Uit beeld (deel 13)

“Kut”, stuurde ik meteen terug.
Hij stuurde nog een berichtje of hij me kon bellen maar toen had ik mijn telefoon al aan mijn oor. Hij nam ook meteen op.
‘Vertel.’
‘Hij is onhandelbaar, dwars. Hij trekt het niet goed dat je er niet meer bij bent als ik kom.’
‘Zou het dat echt zijn?’
‘Ik denk het. Als hij mij ziet dan zoeken zijn ogen. Achter me, naar de deur.’
Ik hoorde Stijn zuchten. ‘Ik had gehoopt dat je wat anders zou vertellen.’
‘Ik ook. Misschien dat het wat meer tijd nodig heeft.’
‘We zullen zien. Wil je me op de hoogte houden?’
‘Doe ik.’
‘Thanks, Jarno.’
Ik glimlachte.

Lief van hem dat hij belde. Zorgzame Stijn. Ik zuchtte. Het loste verder niets op. Dat was ook aan me te merken. Ik zat er mee, piekerde soms. Jurre merkte dat en leefde mee. Niet dat hij veel deed of kon doen. Maar af en toe die knipoog, die aai over mijn rug als ik het er over had was meer dan genoeg. Wijnand kon er minder mee. Hij wist zich geen houding te geven. Hij bleef er maar op hameren dat ik me niet zo’n zorgen moest maken, me niet zo schuldig moest voelen. Ik deed wat ik kon, vond hij, en dat was bovengemiddeld zelfs volgens zijn mening. Lisanne was het met hem eens. Meer kon ik niet doen. Ze had nog wel een ander idee, waar Ruben misschien van zou opknappen. Ik hoorde het van mijn moeder.
‘Ze willen hem meenemen naar de dierentuin,’ zei ze zorgelijk aan de telefoon.
‘Echt? Gaaf!’
‘Jarno… Het is een hoop gedoe waar hij alleen maar onrustiger van wordt. En zeg nou zelf, wat heeft hij er aan?’
‘Hij ziet eens wat anders dan die tuin achter het raam.’
‘Maar ze gaan drie dagen weg!’
‘Drie dagen?’
‘Ja. Het is met twee overnachtingen.’
Ze klonk echt bezorgd. Ook ik zat me af te vragen hoe ze dat allemaal gingen organiseren.
‘Lisanne vroeg me of ik kon helpen. Ze zochten vrijwilligers om mee te gaan.’ Het bleef even stil. ‘Ik heb gezegd dat ik er over na zou denken, maar ik denk niet dat ik het doe. Ik wil ook niet dat Ruben mee gaat.’
‘Mam, kom op. Dat gaat hij vast leuk vinden.’
‘Jarno, het lijkt me geen goed idee.’
‘Dan ga ik mee als vrijwilliger,’ zei ik stellig. ‘Kan ik de hele tijd op hem letten voor je.’
Ze zweeg.
‘Mam, kom op. Dat gaat hij vast leuk vinden. Wanneer gaan ze?’
‘Over twee weken volgens mij al.’
‘Dat is snel.’
‘Ja, Lisanne heeft hem later opgegeven, ze vond het misschien wel eens goed voor hem, gezien hoe hij is de laatste tijd.’
‘Nou dan! Zij heeft er voor geleerd, zij verzorgt hem iedere dag. Zij weet toch beter dan wij wat goed voor hem kan zijn?’
Ze twijfelde, dat merkte ik aan alles.
‘Mam, ik ga er morgen toch naar toe, ik overleg wel met haar. Ik kan mee als ik dat wil, dat kan ik wel regelen.’
Ze zuchtte. ‘Ik zal het er met je vader over hebben.’
‘Praat hem om,’ zei ik. ‘Echt. Dit gaan we gewoon doen.’

Lisanne glimlachte toen ik binnenkwam.
‘Laat me raden, jouw moeder heeft gebeld dat ze het goed vond?’
Ik grijnsde. ‘Ja, maar al had ze dat niet gedaan, dan was ik toch wel gekomen. Heb je hulp nodig?’
‘Iedere hulp is welkom. Het is allemaal goed geregeld hoor, we komen er ieder jaar, Ruben is er ook al een paar keer geweest. Maar dat is alweer een tijdje geleden. Elke paar handen is meegenomen.’
‘Ik wil het wel doen.’
Ze sloeg een arm om me heen. ‘Je bent een schat. Ken je nog meer mensen die mee zouden willen? Wijnand misschien?’
‘Ik kan het hem vragen.’
‘Weet waar je aan begint. Het is slopend. Je bent constant bezig. Eén ding waar jouw moeder gelijk in heeft: ze zijn uit hun gewone doen. Dat vraagt wat meer aandacht.’
Ik knikte.
‘Het is niet alleen Ruben waar je de zorg over hebt.’
‘Snap ik.’
We keken samen naar Ruben.
‘Zou het helpen denk je?’
‘Geen idee Jarno. Maar kwaad kan het nooit.’

Wijnand keek me moeilijk aan. ‘Ik weet niet of dat wat voor me is, Jarno.’
‘Ik ben er toch bij?’
‘Dan nog. Echt, ik weet nooit wat ik moet zeggen of doen, als ik in zo’n situatie ben. Ongemakkelijk. Alsjeblieft, dat begrijp je toch wel?’
‘Jawel,’ zei ik toch een beetje teleurgesteld.
Hij gaf me een kus. ‘Ik weet zeker dat je beter alleen kunt gaan en voor Ruben kunt zorgen. Ik zou alleen maar in de weg lopen, moet je ook nog mij in de gaten houden of ik het allemaal nog wel kan handelen.’
Ik glimlachte. Daar had hij nog gelijk in ook.

‘Welja,’ zei Jurre toen we het er de dag erna over hadden met Wijnand, ‘gaat meneer even tussendoor lekker op vakantie.’
‘Veel vakantie gaat het niet worden,’ zei ik.
‘Nee, dat snap ik ook wel. Goed dat je zoiets doet.’
Ik glimlachte.
‘Echt, er is al zoveel gedoe met bezuinigingen in de zorg, als mensen zoals jij niet vrijwillig meehelpen dan kan zoiets niet meer.’
‘Tsja…’
‘Waarom ga jij niet mee?’ vroeg Jurre aan Wijnand. ‘Effe samen op vakantie. Ik zou het wel weten.’
Wijnand haalde zijn schouders op. ‘Ik kan daar niet goed mee omgaan. Ik trek dat niet.’
‘Dan moet je het niet doen,’ zei Jurre, ‘kan ik me best voorstellen hoor.’
‘Effe samen op vakantie,’ lachte ik schamper. ‘Als je er zo luchtig over denkt, waarom ga jij dan niet mee?’
Jurre keek me nadenkend aan. ‘Ik heb daar helemaal geen ervaring mee.’
‘Volgens mij maakt dat niet uit. Er is begeleiding, ze hebben alleen extra handen nodig.’
Hij rekte zich uit. ‘Zou het kunnen denk je?’

Het kon. Lisanne was er zelfs blij mee. Extra handen om mee te helpen sjouwen, rolstoelen duwen, hij was meer dan welkom. Dus zat hij samen met mij extra vroeg in de trein. Hij was bij mij en Wijnand blijven slapen, apart, in de kamer van Wijnand. Wijnand was mee opgestaan, had koffie voor ons gezet. Jurre zat half slapend tegenover me in de trein. De spits moest nog beginnen zelfs. Wakker werden we vanzelf toen we op de afdeling van Ruben kwamen. Bedrijvigheid, halve chaos. Niet iedereen ging mee, maar de helft toch zeker. Ruben zat in zijn stoel, hij merkte dat er van alles aan de hand was. Hij was onrustig. Ik tikte tegen de arm van Jurre aan en nam hem mee.
‘Hey, Ruben.’
Zijn hoofd draaide meteen naar mij.
‘Ja!’
Ik pakte hem vasten gaf hem een kus. Hij kuste me terug.
‘Lief.’
‘Ie!’
‘We gaan op reis,’ zei ik.
‘Ja!’
Ik lachte. Jurre stond er bij en glimlachte.
‘Dit is ie nou,’ zei ik. ‘Mijn broer.’
‘Hallo,’ zei Jurre en stak zijn hand uit.
Ruben bekeek hem nieuwsgierig. Onderzoekend.
‘Dat is Jurre,’ zei ik. ‘Die gaat mee.’
Ruben keek nog even naar hem en keek toen mij weer aan. Waarna hij me in mijn gezicht sloeg. Ik lachte.
‘Dat is lief aaien bij hem,’ zei ik tegen Jurre, ‘af en toe is hij nogal enthousiast.’
‘Ja!’
Ik lachte verontwaardigd, waarna Ruben mij uitlachte.
‘ Kom,’ zei ik, ‘we gaan helpen.’
Er stonden een hoop tassen bij de uitgang.
‘Die kunnen naar buiten,’ zei Lisanne. ‘Alles in die bestelbus.’
Jurre en ik pakten een paar tassen tegelijk en sjouwden ze naar buiten.
‘Vakantie?’ vroeg ik spottend.
Jurre grijnsde. ‘Ik heb er nog steeds zin in.’

Twee uur later zat alles in de auto’s. Ruben zat stevig vast in zijn rolstoel en staarde naar buiten. Hij lacht toen alles begon te rijden en de stad als een film aan hem voorbij trok. Hij had geen oog meer voor mij, buiten was veel interessanter. Jurre zat in een van de gewone auto’s, hij zwaaide toen we hem voorbij reden. Ik keek naar Ruben die op zijn gemak alles aan het bekijken was buiten. Ik piekerde weer. Ik hoopte maar niet dat hij Jurre nu als mijn nieuwe vriendje ging zien. Ik had er helemaal niet over nagedacht toen ik hem vroeg mee te gaan, maar wat nou als dat de uitwerking op Ruben zou zijn? Ik schudde met mijn hoofd. Ik moest geen rare dingen in mijn hoofd halen nu. We gingen gewoon lekker een paar dagen weg, zonder zorgen. Uitwaaien, iets anders dan die huiskamer met uitzicht op de tuin. Dit ging helemaal goedkomen.

Het was maar anderhalf uur rijden. Ze werden uit de bussen gerold of geholpen en een grote ruimte in gedirigeerd. Ruben zetten we aan een tafel neer.
‘Even laten acclimatiseren,’ zei Lisanne. ‘Niet overvoeren met nieuwe indrukken.’ Ze knipoogde naar me. ‘Geeft ons ook mooi de tijd om die bus leeg te trekken en te zorgen dat iedereen kan slapen vannacht.’
Het was nog een heel gedoe. Bedden opmaken, zorgen dat alle spullen een beetje op hun plek lagen. Voor we er erg in hadden was het al tijd voor de lunch. Jurre ging wat meemaken.
‘Jurre,’ vroeg Lisanne, ‘help jij Jeroen?’
‘Jeroen.’
Lisanne lachte. ‘Naast Ruben. Kijk maar hoe Jarno dat aanpakt. Al maakt Jeroen er vaak een nog groter zooitje van.’
Ik grijnsde, liep met Jurre naar de tafel. Lisanne sloeg van achteren een handdoek over zijn schouder.
‘Die zal je wel nodig hebben.’
Het was brood met beleg, in hapklare brokken. Prikken op een vork en voeren maar. Jurre keek naar mij en Ruben en probeerde hetzelfde met Jeroen. Ik hield Ruben bij me, bleef praten en trok zijn aandacht als hij afdwaalde. Als ik dat niet deed dan lukte het nooit. Jeroen ging echter zijn eigen gang. Liet zich wat in zijn mond stoppen en was het daarna alweer vergeten omdat er ergens anders wat gebeurde. Jurre worstelde. Ik zag het gebeuren en liet hem maar even aanmodderen.
‘Vingers tegen zijn wang,’ zei ik even later.
‘Wat?’
‘Als je hem een hap hebt gegeven en hij draait weg, vingers tegen zijn wang. Duwen, zorg dat hij je aan blijft kijken.’
Jurre probeerde het.
‘Mag best harder,’ zei ik. ‘Jij bent nu even de baas.’
Jurre probeerde het.
‘Jeroen, kom op,’ zei hij zachtjes.
Jeroen trok zich er niet veel van aan, bleef rondkijken en liet de helft uit zijn mond vallen.
‘Jeroen,’ zei Jurre nu iets strenger, ‘hier kijken. Eten, kom op.’
Jeroen keek verbaasd. Jurre keek even streng, maar toen Jeroen bleef kijken glimlachte hij. ‘Goed zo,’ zei hij weer zachtjes. ‘nog eentje.’
Jeroen kreeg er lol in, strekte zijn arm en raakte het gezicht van Jurre aan. Jurre glimlachte, liet zich aaien en gaf hem de volgende hap.
‘Natuurtalentje,’ zei Lisanne lachend.
Jurre keek trots.

‘Ik geloof dat je jouw maatje voor deze dagen wel gevonden hebt,’ zei ik toen we snel zelf wat aten.
Jurre glimlachte.
‘Je mag hem blijven begeleiden,’ zei Lisanne, ‘als je wil.’
‘Mij best.’
‘Mooi, geregeld.’
Ik nam nog een slok thee. ‘Wat zijn de plannen verder?’
‘Zometeen gaan we het bos in. Wandeling maken. Degene die zelf kunnen lopen voorop, jullie met rolstoelen er achteraan.’
‘Cool.’
‘Zeker wel. Gaat leuk worden.’
Het vertrek was chaotisch, met een hoop gedoe en een hoop gelach. Jurre bleef bij mij in de buurt, met de rolstoel met Jeroen. Ruben was stil, nam alles in zich op. Hij wist dat ik achter hem zijn stoel vasthield en dat was genoeg. Af en toe boog ik even voorover, aaide zijn schouder en praatte in zijn oor. Dan glimlachte hij alleen maar. Ik was tevreden, was blij dat ik mijn moeder omgepraat had en dat ik zelf was meegegaan. Ik keek om en zag Jeroen met zijn ogen dicht. Hij sliep. Jurre duwde hem rustig vooruit.
‘Het maakt indruk,’ lachte ik met een knik naar Jeroen.
Jurre boog voorover en keek naar hem. Hij glimlachte.
‘Lekker laten slapen,’ zei ik.
Jurre knikte. Het pad werd weer breder en hij kwam naast me lopen. Ruben keek even naar hem maar vestigde toen zijn aandacht weer op de rest om hem heen.
‘Gaat het?’ vroeg ik.
‘Het went,’ zei Jurre. ‘Maar dat eten…’
‘Dat went nooit,’ lachte ik. ‘Daar maken ze soms zo’n smerige bende van.’
‘Hij lijkt op je.’
‘Met eten?’ lachte ik. ‘Nou, bedankt.’
‘Nee, idioot. Zijn ogen. Maar ook in zijn doen. Aanhankelijk. En af en toe helemaal afwezig, in gedachten.’
Ik glimlachte. ‘Zo had ik het nog nooit bekeken.’
Jurre keek verlegen, alsof hij zich ergens mee bemoeide wat hij niet moest doen. Ik schoot in de lach. Ruben probeerde zich om te draaien en kraaide vrolijk. Daar werd Jeroen wakker van en begon zich er meteen mee te bemoeien. Hij probeerde ons aan te kijken en zakte daardoor weg in zijn stoel. Jurre zette hem stil en sjorde hem weer terug omhoog. Jeroen en Ruben kraaiden nog harder. Einde rustig gesprek.

Aan het einde van de middag waren we weer terug. We lieten ze buiten staan, op het terras. De meesten sliepen, moe van alle indrukken.
‘Biertje, jongens?’
Jurre en ik zaten onderuit. ‘Lekker.’
‘Binnen, in de koelkast,’ zei Lisanne die nog eens extra onderuit ging zitten. ‘Ik lust er ook eentje.’
Jurre stond op en lachte. ‘Ja mama.’
Lisanne keek hem verbaasd na en lachte toen naar me. ‘Leuke jongen. Die redt het wel hier.’
‘Ben ik ook zeker van.’
‘Is dat die jongen waar je laatst over vertelde?’
‘Ja.’
‘Die met de koudwatervrees?’
‘Nee, Jurre vindt de jongen met koudwatervrees leuk. Hoewel dat niet het probleem is.’
‘Je weet ondertussen meer?’
‘Ja. “Koudwatervrees” heeft nog last van een diepe vakantieliefde. Ik heb de foto’s gezien en inderdaad, dat zou ik ook hebben.’
‘Zo slecht ziet Jurre er toch ook niet uit?’
‘Hij is te jong voor je Lisanne, hou je in.’
Ze grinnikte, sloeg tegen mijn been. ‘Zeg, snotneus.’
‘En hij is homo, vergeet het dus maar.’
‘Rotzak, ik had zijn moeder kunnen zijn.’
‘Ouwe vrijster. Beetje achter jonge groene blaadjes aan.’
Ze pakte een tijdschrift van de tafel waar ze in had zitten lezen en rolde hem op. Ik kreeg een paar flinke tikken op mijn hoofd. We lachten. Ruben draaide in zijn stoel, zag het gebeuren en begon meteen te roepen. Hij was boos. Jurre kwam naar buiten en keek.
‘O jee,’ zei Lisanne. ‘Nu moet ik sorry zeggen Jarno.’
Ze sloeg haar arm om me heen en knuffelde me even. Dat vond Ruben al wat beter.
‘Sorry Ruben! Ik zal het niet meer doen,’ lachte ze.
‘Ja!’
Ruben zag me lachen en naar hem zwaaien.
‘Hij beschermt je,’ zei Jurre verbaasd.
‘Zeker weten,’ zei Lisanne. ‘Mij ook. Als Jarno er niet is.’
Jurre glimlachte verbaasd en zette de flesjes op tafel, met een glas.
‘Dank je,’ zei Lisanne en nam twee flinke slokken uit de fles.
‘Gaaf, een vrouw die gewoon uit de fles drinkt,’ lachte Jurre. ‘Wat een vrouw.’
‘Niet verliefd worden jongen, ik ben te oud voor je.’
Ik verslikte me in mijn bier en lachte.

‘We gaan de tafels eens dekken,’ zei Lisanne nadat we het op hadden. ‘Dan staat alles klaar als we ze naar binnen dirigeren.’
Met een paar mensen hadden we het zo geregeld. Ruben sliep toen ik hem ging halen. Ik gaf hem voorzichtig een kus. Hij keek tevreden toen hij mij zag nadat hij zijn ogen open deed.
‘Eten,’ zei ik vrolijk.
‘Ja.’
Ik reed hem naar binnen en zette hem naast mijn stoel neer. We aten tegelijk, dat ging nog wat worden. Er waren vrijwilligers die kookten wist ik, ik had het ook al geroken. Niet veel later kwamen de eerste pannen op tafel. Ik prikte een stukje vlees van de schaal en sneed die voor Ruben alvast in kleine stukjes. Dat scheelde een hoop gedoe. Jurre kopieerde het van mij. Jeroen zat ongeduldig te kijken. Ruben dwaalde met zijn blik door de zaal heen. Het was rumoerig, onrustig en dat was aan hem te merken. Ik probeerde zijn aandacht bij het eten te houden. Er kwamen nog twee mensen binnen die eten brachten voor de laatste tafel. Ruben zag het en duwde mijn hand weg. Hij strekte zijn hand naar de deur. Hij stootte een kreet uit.
‘IJ!’
Ik volgde zijn blik naar de deur en keek verbaasd. Stijn keek verbaasd terug.
‘Mijn god,’ mompelde ik.
Stijn haalde verontschuldigend zijn schouders op en verdween weer. Ruben protesteerde, schreeuwde zelfs een keer. Lisanne keek net zo verbaasd als ik. Jeroen werd er ook onrustig van.
‘Ga hem halen,’ ze ik tegen Lisanne, ‘anders eet er niemand meer hier.’
Lisanne stond op en liep snel naar de keuken. Ik probeerde Ruben nog wat te eten te geven maar hij bleef naar de deur staren. Jurre keek me vragend aan.
‘Dat was Stijn,’ zei ik. ‘Ik wist niet dat hij ook hier was.’
‘Jouw ex?’ vroeg hij verbaasd.
‘Helemaal.’
Jurre grijnsde niet, hij keek serieus. ‘En nu?’
‘We zien wel.’
Stijn kwam de keuken uit, handen afdrogend aan een handdoek. Hij hing die over zijn schouder.
‘Jarno, sorry. Als ik dit geweten had…’
‘Geeft niet,’ zei ik.
Ruben keek tegen hem op en glimlachte. Hij probeerde hem te slaan.
‘Hé, jongen,’ zei hij zacht. ‘Rustig maar, hè?’
Ruben brabbelde wat, liet zich in zijn nek aaien, troggelde hem een kus op zijn wang af. Hij glimlachte.
‘Ie.’
Stijn lachte. ‘Ja, lief.’
Ruben aaide hem, wat nog gedeeltelijk lukte ook.
‘Wat doen jullie hier?’ vroeg Stijn toen aan mij. ‘Ze vroegen of ik mee wilde gaan en ik heb gezegd dat ik er eerst over na wilde denken. Ik heb de lijst opgevraagd van mensen die mee gingen. Als Ruben er bij had gestaan dan had ik het niet gedaan.’
‘Lisanne heeft hem later nog weten te plaatsen op die lijst,’ zei ik. ‘Eigenlijk was hij niet aan de beurt, maar omdat hij de laatste tijd zo onrustig was…’
Stijn schudde zijn hoofd. ‘Ik blijf wel zoveel mogelijk uit beeld.’
‘Denk je dat dat gaat lukken?’ vroeg ik half lachend.
‘Ik heb genoeg te doen in de keuken.’
‘O, dat geloof ik wel. Maar denk je dat Ruben dat goed gaat vinden?’
Stijn grijnsde. ‘Waarschijnlijk niet.’ Hij stond weer op. ‘Ik moet verder.’
‘Ik zie je straks nog wel.’
Stijn knipoogde en aaide Ruben een keer over zijn hoofd. Die zag dat hij weg wilde gaan en kraaide dat hij het daar niet mee eens was.
‘Nee,’ zei Stijn lachend, ‘jij moet eten. Hop, schiet op, ik heb er moeite genoeg voor gedaan.’
‘Ja!’
Stijn bleef wachten tot hij zijn eerste hap weer binnen had. Daarna ging hij op een onbewaakt moment. Jurre keek me even aan maar was daarna weer druk bezig met Jeroen.

‘En die gaan nu gewoon slapen?’ vroeg Jurre ongelovig, buiten op het terras.
‘Nee,’ zei Lisanne, ‘we zullen nog wel een paar keer moeten gaan kijken.’
‘We staan paraat.’
‘Nee, neem het er maar even van. Jullie zijn al druk genoeg bezig geweest. Ik ga nog even kijken hoe het gaat.’
Jurre stond op en rekte zich uit. Verderop hingen twee hangmatten tussen de bomen. Hij keek me aan en knikte ernaar. Ik nam mijn mok mee.
‘Toch vakantie,’ hoorde ik hem even later lachend zuchten.
We hingen naast elkaar, maar konden elkaar net niet zien zonder je hoofd op te tillen.
Ik lachte. ‘Is wel even lekker dit.’
‘Ruben was wel blij dat Stijn er was.’
‘Zeker.’
‘En jij?’
‘Dubbel. Ik hoopte dat hij hier Stijn een beetje zou gaan vergeten, maar dat plan gaat nu niet door. Aan de andere kant… Als Ruben daar vrolijk van wordt en een paar leuke dagen heeft…’
‘Nee, jij.’
‘Ik?’
‘Ben jij er blij mee?’
‘Dat zeg ik net.’
Jurre lachte. ‘Niet ontwijken jij. Is Jarno er bij mee?’
Ik wiegde langzaam heen en weer zonder antwoord te geven. Ineens kreeg ik een duw en slingerde harder dan daarvoor. Ik kon nog net op tijd mijn hand met mijn mok buitenboord houden.
‘Ey!’
Jurre lachte. ‘Ik vind het antwoord genoeg.’
Ik keek naast me en zag zijn voeten bewegen.
‘Ik weet het echt niet. Ik ben wel een groot deel van de tijd bij Ruben, maar ik zal Stijn toch ook vaak genoeg zien. Geen idee wat ik daar van moet vinden. Ik blijf toch een zwak voor hem houden.’
‘Kan ik me iets bij voorstellen.’
‘O?’
Ik draaide me om in mijn hangmat, kon nu zijn gezicht zien. Hij grijnsde.
‘Aardige jongen, ziet er goed uit. Ik ken de verhalen, maar dat zou je niet zeggen.’
Ik wilde bijna zeggen dat Stijn nog vrijgezel was en dat Jurre zijn best maar moest doen, maar dat hield ik voor me. Ik wilde er even niet aan denken. Was het jaloezie?
‘Het is mijn typ verder helemaal niet hoor,’ zei hij alsof hij mijn gedachten kon lezen, ‘maar hij past bij je.’
‘Dat deden we ook,’ zei ik voor me uit.
Ik voelde me bekeken door Jurre. Ik keek terug en keek meteen in zijn spottende blik.
‘Jarno!’ hoorde ik roepen.
Ik wurmde me half omhoog en keek over de rand naar het terras.
‘Ruben wil je nog even zien. Anders gaat ie niet slapen zegt ie.’
Ik slingerde mijn benen over de rand en liep naar het terras.
‘Zei hij dat echt ja?’ lachte ik.
Jurre liep met me mee. Ruben lag in zijn bed, keek onrustig naar de deur. Sommigen van de anderen sliepen al, Jeroen lag vredig te ademen met zijn ogen dicht.
‘Ja!’
‘Sssh,’ lachte ik. ‘Je maakt iedereen wakker.’
‘Ja.’
Ik ging naast hem zitten en legde mijn arm over hem heen.
‘Nou, lekker slapen,’ kuste ik zijn wang.
Ruben glimlachte, trok aan mijn arm. Ik zuchtte gespeeld, alsof ik het er niet mee eens was.
‘Nou vooruit dan,’ zei ik.
Ik ging naast hem liggen, hield hem stevig vast en knuffelde. Ruben ontspande. Langzaam ging zijn ademhaling rustiger. Zijn ogen zakten dicht en niet veel later sliep hij. Jurre bekeek het vertederd. Ik kroop voorzichtig uit bed en gaf Ruben nog een kus op zijn voorhoofd. Jurre glimlachte en aaide een keer door zijn haar.
‘Welterusten,’ zei hij zacht.

‘Slaapt ie?’ vroeg Stijn wat later.
Ik knikte. Ik kwam net teruggelopen van de hangmatten, waar Jurre en ik nog even gebruik van hadden gemaakt. Stijn zat onderuit, bij meer vrijwilligers uit de keuken. Jurre en ik pakten twee stoelen. Hij was moe zag ik. De hele groep medewerkers en vrijwilligers zaten buiten. Er werd gelachen, er kwamen kaarten en dobbelstenen op tafel. En bier en wijn. Ontspannen na een drukke dag. Ik kon me voorstellen wat dit ging worden. Korte nachten, weinig slaap. Stijn en ik keken elkaar een keer aan en glimlachen. Hij stond op en kwam bij ons zitten.
‘Raar dit,’ zei hij meteen, ‘sorry.’
‘Kon je ook niet weten,’ zei ik.
Stijn en Jurre keken elkaar aan. Hij stak zijn hand uit.
‘Stijn.’
‘Jurre.’
‘Broer van Jeroen?’
‘Nee, gewoon een hulpje.’
‘Hij studeert bij mij, ik heb hem wijsgemaakt dat dit heel nuttig en leuk was,’ zei ik.
Meteen uitleggen, om rare situaties te voorkomen.
‘Is het tot nu toe ook,’ zei Jurre lachend.
‘Mooi zo,’ zei Stijn. ‘Is het ook wel. Even er tussenuit is nooit verkeerd.’
Ik nam een slok van mijn bier. Stijn dronk cola.

Het werd een gewone gezellige avond, niets ongemakkelijks. Langzaam werd het later, er waren al een hoop mensen naar bed. Jurre stond op.
‘Jullie nog een biertje?’
‘Eentje nog dan,’ zei ik.
Stijn glimlachte. ‘Eentje dan.’
Jurre ging weg. Lisanne kwam naar ons toe, legde haar handen op onze schouders.
‘Truste jongens, maak het niet te laat.’
‘Slaap ze,’ zei ik.
Ze kneep nog een keer een grijnsde.
‘Truste Jurre,’ hoorden we haar achter ons zeggen.
Jurre zette twee flesjes op tafel.
‘Proost heren, ik ga slapen.’
‘Je drinkt er niet nog eentje mee?’ vroeg ik verbaasd.
‘Nee, ik ben kapot. Lampje gaat ineens uit.’
‘Nou, slaap ze dan. Ik zal zachtjes doen straks.’
‘Ik neem mijn schoen mee het stapelbed in. Als ik je hoor laat ik hem vallen.’
‘Ja, is goed,’ lachte ik.
‘Welterusten Stijn.’
Stijn draaide zich half om. ‘Slaap ze. Tot morgen.’
Hij pakte zijn flesje van tafel terwijl ik nog even omkeek. Jurre grijnsde, knipoogde en stak zijn duim op. Wat bedoelde hij daar nou weer mee? Ik glimlachte maar terug.

‘Als hij bij jou studeert, dan kent hij Wijnand zeker ook?’
Ik knikte. ‘Erg goed zelfs.’
‘Geeft dat geen problemen?’
‘Die vertelt niets aan Wijnand, maak je geen zorgen.’
Stijn keek vragend nadat ik dat stellig zei.
‘Jurre weet van jouw bestaan, hij kent het verhaal.’
‘Ook dat wij…?’
Ik knikte.
Stijn lachte. ‘Oké…’
‘Alles.’
‘Alles?’
‘Ja, sorry. Ik had nooit gedacht dat jullie elkaar ooit zouden tegenkomen. Ik heb hem over het park verteld en zo. En dat ik je weer tegen kwam bij Ruben.’
‘Djeez, ook over het park? Hoe reageerde hij?’
‘Verbaasd. Net zei hij ook dat hij het nooit achter je gezocht zou hebben.’
Stijn glimlachte. ‘Ik vind hem nou al aardig.’
‘Is hij ook.’
‘De manier waarop je dat zegt…’
‘Hij is nog vrijgezel. Je moet dan wel concurreren met twee anderen.’
Stijn lachte nu voluit. ‘Je bent gek.’
‘Altijd geweest toch?’
Stijn staarde in de verte. ‘Liggen die hangmatten een beetje?’
‘Prima zelfs.’
Hij keek naar me en grijnsde. Hij stond op en liep er naar toe. Ik lachte en volgde. We pakten ieder een hangmat.
‘Het is wel fris aan het worden.’
‘Beetje wel ja.’
‘Ik mis mijn deken.’
Ik grinnikte.
‘Lang geleden dat we zo buiten hebben gelegen.’
‘Dit ligt beter dan op de grond hoor.’
‘Zeker weten. Als ik ooit terug naar het park moet dan zorg ik dat ik een hangmat heb.’
Ik lachte om de manier waarop hij het zei. Hij tilde zijn hoofd op en keek me over de rand aan. We lachten. Ik had mijn biertje op. Ik wigde langzaam heen en weer en stond toen op.
‘We moeten gaan slapen,’ zei ik. ‘Morgen weer vroeg op.’
‘Ik weet het. Ik blijf hier liggen denk ik.’
‘Nee, gek, kom op.’
Ik stond naast zijn hangmat en schommelde hem. Hij lachte.
‘Je wil echt niet hè?’
‘Jawel, bed is toch beter.’
Ik bleef staan, mijn hand op de rand van het doek, rustig heen en weer bewegend.
‘Maar als jij zo blijft staan en schommelen… Dan blijf ik liggen denk ik.’
Hij opende zijn ogen weer. Die ogen. Die glimlach. Zijn lichaam lag gestrekt voor me uit. Mijn hand verplaatste zich van het doek naar zijn been. Stijn zei niets, keek alleen maar. Ik liet mij flesje in het zand vallen en kroop bij hem in de hangmat. Hij sloeg zijn armen om me heen.
‘Ik kom echt nooit meer van je af hè?’ vroeg ik zacht.

© 2012 Oliver Kjelsson