zijn eigen stomme fout, maar dat gelooft niet iedereen.’
Ik liet me achterover in de bank vallen. Jelle staarde voor zich uit.
‘Kunnen we niets doen?’ vroeg hij toen.
Iedereen haalde zijn schouders op. Dat had zijn tijd nodig, dat snapte iedereen. Ik dacht aan hem, had het met hem te doen. Als er iemand was die zoiets nooit zou doen dan was hij het wel. Ik zag zijn gezicht weer toen hij hoorde dat ik naar Zwitserland ging. Aparte jongen, maar een doodgoed hart. Ik snapte meteen dat hij er echt kapot van was. Wat dat betreft had Hendrik hem nog klein gekregen ook. De lul.

‘Goh, leuk shirt,’ zei Jelle droog voor zich uit toen ik op school mijn jas open deed.
Ik grijnsde. Ik had het niet kunnen laten, ik wilde dat shirt aan. Dat maakte de eerste dag op school nog een beetje dragelijk. Kjeld was er niet. In de pauze zocht ik Linda.
‘Hoe is het nou met hem?’
‘Slecht, Mark, echt slecht. Ten eerste heeft hij dat beeld voor zich van Hendrik vlak nadat hij tegen die boom was geknald, ten tweede voelt hij zich schuldig dat hij stiekem geen medelijden kan hebben en ten derde neemt hij het Hendrik kwalijk dat hij nou met dat beeld zit opgescheept door dat belachelijke gedrag van hem. Maar daar voelt hij zich ook weer schuldig over. En verder durft hij de deur niet uit, bang voor de reacties in het dorp. Hij snapt ook wel dat er geluld wordt.’
Ik zuchtte.
‘Precies,’ zei ze, ‘meer valt er ook niet over te zeggen. Wat een avond. Eerst Marloes die uit haar dak gaat, daarna midden in de nacht wakker gebeld worden door Kjeld.’
‘Ben je er meteen heen gegaan?’
Ze knikte. ‘Mijn vader over de zeik natuurlijk, totdat ik uitlegde wat er gebeurd was. Hij heeft me gebracht. Kjeld’s vader heeft me weer thuis gebracht.’ Ze zuchtte. ‘Ik had gehoopt dat het geheim zou blijven dat hij er bij is geweest, maar helaas.’
‘Hoe komen ze daar dan achter?’
‘Mensen uit die boerderij kwamen op de klap af. Die hebben hem als eerste opgevangen. Je weet hoe dat gaat de volgende dag in de winkel. “Och, en die jongen, hoe heet hij ook alweer, die Kjeld, was toch zo geschrokken. En het is al zo’n zachte jongen.” Zo’n verhaal gaat snel genoeg. Nog niet eens slecht bedoeld. Totdat ze een link gaan leggen met dat opstootje eerder die week. Dat heb je ook al gehoord neem ik aan?’
Ik knikte. Ze keek kwaad.
‘Ze kijken mij zelfs al na als ik door het dorp fiets omdat ze weten dat ik bij Kjeld ben geweest, kun je nagaan hoe ze dat gaan doen als Kjeld zelf weer naar buiten komt.’

Na school fietsen we met zijn vieren naar huis. Jelle naast Linda, ik naast Marloes.
‘Vertel jij je verhaal eens,’ zei ik, ‘dan heb ik alles van de vorige week tenminste weer gehoord.’
‘Ik wil het eigenlijk niet meer hebben over die lul.’
Ik lachte.
‘Goed, nadat jij weg was heb ik hem de hele week proberen te bellen. Onbereikbaar. Dat kan natuurlijk wel, maar hij reageerde ook niet terug op mijn berichtjes. Ik zag hem vrijdag pas weer, in de schuur. Hij zei niet veel, ontweek me. Ik heb hem nog een keer aan zijn mouw getrokken, gezegd dat ik wilde praten. Hij keek me dwaas aan, hij zou niet weten waarover. Even later zag ik dat hij weg was. Ik voelde me voor gek gezet, Mark. Helemaal toen ik hoorde dat hij op zolder zat. Ik wilde weten met wie. Ik die trap op en daar zat hij, onderuit in een bank met Monique, je weet wel. Dicht tegen elkaar aan, arm eromheen. Die blik van hem, Mark, spottend keek hij. Toen knakte er wat. Ik heb hem helemaal verrot gescholden.’
Ik lachte.
‘Lach niet. Ze hebben me naar beneden gehaald en naar buiten getrokken. Ik snapte ook wel dat ik me had laten gaan. Toen ben ik maar naar huis gegaan.’
‘Ik had je gewaarschuwd.’
‘Ik weet het,’ zuchtte ze.
‘Nooit meer doen?’ Ik zei het kinderlijk.
Ze lachte wrang. ‘Ik zal het nooit meer doen.’
Linda zwaaide, ze reed de straat naar haar huis in. Ik dacht weer aan Kjeld. Jelle sloeg af, daarna Marloes. Ik dacht even na, belde toen naar huis dat ik wat later thuis kwam. Ik draaide weer om. Ik wilde Kjeld zien.

Een beetje nerveus belde ik aan. Zijn moeder deed open.
‘Is Kjeld thuis?’ Stomme vraag, waar was hij anders?
‘Kom binnen. Mark is het niet? Aardig van je dat je even komt kijken.’
Ik liep de kamer in, hij zat naar de tv te staren. Hij zag er moe uit, je kon zien dat zijn kop vol zorgen zat. Hij keek naar me, zijn gezicht klaarde op toen hij zag dat ik het was.
‘Mark,’ zei hij redelijk vrolijk.
‘Hey,’ zei ik aftastend.
‘Wat kom jij doen?’ Hij was echt verbaasd.
‘Kijken hoe het met je gaat.’
Hij keek verlegen, het raakte hem op een of andere manier. ‘Dank je.’
‘Nou,’ probeerde ik leuk te doen, ‘hoe gaat het?’
‘Gaat wel,’ zei hij. ‘Beter dan gisteren. De politie is nog geweest, en de ouders van Hendrik.’
Mijn ogen werden groter. ‘Meen je niet.’
Hij keek even voor zich uit. ‘Heeft me echt goed gedaan. Ik heb Linda net gebeld, ze komt vanavond nog even.’
Hij stond op. ‘Kom, gaan we even naar buiten.’
Ik volgde hem. Hij vulde een emmer met water, nam een grote zak mee. Ik volgde hem naar de schuur achter in de tuin. Daarnaast stond een grote ren met nog een paar losse konijnenhokken. Ik keek verbaasd.
‘Hoeveel zijn er dat wel niet?’
Hij keek glimlachend over zijn schouder terwijl hij op zijn hurken ging zitten. ’25 op dit moment.’
‘Op dit moment?’ lachte ik. ‘Het blijven natuurlijk konijnen.’
Hij glimlachte. ‘Ik zet zo ook niet de hele tijd bij elkaar.’
Bij ieder hok haalde hij de drinkfles los, goot hem leeg en hield hem in de emmer onder water.
‘Helpen?’
Hij haalde zijn schouders op. Ik hurkte naast hem, wou hem helpen. Samen vulden we de flesjes, daarna haalde hij hok voor hok open om voer aan te vullen uit de zak. Bij het laatste hok haalde hij het konijn er uit en hield die dicht tegen zich aan.
‘Aan haar heb ik veel gehad deze dagen,’ zei hij zacht terwijl hij haar op haar kop kuste.
Ik keek naar hem. Huilde hij nou? Nog net niet, volgens mij. Hij knuffelde haar nog een keer en ging toen naar de grote ren. Ook daar wisselden we het water en het voer. Hij glimlachte een keer naar mij, verlegen alsof ik hem met zijn grote liefde had betrapt. Misschien was dat ook zo.
‘Ze hebben me bedankt vanmiddag, dat ik nog heb geprobeerd hem te helpen,’ zei hij ineens. ‘Maar hij moet op slag dood zijn geweest. Ze wilden me vertellen dat ze de verhalen gehoord hadden maar dat ze zeker wisten dat het mijn schuld niet was.’ Hij zuchtte. ‘Daarom was de politie ook hier, om me dat nog een keer te vertellen. Zijn ouders zien vanavond zijn vrienden, die gaan daar vanavond naar toe met zijn allen. Ze beloofden me dat ze dat ook aan hen zouden vertellen.’ Hij haalde een keer diep adem. ‘Ik schrok me kapot, Mark. Ik fietste terug naar huis, het was al redelijk donker. Ineens reed hij naast me op zijn motor. Iedere keer vlak achter me, dreigen weet je wel. Hij raakte mijn achterwiel zelfs een keer. Toen ik stilstond bleef hij naast me staan, net doen alsof hij me wilde slaan. Hij lachte me uit, ik was echt doodsbang. Ik durfde niets te doen, niets te zeggen. Toen reed hij lachend weer door. Hij keek nog een keer om, stak zijn middelvinger omhoog en trok zijn gas open. Terwijl hij zijn hoofd terug wilde draaien maakte hij ineens een slinger. Hij kon hem met moeite recht houden.’ Hij staarde voor zich uit. ‘Hij ging recht op een boom af, die hij niet meer kon ontwijken.’ Hij schudde zijn hoofd. ‘Het ging zo hard. Hij trok denk ik nog een keer aan zijn stuur, gaf zelfs nog gas bij, weet ik veel waarom. Daarna ging hij om, klapte met zijn hoofd tegen de boom, zijn motor gleed op zijn kant een stuk verder. Ik reed er naar toe, maar ik zag meteen dat het niet goed was. Hij lag in een hele rare knik. Vizier van zijn helm, bloed liep er uit. Ik heb staan schreeuwen, dat wil je niet weten. Toen heb ik de politie gebeld, gewoon 112. Ik zag licht aangaan in de hal van die boerderij daar. Die zagen wat er gebeurd was en die hebben me meegenomen, weg van die boom. Politie en ambulance kwamen even later.’
Ik keek even naar hem. Hij staarde naar zijn konijnen, er liep een traan over zijn wang.
‘He,’ zei ik zacht en sloeg mijn arm om hem heen.
Hij liet het toe, ging tegen me aan hangen. Ik hield hem maar vast, wist niet wat ik moest zeggen. Mijn hand streelde met korte bewegingen zijn rug. Hij haalde een keer diep adem.
‘En nou heeft iedereen een hekel aan mij,’ zei hij met een zucht.
Ik trok hem dichter tegen me aan. ‘Dat is niet waar, dat moet je niet zeggen.’
‘Zo voelt het wel.’
Hij stond weer op, keek me aan met zijn heldere waterige ogen. Hij haalde zijn schouders een keer op. Hij keek weer naar de hokken, wees een keer.
‘Die krijgt binnenkort jonkies. Dat is de vader.’ Hij hurkte weer. Ik hurkte naast hem.
‘Deze is ziek geweest,’ vertelde hij toen hij er weer eentje uithaalde. ‘Maar het gaat alweer een stuk beter.’
Hij zei het opgelucht, terwijl hij het beest in zijn armen hield, zorgzaam aaide. Ik strekte mijn arm, kroelde het beestje op zijn kop. Hij glimlachte, ik glimlachte vertederd mee.
‘Kinderachtige hobby he?’
‘Waarom? Ik vind ze wel gaaf hoor.’
Hij stopte het beestje weer terug en haalde zijn schouders op.
‘Het is niet kinderachtig, Kjeld.’
Hij keek me even glimlachend aan. Daarna stond hij weer op.
‘Wil je nog wat drinken?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Ik moet zo naar huis.’
Ik had graag langer willen blijven, maar het werd al laat en ik wist hoe mijn moeder reageerde als ik te laat voor het eten thuiskwam.
‘Volgende keer,’ zei ik.
Hij ruimde de emmer weer op, zette de zak in een kast. Bij de voordeur bedankte hij me.
‘Graag gedaan Kjeld. Geloof me, de meeste mensen weten wel hoe het zit.’
Hij keek weer strak, schuin naar beneden, ik kneep een keer in zijn arm. Hij keek me even aan, vocht tegen zijn tranen.
‘Dank je wel,’ fluisterde hij nog een keer.
Dat deed het bij mij. Ik trok hem tegen me aan, liet hem huilen. Ik knuffelde hem, streelde zijn rug.
‘Je kunt altijd op me rekenen, bel me als je wilt praten. We zijn er voor je.’
Daarna maakte ik een stomme fout. Het zal de situatie zijn geweest. Ik kuste hem op zijn voorhoofd. Ik schrok er zelf van. Kjeld stopte met huilen, keek me even aan, glimlachte.
‘Bedankt,’ zei hij nog een keer.
Daarna ging ik. Ik was er stil van toen ik thuis kwam. Mijn moeder zag het.
‘Waar ben jij geweest?’
‘Kjeld,’ zei ik kort.
Ze keek even naar me. ‘Goed van je. Hoe was het?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Iets beter dan gisteren.’
‘Zolang hij zelf maar niet gaat geloven dat het zijn schuld was.’
Ik knikte. ‘Dat doet de rest in het dorp wel.’
Ze keek me aan met een blik van verstandhouding.
‘Het is kut,’ zei ik.
‘Ja,’ zei ze. ‘Het is kut.’
Ik keek haar half lachend aan met een verbaasd gezicht. Ze keek terug met een knipoog.
‘Niet verder vertellen, maar ik heb er ook even geen ander woord voor.’

De volgende dag kwam Linda in de pauze meteen naar me toe. Ze nam me even apart, gaf me toen een kus op mijn wang. Ik zag een paar klasgenoten kijken.
‘Waar heb ik dat aan verdiend?’
‘Je bent gisteren bij Kjeld geweest.’
‘Ja en?’
‘Ik was er gisteravond,’ begon ze.
‘Vertelde hij ja, dat je nog even zou komen.’
‘Hij was vrolijk toen ik binnen kwam. Hij had het de hele tijd over jou. Lief van je, dat je dat gedaan hebt.’
Ik haalde mijn schouders op.
‘Geloof me, dat betekende heel veel voor hem. Hou het maar voor je dat ik je dit vertel, maar hij was er echt blij mee.’
Ik was verbaasd. Linda ging weer, en liet mij stil achter. Het raakte me. Wat had ik nou eigenlijk gedaan? Het was gewoon even een bezoekje geweest. Ik slenterde in gedachten terug naar de rest. Die vroegen gelukkig niets. Het liet me niet meer los die middag. Aan het begin van de avond kon ik het even vergeten. Peter was online.

Hij keek naar me nadat de webcam aanstond.
‘Wat is er met je?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik mis je.’
‘Ik jou ook.’
Daarna begon ik te typen, hield niet meer op. Het hele verhaal van Hendrik en Kjeld kwam er uit. Van begin tot eind. Over die kus op zijn voorhoofd vertelde ik niets, maar verder gooide ik alles er uit. Ik zag in de webcam zijn mond steeds verder open zakken. Hij bleef even stil zitten toen ik uitgeraasd was.
‘Hier hebben we ook zoiets meegemaakt vorig jaar,’ typte hij toen. ‘Vier jongens in de auto, gedronken.’
‘Zal een flinke dreun zijn geweest in het dorp.’
‘Iedereen had het er maanden later nog over. De ouders van die jongen die reed zijn nu ook verhuisd. Ze konden er niet meer tegen om iedereen steeds tegen te komen.’
‘Erg zoiets allemaal.’
Hij knikte. Ik zuchtte een keer.
‘Ik wil je eigenlijk even dicht tegen me aan hebben nu,’ typte ik.
‘Dat probeer ik ook al de hele tijd.’
Ik glimlachte, werd warm van binnen. Hij zag het aan mijn gezicht.
‘Vannacht ben ik bij je.’
‘Ik ga je stevig vast houden,’ zei ik.
Hij keek weer naar me, keek even om zich heen. Hij knipoogde. Kuste naar me. Ik kuste terug, maar miste hem vreselijk. Het werd ook tijd om af te sluiten. Met een hoop zwaaikussen namen we afscheid. Ik zuchtte, pakte mijn tas in voor de volgende dag en sprong nog even onder de douche. Daarna dook ik mijn bed in. Vorige week rond deze tijd had ik hem dicht tegen me aan. Zijn naakte lichaam, warm weggedoken onder het dekbed, zijn huid tegen die van mij, arm om me heen. Ik kreunde, streelde mijn kruis terwijl ik aan hem dacht, er aan dacht hoe hij dat deed. Ik had niet lang nodig. Maar het voelde leeg.

De dag erna ging ik na school weer naar Kjeld. Even kijken hoe het met hem ging. Het was een heel verschil met de vorige keer. Hij was blij me weer te zien. Toen het gesprek over de begrafenis ging werd hij stil.
‘Ze hebben me gevraagd of ik er bij wil zijn.’
‘Ga je?’
‘Mijn ouders denken dat het goed is als ik het doe. Zeker nu zijn ouders me gevraagd hebben.’
We keken elkaar even aan.
‘Ik zie er vreselijk tegen op. Mijn ouders gaan mee.’
‘Wij hebben het er ook over gehad.’
‘Linda vertelde het me. Zij gaat niet.’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Een paar van de schuur gaan. Jeroen, Martijn, Auke. Beetje uit naam van iedereen.’
Hij zuchtte een keer. ‘Daarna ga ik weer naar school,’ zei hij ineens resoluut.
‘Sterk van je.’
‘Ik zal toch een keer moeten.’
‘Wij zijn er voor je.’
‘Weet ik ook wel. Dank je.’
‘Ik ben er, Marloes, Jelle. Linda al helemaal.’
Hij glimlachte. ‘Is Jelle stiekem verliefd op Linda?’
Ik probeerde strak te blijven kijken. ‘Weet niet, moet je hem zelf vragen.’
‘Kun je zien aan hem, vind ik.’
Ik lachte maar.
‘Hoe hij tegen haar doet, hoe hij mij in de gaten houdt als hij bij haar in de buurt is.’
‘Wat heb jij eigenlijk met Linda?’
‘Ik wist dat je dat ging vragen. Niks. Helemaal niks. Gewoon een vriendin geworden door al dit gedoe.’
‘Je bent met haar naar de schuur gegaan, hoorde ik.’
‘Toeval. Ze zaten in het dorp bij elkaar, ik kwam er toevallig bij zitten. Weet ook niet waarom. Ze riepen me, zwaaiden. Ze hadden het over de schuur, vroegen of ik ook een keer kwam. Mij leek het niks, maar ik heb me over laten halen. Linda zei dat ik om half 9 hier in het dorp moest zijn, dan hoefde ik er niet alleen naar toe.’ Hij keek weer naar me. ‘En toen ben ik maar gegaan. Ik was ook wel nieuwsgierig eigenlijk. En ik vond het gaaf dat ze me vroegen. Zoveel vrienden heb ik nou ook weer niet,’ zei hij er zacht achteraan.
‘Wij dachten op een gegeven moment allemaal dat…’
‘Dat dachten er veel meer. Wij konden er wel om lachen. Linda is toch helemaal niets voor mij, Mark, zeg nou zelf.’
‘Jullie konden het zo goed met elkaar vinden.’
‘Valt ook wel weer mee hoor. Zij was er bij toen Hendrik tegen me begon in die schuur. Zij heeft alles gehoord. Ik heb haar wat verteld, meer niet. Dat was het ook wel. Dat ik haar belde na dat ongeluk was alleen maar omdat ik in paniek was, ik moest iemand spreken. Zij was de enige die in me opkwam op dat moment.’
‘Maar wat was er dan eigenlijk in de schuur?’
Hij werd stil, een beetje afstandelijk. ‘Vertel ik je misschien nog wel een keer. Linda weet ook lang niet alles.’ Hij zuchtte. ‘Het maakt ook allemaal niet meer uit. Hij is er niet meer.’
‘Waarom gaat ze morgen niet mee?’
‘Durft ze niet. En ze is zo kwaad op hem dat ze ook geen zin heeft ook.’
‘Maar voor jou dan?’
Hij haalde zijn schouders op. ‘Hoeft ze niet te doen. Als ze dat niet wil. Mij maakt het niet uit.’
Ik keek verbaasd.
‘Weet je wat het verschil is? Zij heeft het er alleen maar over wat voor een lul die Hendrik is geweest. Meer niet. Jij hebt al vaker gevraagd hoe het met me gaat dan zij.’
‘Iedereen doet zoiets op zijn eigen manier, Kjeld. Ze is echt bezorgd om je.’
‘Weet ik ook wel.’
We zwegen, waren even uitgepraat.
‘Moet ik je nog even helpen met jouw konijnen?’
Hij glimlachte weer. ‘Heb ik net al gedaan.’
Ik moest weer gaan. Bij de deur hield hij me tegen.
‘Bedankt dat je geweest bent.’
‘Graag gedaan,’ zei ik maar. ‘Sterkte morgen.’
Hij glimlachte een keer dankbaar, pakte me daarna even vast.
‘Ik zal blij zijn als dat voorbij is.’

Ik reed er met een raar gevoel weg. Ik wist een hoop meer. Dus zo zat het tussen hem en Linda. Aparte jongen. Hij had Jelle helemaal door. Nou ja, dat was op zich ook niet moeilijk als je Jelle af en toe bezig zag, maar toch. Hij zag het. Marloes had niets door, anders was ze er allang over begonnen. Ik vroeg me af of Linda het zelf eigenlijk al wist. Kjeld zal het haar vast niet gevraagd hebben. Ik heb een beetje zwijgend voor me uit zitten staren tijdens het eten, tijdens het maken van mijn huiswerk. Daarna heb ik nog twee uur achter mijn computer gezeten maar Peter kwam niet meer online. Druk, ik wist het. Ik baalde er van, had hem graag nog even gezien. Ik had hem nodig. Ik stuurde een berichtje, die hij snel beantwoordde. Mooi, hij miste mij ook nog. Daarna viel ik rusteloos in slaap.

Ik werd moeilijk wakker, had slecht geslapen. Met een duffe kop fietste ik naast Jelle naar school. Ik dacht aan Kjeld en keek een keer naar Jelle. Van binnen moest ik nog lachen ook. Ik zei er maar niets van. Ik had wel wat anders aan mijn hoofd. In mijn binnenzak had ik een briefje van mijn moeder voor school. Ik moest na de eerste drie lessen weer naar huis. Ik ging die middag naar de begrafenis van Hendrik.

Kjeld had me gevraagd of ik met hem mee wilde gaan.
© 2007 Oliver Kjelsson