Uit beeld (deel 17)

‘Dit raad je nooit,’ zei Jurre.
‘Wat?’
‘Floris. Heeft half om half een vriend.’
‘O?’ vroeg ik met een stem die alles verraadde.
‘Of wist jij dat al?’
Ik grijnsde. ‘Half. Maar hoe ben jij er achter gekomen?’
‘Gistermiddag, na college. Hij stond ineens naast me op het station. Begon te praten alsof er niets aan de hand was. We hebben een uur zitten praten daar.’
‘Ik zou bijna willen zeggen: “eindelijk”.’
Jurre lachte. ‘Ja. Nou ja, je weet het al van Morten.’
Ik knikte. ‘Hij kwam een keer bij mij en Wijnand langs. Gooide hij er alles uit. Ik was kwaad geworden, omdat hij zo vaag deed tegen jou. Kwam hij naderhand toch uitleg geven.’
Jurre glimlachte. ‘Dank je.’
‘Nee, jij was duidelijk tegen hem zeg. Jij net zo goed.’
‘Raar,’ ging hij verder alsof ik het niet gezegd had, ‘vriendje in Denemarken. Alsof dat gaat werken.’ Hij keek afkeurend, spottend. ‘Maar hij is er helemaal vol van. Is bijna eng, zoals hij zich daar aan vastklampt.’
Ik keek Jurre aan en grijnsde. ‘Hoor ik hier de jaloerse afgewezen scharrel?’
‘ Nee.’
‘Ben eens eerlijk,’ lachte ik.
‘Oké, beetje wel.’
‘Hij was bang dat je boos zou zijn. Hij heeft bij de intro toch met je liggen zoenen en zo, terwijl hij nog steeds met Morten contact had toen.’
‘O?’
Ik keek even verschrikt.
‘Tegen mij zei hij dat hij pas sinds kort weer contact had met hem.’
Ik zei even niets.
‘Dus hij heeft…’ Jurre keek in de verte. ‘Nou ja, hij doet maar. Ik was er al langer overheen.’
‘Helemaal?’
‘Beetje dan, jij je zin.’ Hij keek me aan en lachte. ‘Ik geef toe, het deed toch even zeer gister.’
‘Is ook niet gek.’
‘Dat hij daar nu ineens toch eindelijk eens mee komt, met dat verhaal.’
‘Toen vond hij het lastig en daarna is hij berekenend geweest volgens mij. Wij wisten ook van niets, totdat ze plannen hadden gemaakt om elkaar weer te zien in de zomer. Dat was eerst allemaal erg bekoeld. Toen was jij nog een mooie tweede optie, sorry dat ik het zo zeg.’
‘Komende zomer? Hij gaat straks rond de kerst al.’
‘Ja, dat hoorde ik van Wijnand.’
‘Waar is die eigenlijk?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Geen idee.’
Jurre keek gespeeld verbaasd. ‘Alles goed tussen jullie?’
‘Niet echt. Afgelopen zondagavond is hij bij zijn ouders gebleven, waar ik pas achter kwam nadat ik hem een berichtje had gestuurd toen de laatste trein al lang binnen was. En vannacht heb ik hem ook niet meer gezien. Hij is de hele avond op zijn kamer gebleven, geen idee hoe laat hij is gaan slapen.’
‘Op zijn eigen kamer, of bij jou?’
‘Nee, wel bij mij. Daar voelde hij zicht toch wel toe verplicht denk ik.’
‘Verplicht?’
‘Hij slaapt nooit op zijn kamer, als hij dat nu ineens wel zou doen dan gaat dat vragen en een diep gesprek opleveren, dit niet.’
‘Is het al zo ver?’
Ik knikte. ‘En ik word er gek van.’
‘Doe dan iets.’
‘Zo makkelijk is dat niet, Jurre.’
‘Snap ik ook wel.’
‘Ik weet niet, ik denk dat het eerst nog wat verder in elkaar moet zakken voordat we er allebei aan toe zijn om er over te gaan praten. Hij weet dat ik Stijn weer heb gezien, hij is boos. Maar de laatste tijd ziet het er ook wel naar uit dat hij het helemaal niet meer ziet zitten.’
‘Jij nog wel dan?’
‘Ik wil daar niet over nadenken.’
‘Struisvogel.’
‘Oké, diep van binnen… Stijn blijft apart, daar heb ik zo’n lange geschiedenis mee. Maar het idee om met Wijnand op te houden… Ik weet niet hoe ik dat moet uitleggen. Angst?’
‘Angst?’
‘Angst om de verkeerde beslissing te nemen. Ik gooi ook een hoop weg. Misschien wachten we daar wel op, dat we hoe dan ook, Stijn of geen Stijn, genoeg van elkaar hebben.’
‘Raar.’
‘En we wonen in hetzelfde huis,’ ging ik verder, ‘ís toch raar, als het uit zou gaan.’
‘Nee, goede reden om bij elkaar te blijven.’
‘Is ook geen reden, maar een bijkomstigheid.’
‘Stappen met zijn drieën zit er even niet in zeker?’ Dat klonk spottend.
‘Als je het niet erg vindt… Nee, dat trekken we effe niet.’
Jurre legde een arm om mijn schouder. ‘Snap ik toch?’ Daarna keek hij me balorig aan. ‘Of gaan we met zijn tweeën?’
Ik lachte.
‘Ja lach maar.’ Hij lachte ook, zat me te pesten. ‘Vragen we Stijn mee. Is nog veel gezelliger ook.’
‘Wat bedoel je daar mee?’
‘Niets.’
Ik keek hem indringend aan.
‘Ik vind Stijn oké, past veel beter bij je.’
‘Gek.’
‘Nee, echt. Op het eerste gezicht zal iedereen zeggen dat Stijn niets voor je is, omdat hij toch apart is, anders dan jij. Maar… Ik weet niet hoe ik dat uit moet leggen. Hij past bij je.’
Ik grijnsde. ‘Wil je me weg hebben bij Wijnand zodat je hem zelf in kunt pikken?’
‘Alsjeblieft zeg. Ik moet er niet aan denken.’
‘Echt niet?’
‘Nee. Gewoon, hoe hij is al. Grijze muis. Ik zeg je eerlijk, als jij niets met hem zou hebben dan was hij nooit een vriend van me geworden.’
Ik keek de kantine rond. Hij zat verderop met studiegenoten. Hij keek niet.
‘Maar ik zeg nu misschien teveel.’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Je hebt misschien wel gelijk. Ik weet het niet.’
Jurre schudde zijn hoofd.

Ik had Wijnand niet eens laten weten dat ik naar Ruben was. Daar kwam hij vanzelf achter. Het was tenslotte woensdag, als hij een beetje nadacht kon hij dat wel raden. Ik had er zin in. Ruben was weer altijd vrolijk, sinds Stijn weer naar hem toe ging. En Stijn zou er zelf ook weer zijn. Ik zag ze alleen nergens toen ik de afdeling binnenkwam.
‘Hij ligt in bed,’ zei Lisanne.
‘In bed?’
‘Ja, niet zo in zijn hum vandaag. Beetje misselijk denk ik.’
‘Ernstig?’ vroeg ik. Ik maakte me toch een beetje zorgen.
‘Nee, hebben we allemaal wel eens toch? Alleen zou ik de yoghurt even laten voor wat het is,’ lachte ze.
Ik glimlachte en liep naar zijn kamer. Stijn zat naast zijn bed. Ruben gromde zachtjes. Stijn had zijn arm om hem heen.
‘Niet zo boos kijken,’ lachte hij zachtjes. ‘Ga maar lekker slapen.’
Ik glimlachte, hij keek op.
‘Hey,’ zei hij zachtjes.
‘Hoi. Hoe gaat het?’
Stijn haalde zijn schouders op. ‘Beetje misselijk.’
Ruben gromde weer.
‘En niet vrolijk,’ zei Stijn er lachend achteraan.
Ik aaide Ruben over zijn arm. ‘Hé Ruben. Wat is dit nou?’
‘Hm.’
Ik kuste zijn voorhoofd. Hij was warm.
‘Je bent een beetje ziek.’
‘Ie.’
‘Ja, en lief.’
‘Ja.’
Hij klonk timide, slap. Stijn knuffelde hem nog een keer. Dat gaf toch een kleine glimlach op het gezicht van Ruben. Hij deed zijn ogen langzaam dicht. Niet veel later sliep hij. We bleven bij zijn bed zitten, zonder veel te zeggen.
‘Wat doen we?’ vroeg Stijn na een tijdje.
Ik haalde mijn schouders op. ‘Geen idee.’
‘Hij slaapt nog wel even door denk ik.’
‘Denk het ook.’
‘Zullen we gaan?’
‘Is goed.’
We gaven Ruben allebei een kus op zijn voorhoofd, ik hoopte dat hij daar wakker van zou worden maar hij sliep gewoon door. Stijn glimlachte en nam me mee.

‘Je bent stil,’ zei hij toen we buiten waren.
‘Hm.’
‘Wat is er?’
‘Niets. Maak me een beetje zorgen om Ruben.’
‘Die is gewoon een dagje ziek, zijn we allemaal wel eens.’
‘Dat zei Lisanne ook al.’
Stijn lachte. ‘Daarom.’ Hij keek naar me. ‘Is het alleen Ruben?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee.’
‘Wil je er over praten?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Het gaat gewoon niet helemaal zoals ik zou willen.’
Stijn pakte zijn fiets.
‘Wijnand doet een beetje afstandelijk, het is allemaal een beetje gedaald tot het vriespunt.’
‘Is ook niet gek toch?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Eigenlijk moet ik het hier helemaal niet met jou over hebben.’
Hij grijnsde. ‘Maar je doet het wel.’
‘Ander onderwerp. Geen we ergens wat drinken? In de stad, of bij jou thuis.’
‘Nee, ik ga naar huis, druk.’
‘We hebben tijd zat,’ zei ik verbaasd, ‘we zijn veel vroeger weg dan anders.’
‘Ja.’ Hij keek serieus en glimlachte toen. ‘We gaan niet naar mijn huis Jarno. Het lijkt me sowieso beter dat jij nu gewoon naar huis gaat. Als je met mij mee gaat… Dat weet jij ook wel. Niet goed. Niet zolang je nog een relatie hebt. Echt, dat gaan we niet meer doen.’
Ik was teleurgesteld.
‘Ik kan je nog een lift geven naar het station als je wilt.’
Ik knikte en sprong achterop. Veel zei ik niet meer. Stijn hield me op een afstandje. Daar had hij gelijk in natuurlijk, maar het viel me wel tegen. Bij het station bleef hij ook maar even staan.
‘Als je een sprintje trekt heb je je trein nog.’
Ik knikte. ‘Ga jij morgen nog even bij hem kijken?’
‘Doe ik. Ik stuur nog wel een berichtje. Maak je geen zorgen, als het ernstig is dan belt Lisanne vast wel.’
‘Ja.’
‘Doei,’ zei Stijn vrolijk terwijl hij wegreed.
‘Doei,’ zei ik terwijl ik nog bleef staan.
Ik hoopte er nog op wat langer met hem te kunnen praten, maar hij gaf me geen keus. Ik kon mijn trein nog halen.

Ik liet hem gaan. Geen zin om in te stappen. Ik had er stiekem op gerekend dat ik met Stijn wat zou eten, zelf gemaakt of gehaald. Jezelf uitnodigen is nooit een goed idee. Ik haalde een blikje cola om na te denken. Ging ik toch maar naar huis? Stijn had gelijk. Hij hield wat meer afstand. Ik zou hetzelfde doen waarschijnlijk. Uit zelfbescherming, maar ook omdat het gewoon niet kon. Toch vond ik het jammer. Ik miste hem. Ik was graag nog even bij hem gebleven. Sterker nog, ik wilde niets liever. Maar als ik dat wilde moest ik het andere opgeven. En dat was een drempel. Moest ik ze nu echt gaan vergelijken en een keuze maken? Nee, er was geen keuze. Dat gevoel dat ik voor Stijn had… Daar was nog nooit iets bovenuit gekomen. Als ik heel eerlijk tegen mezelf was…

Mijn kleingeld verdween in de gleuf bij Smullers. Ik had aan een gehaktstaaf genoeg. Meer kreeg ik niet weg. Een kwartier later bestelde ik nog een bakje friet. Dat gooide ik halfvol weg. Blikje bier dan maar. Ik zat nu al drie uur op het station en ik wist waarom. Ik wist wat ik moest gaan zeggen thuis. En dat zat ik maar gewoon de hele tijd uit te stellen.

Ik kwam tegen tien uur thuis. Wijnand zat op zijn kamer. Ik ging eerst naar die van mij, gooide mijn jas over een stoel en deed mijn schoenen uit. Ik pakte een biertje uit de koelkast. Ik keek rond. Het was opgeruimd. Ik wreef met mijn hand door mijn haar. Ik moest naar de kamer van Wijnand, dat wist ik. Uitleggen waarom ik zo laat was. Ik stond met mijn gezicht naar het raam, deed de gordijnen dicht. Achter me ging de deur open. Ik draaide me om en zag Wijnand in de deuropening leunen.
‘Ben je er weer?’
‘Ja, beetje laat geworden.’
‘Hoe was het met Ruben?’
‘Ziek. Beetje misselijk. Hij lag in bed. Hij sliep de meeste tijd.’
‘Ben je bij je ouders geweest?’
‘Nee.’
We keken elkaar aan, we wisten allebei wat dat betekende. Er was maar één andere plek waar ik geweest kon zijn.
‘Moet je nog eten?’ vroeg hij toch.
‘Nee, ik heb op het station gegeten.’
Wijnand keek verbaasd. ‘Op het station?’
Ik knikte.
‘Was Stijn er ook?’ Hij had moeite om het te vragen merkte ik.
Ik knikte. ‘Maar zo lang zijn we niet bij Ruben gebleven, hij sliep. Stijn heeft me op het station afgezet.’
‘Dan zijn jullie daar nog lang blijven zitten.’
‘Nee, hij was meteen weg.’
‘Wat heb je dan zo lang op het station gedaan?’
‘Nadenken,’ zei ik kort.
Wijnand keek begripvol. ‘We moeten praten hè?’
Ik knikte en moest slikken. Hij zette een paar stappen mijn kamer in en deed de deur zachtjes dicht. Hij keek serieus. Ik staarde naar de grond.
‘Jarno…’
Ik keek op.
‘Dit werkt zo niet meer. Ik weet wat er aan de hand is. Kan ik dat ooit winnen?’
‘Nee,’ zei ik voor ik er erg in had.
‘Laat mij dan degene zijn die er een punt achter zet. Ik hou de eer aan mezelf.’
Ik zuchtte en ging zitten. ‘Het ligt niet aan jou, echt niet. Het is alleen dat…’
‘Beide gaat niet Jarno. En je zult moeten kiezen.’
Ik knikte.
‘En ik weet voor wie je dan kiest.’
‘Ik kan niet kiezen. Niet echt.’
‘Niet?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘Ik wil niet kiezen.’
‘Maar je weet wat sterker is.’
‘Ja.’
‘Dan hoef je niet te kiezen. Dan is het wel duidelijk.’
‘En nu?’
Wijnand zuchtte. ‘En nu gebeurt er wat ik al weken heb zien aankomen.’
Ik slikte. ‘Kut.’
‘Ja, behoorlijk.’
‘Ik vind dit zo raar,’ zei ik ineens. ‘Ik zag het niet aankomen. Ik dacht echt dat het voorbij was tussen hem en mij. Hier wonen, samen met jou, alles was prima. En nu…’ Ik keek hem aan. ‘Ik zoek wel een andere kamer als je dat wil.’
Wijnand schudde zijn hoofd. ‘Ik ga slapen. Ik heb geen zin om hier nu langer over door te praten. Morgen zien we wel weer verder.’
Hij trok de koelkast open, haalde er twee flesjes uit en liep naar de deur.
‘Sorry,’ zei ik omdat ik vond dat ik dat moest zeggen.
‘Weet je, ik ben niet boos op Stijn of zo. Jullie hebben een band samen, door alles wat er toen gebeurd is… Daar kan niets tegen op. Maar dat je het niet tegengehouden hebt toen je hem weer zag… Dat je het hebt laten gebeuren… Je wist wat het gevaar was. Ik kan nooit winnen van hem. Echt, dat begrijp ik zelfs nog wel. Maar ik stond meteen met 10-0 achter. Ik heb het gevoel dat ik meteen verloren had toen je hem weer had gezien. Je hebt geen moeite voor mij gedaan. Ik ben gewoon teleurgesteld.’
Ik wist niet wat ik moest zeggen. Wijnand liep ook meteen de kamer uit, naar die van hem. Ik stond op, hij keek me aan in de deuropening.
‘Blijf, kom me niet achterna.’

Hij was weg, de deur was dicht. Ik luisterde maar hoorde niets in de kamer naast me. Ik nam een slok van mijn bier en ging naar het toilet. Op de gang luisterde ik nog bij zijn deur, maar hoorde echt niets meer. Er brandde nog wel licht. Terug van het toilet kwam ik Karlijn tegen. Ze keek me aan, maar zei niets. Ze had door dat er wat aan de hand was maar liet me alleen. Gelukkig. Ik dronk mijn flesje verder leeg en kroop in bed. Licht uit, al kon ik waarschijnlijk toch niet slapen. Aan de andere kant van de muur was Wijnand. Even speelde het door mijn hoofd om naar hem toe te gaan, hem vast te pakken om nooit meer los te laten. Ik wist dat het geen nut had. Wijnand was vastberaden geweest en hij had gelijk. Ik hoorde de klik van zijn lichtschakelaar. Zijn bed kraakte. Daarna was het stil. Doodstil. Dat had ik nog nooit meegemaakt in dit huis.

Ik besloot toch naar de universiteit te gaan. ’s Nachts in bed had ik nog zin om een dagje vrij te nemen, maar ik ging toch. Ik maakte een ontbijtje en zag Wijnand nergens. Het was stil en donker op zijn kamer. Tot mijn verbazing zag ik hem lopen in de kantine toen ik binnen kwam. Jurre was nergens te zien. Ik zocht een tafeltje. Wijnand zat bij wat anderen te praten, ik zat confronterend alleen. Hij praatte, met een timide gezicht. Ook niet goed geslapen waarschijnlijk. Er werd gelachen, hij lachte half mee. Ik nam een slok thee en keek de klok vooruit. Waarom was ik ook zo vroeg vertrokken thuis? Toen het tijd was om te gaan kwam Jurre de kantine binnen. Hij liep snel, zag me en zwaaide. Hij wachtte tot ik bij hem was.
‘Zo, bijna verslapen,’ lachte hij.
‘Gaperd,’ zei ik half grijnzend.
‘Hoe was het met Ruben gisteren?’
‘Beetje ziekjes, hij lag in bed.’
Jurre keek me aan.
‘Komt wel goed. Hebben we allemaal toch wel eens?’
Hij glimlachte. ‘En met Stijn?’
Ik zuchtte en zweeg.
‘Gaat niet goed?’
‘Jawel. Op zich.’
‘Wat dan?’
‘Jurre… Wijn en ik zijn uit elkaar sinds gisteravond.’
‘Wat? Jezus…’
‘Doe nou niet of je verbaasd bent.’
‘Dat ben ik wel. Tenminste, nu ineens… Wat is er gebeurd?’
Ik vertelde hem het hele verhaal in sneltreinvaart, meer tijd hadden we op dat moment niet. We zaten al in de collegebanken, het ging beginnen. Toen het helemaal stil was pakte hij mijn hand en kneep er even in. Ik keek naast me, hij knipoogde. Met nog een laatste kneep. Daarna liet hij los en keek naar voren.

‘Weet Stijn dit?’ was het eerste wat hij vroeg toen we de zaal uit liepen.
‘Nee. Het was al laat en… Ik weet niet. Als ik hem dit vertel dan wil ik dat niet via een sms doen of zo.’
‘We gaan straks de stad in. Iets drinken of zo. Jij moet nu niet alleen op die kamer gaan zitten.’
‘Ik red me wel hoor.’
‘Je moet.’
‘Jurre…,’ protesteerde ik half lachend.
‘Het is donderdagavond, de stad is vol. Jij gaat gewoon mee.’
Hij had ook wel gelijk, waarom ook niet? Ik zag er tegenop om naar mijn kamer te gaan, wetende dat Wijnand in de kamer ernaast zou zitten. Dat was alleen maar ongemakkelijk. Voordat we de stad in gingen had Stijn me nog een berichtje gestuurd, nog geen verbetering met Ruben. Ik besloot hem nog maar niets te zeggen over Wijnand en mij. Dat kwam nog wel. Ik wilde het hem op mijn gemak vertellen. Jurre nam me mee naar de kroeg waar hij vaak kwam. Ik kwam er ook wel eens, maar niet zo vaak. Ik ging meestal naar huis, met Wijnand. Het was druk en gezellig, veel bekenden. Floris was er ook. Toen hij me zag kwam hij naar me toe. Hij drukte me een glas in mijn handen en trok me mee naar een rustiger hoekje in de kroeg.
‘Wat hoorde ik?’
‘Van Wijn en mij?’
‘Ja. Kut man.’
Ik knikte en haalde mijn schouders op alsof ik wilde zeggen: “het is nou eenmaal zo”. Floris sloeg een arm om me heen en hield me even stevig vast.
‘Had ik niet verwacht. Jullie hoorden gewoon bij elkaar.’
‘Tsja…’
‘Kut, echt kut. Ik meen het.’
‘Het ging al een tijdje niet meer zo best.’
‘Dat zei hij ja.’
‘Heb je hem gesproken?’
‘Ja, vanmorgen. Hij zei dat jullie uit elkaar gegroeid waren. Meer niet. Of is er nog meer aan de hand?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee.’
Hij pakte me nog een keer vast en nam nog een slok. Duidelijk wat gedronken. Ik had geen zin om meer uit te leggen. Ik glimlachte maar om het een beetje af te sluiten en bewoog me weer langzaam naar Jurre en de rest. Ik wilde drinken. Veel.

Ik reed nog redelijk recht naar huis, voor de hoeveelheid die ik op had. Slecht gegeten ook. Ik zette mijn fiets op slot en stommelde de trap op. Er kwam geen licht onder de deur van Wijnand door. Half twee, dat was op zich niet zo gek. Ik had zin in een slok cola. Daarna slapen. Ik ging nog een keer naar het toilet en deed daarna de deur van mijn kamer open. Ik zag het meteen, Wijnand was binnen geweest. Ik keek even rond en zag toen wat hij gedaan had. Alles wat van hem was had hij meegenomen. Kleren die er vaak lagen, zijn glazen, mokken… Ik zuchtte. Hij had gelijk hoor, maar het drukte me wel met de neus op de feiten. Ik trok de koelkast open en nam een slok uit de fles. Zelfs daar waren wat dingen weg van hem. Waarschijnlijk naar de koelkast in de keuken. Ik liet me op mijn bed vallen en deed mijn ogen dicht. Genoeg gedronken, slapen ging nu wel lukken.

Ik zat in de trein. Naar huis. Ik had mijn moeder gebeld, Ruben was tenslotte ziek en daar belde ik voor. Ik liet het er langzaam wel naar toe glijden dat ze zou zeggen dat ik weer eens langs moest komen. Dat had ik met beide handen aangegrepen. Stijn was een weekend weg met klasgenoten en ik had geen zin om alleen op mijn kamer te blijven. Ik wilde ook terug naar huis, terug naar mijn eigen kamer, veilig en vertrouwd. Maf, na alles wat er vroeger gebeurd was. Maar het voelde geborgen, en mijn kamer in het studentenhuis zat even teveel vast aan herinneringen. Ik had Wijnand niet meer gezien. Hij ontweek me, duidelijk. Geen gezamenlijk wijn drinken om het weekend in te luiden, niet samen eten met Karlijn. Dat leek allemaal voorbij. Misschien kwam dat wel weer, als alles weer een beetje normaal was. Als.
‘Dag jongen,’ zei mijn moeder met een kus.
‘Hoi,’ antwoordde ik. ‘Hoe gaat het hier?’
‘Goed hoor.’ Ze glimlachte. ‘Beetje stil soms.’
Ik begreep de boodschap, zei er niets op.
‘Hoe gaat het op school?’
‘Gaat goed hoor, met de studie,’ zei ik half bestraffend met de nadruk op “studie”.
‘Ja ja, studie,’ zei ze lachend.
Ik pakte wat te drinken. ‘Pa er niet?’
‘Nee, die is een middag met collega’s tennissen.’
Ik lachte.
‘Ja, je vader sport. Zou jij ook eens moeten doen.’
‘Daar lach ik niet om. Maar met collega’s. Is hij wel eens niet met zijn werk bezig?’
Ze keek bestraffend maar glimlachte toch. We begrepen elkaar.
‘Morgen even gezellig bij Ruben kijken,’ zei ze om het onderwerp verder te vermijden, ‘eens kijken of hij al weer wat beter is.’
‘Hm,’ zei ik.
Ruben. Daardoor dacht ik weer aan Stijn en dacht ik weer aan Wijnand. Die zat nu waarschijnlijk bij zijn ouders, te vertellen dat we uit elkaar waren. De tv stond aan, ik ging onderuit in de bank zitten en staarde naar het scherm.
‘Je gaat toch wel mee morgen?’
‘Huh? O, ja hoor, natuurlijk.’
Ze glimlachte, kwam er bij zitten. Ik vroeg me af of Wijnand eerder was weggegaan op de universiteit om zo snel zijn spullen te kunnen pakken thuis en weg te gaan en me zo te ontwijken.
‘Komt vast wel goed met hem,’ hoorde ik.
Ik knipperde met mijn ogen en liet de tv los. ‘Wat? Wie?’
‘Ruben. Gewoon een griepje.’
‘O, ja, dat. Ja, denk ik ook.’
‘Gaat alles wel goed? Je bent stil. Afwezig. Waar zit je met je gedachten? Gaat het echt wel goed met jouw studie?’
‘Ja, mam, het gaat goed, sta er goed voor. Niets aan de hand.’
Ze keek op van mijn geërgerde reactie.
‘Er is iets,’ zei ze en draaide haar blik naar de tv.
Ik zuchtte. ‘Er is niets,’ zei ik niet echt overtuigend. ‘Buiten dan dat ik weer vrijgezel ben,’ mompelde ik er achteraan.
Ze keek me meteen aan. ‘Wat vervelend.’
‘Ja, da’s kut.’
‘Kende je hem al lang? Het is een hij toch?’
‘Ja. Anderhalf jaar,’ zei ik voor me uit.
‘Dat is een hele tijd.’ Ze keek me aan en glimlachte. ‘Kwam je daarom naar huis?’
Ik haalde mijn schouders op. ‘ Ik had even geen zin om op mijn kamer te blijven.’
Ze kwam naast me zitten en legde haar hand op mijn been. Waarom was ik niet verbaasd over haar reactie?
‘Snap ik,’ zei ze. Ze kneep. ‘Goed dat je vader even naar tennis is,’ zei ze balorig, ‘anders had je me dit nooit verteld.’
Daar moest ik om glimlachen. ‘Nee.’
‘Hoe kwam het? Is hij weggegaan of jij?’
‘Allebei eigenlijk. Weet ik waarom. Uit elkaar gegroeid.’
‘Dat is altijd jammer, zeker na zo’n lange tijd.’
‘Ja, en het was ook gewoon mijn idee, dus boos kan ik niet zijn. Verdrietig is een beter woord.’
Ik kreeg een kus op mijn wang. Meer vertelde ik maar niet. Ik had geen zin om haar alles te vertellen over Stijn en hoe het allemaal gelopen was. Dat ging haar geen bal aan. Ze stond op.
‘Je wilt het nog niet geloven nu jongen, maar zoiets slijt ook weer.’
‘Misschien.’
Ze knipoogde en liep naar de keuken om onze glazen nog een keer te vullen. Dit was raar, ze praatte met me over een relatie met een jongen alsof het niets was. Zonder mijn vader erbij, opvallend dat ze dat ook zei.
‘Je wil het er verder zeker niet over hebben,’ zei ze toen ze terug kwam.
‘Nee, laat me maar. Komt wel weer goed.’
‘Je vindt vast wel weer iemand leuks.’
‘Vast wel. Ooit.’
Ze glimlachte. ‘Fijn dat je er een heel weekend bent.’
‘Vind ik ook mam.’
‘En dat je toch naar hier komt als het even niet goed gaat, ben ik blij om.’
“Hou op,” dacht ik. Het ontroerde me bijna.
‘Nou, morgen gezellig naar Ruben.’
‘Ja.’
‘Eens kijken of het morgen beter gaat.’
‘Zal toch wel? Hoe lang kan een griepje duren?’
‘Gisteren was die jongen er weer.’
‘Die jongen? Stijn? Van de keuken?’
‘Ja, Stijn. Zo’n lieve jongen. Hij hielp Lisanne met zijn bed verschonen, hij had wat gespuugd.’
Ik glimlachte.
‘Zo lief hoe hij dat deed, zorgzaam. Echt, een leuke jongen.’
De manier waarop ze het zei…
‘Mam, wat probeer je nou? Ben je me nou een nieuwe jongen aan het aanpraten of zo?’
Ze lachte. ‘Nee hoor,’ zei ze snel. ‘Het is gewoon een aardige jongen.’
Ik schudde mijn hoofd en keek weer naar de tv. Het moest niet gekker worden.

Het werd wel gekker. Ruben lag nog in bed, maar het ging wel beter. Lisanne had getwijfeld of ze hem eruit zou halen of niet. Dat werd waarschijnlijk morgen. Daar was nu geen tijd voor. Mijn ouders en ik zaten bij zijn bed, Ruben zat half, een extra kussen in zijn rug. Hij had weer wat meer praatjes, maar helemaal de oude was hij nog niet. Beetje slapjes, maar de yoghurt daar had hij wel zin in. De deur van zijn kamer ging even open en ging na een paar tellen weer dicht. Mijn vader zat met zijn rug naar de deur, maar ik had duidelijk het gezicht van Stijn gezien. Die schrok en maakte meteen dat hij weer weg kwam. Mijn moeder zag hem ook.
‘Dat was Stijn,’ zei ze verbaasd.
‘Ja,’ zei ik, ‘volgens mij wel.’
‘Waarom komt hij dan niet even binnen?’
‘Omdat wij er zijn denk ik.’
‘Daar had hij toch niet om weg hoeven blijven? Ga hem eens halen Jarno.’
‘Mam…’
Ze stond zelf op.
‘Nee, laat maar,’ zei ik snel, ‘ik ga wel.’
Ik glipte de kamer uit. Mijn vader had niets gezegd. Volgens mij was Stijn al de afdeling af maar hij zat bij Lisanne in het keukentje.
‘Hey,’ zei ik.
‘Hoi.’
‘Wat doe jij hier?’
‘Gevlucht van het weekend,’ zei hij redelijk dwars. ‘Zuipfestijn,’ kwam er afkeurend achteraan. ‘Ik dacht: ik kom even kijken hoe het met Ruben gaat. Ik had even geen rekening gehouden met jullie. Sorry.’
‘Mijn moeder was verbaasd dat je niet verder kwam. Ik moest je komen halen.’
Zijn ogen gingen verder open, vrolijk. ‘Echt?’
‘Ja, charmeur. Ik weet niet wat je met haar doet, maar ze vindt je helemaal geweldig.’
‘Ik ben haar weer tegengekomen deze week.’
‘Ik hoorde het,’ lachte ik.
Stijn stond op. ‘Vooruit dan. Ik vind dit wel raar hoor.’
Lisanne duwde haar stoel achteruit. ‘Ik ga wel even mee.’
Ik duwde de deur naar zijn kamer open, we liepen samen binnen.
‘Ja!’
‘Hé, Ruben,’ zei Stijn vrolijk, ‘gaat het weer een beetje?’
Hij stak zijn hand uit naar mijn vader. ‘Hallo, Stijn.’
Mijn vader stelde zich voor, daarna gaf Stijn mijn moeder een hand.
‘Onze vaste hulp,’ zei Lisanne half overbodig.
Ruben vond het geweldig. Hij reageerde minder enthousiast dan normaal, maar hij was er wel blij mee. Hij glimlachte.
‘Ik heb er bijna spijt van dat ik hem niet uit bed heb gehaald vanmorgen,’ zei Lisanne.
‘Kan nog wel,’ zei ik.
‘Ik kan de rest niet zo lang alleen laten, Jarno.’
‘Dan doen wij het wel.’
Ik keek naar Stijn, die knikte.
‘Hij moet eigenlijk ook gewassen worden dan.’
‘O ja,’ lachte ik, ‘maak er meteen gebruik van.’
‘Het was maar een voorstel,’ zei Lisanne overdreven.
Mijn vader keek op zijn horloge. ‘Heeft dat nog wel nut jongen?’
‘Het is half twee,’ protesteerde ik.
‘Ja!’
Ik lachte. ‘Zo gebeurd, als we de douchestoel gebruiken is het zo gepiept.’
Mijn vader zuchtte, mijn moeder keek naar me.
‘We zijn zo terug,’ zei ik.
Alsof hij door had wat er ging gebeuren. Ruben had al wat dekens weggeduwd en wurmde in zijn harnas die hem in zijn bed hield.
‘Ja!’
‘Kom,’ zei ik.
Niet veel later hadden we hem in zijn stoel en reed ik hem naar de douche. Stijn volgde me. Mijn ouders bleven achter, ze gingen alvast naar de woonkamer. Stijn en ik kleedden hem uit en zette hem vast in de kunststof stoel.
‘Wat een puinhoop dat feest,’ zei Stijn. ‘Stom, ik had het kunnen weten.’
Ik glimlachte. We stonden voor Ruben, hij keek naar ons.
‘Ik moet je nog wat vertellen,’ zei ik terwijl ik voelde of het water de goede temperatuur had.
‘Wat?’
‘Wijn en ik zijn uit elkaar.’
Stijn zijn ogen werden groter. ‘Wat?’
‘Sinds woensdag.’
Hij keek strak. ‘Nadat ik je op het station had afgezet?’
Ik knikte, was een beetje verbaasd dat hij niet vrolijk keek. Ruben volgde het.
‘Ik heb er lang na zitten denken, was pas laat thuis. Wijnand begon er over, het liep ook al een tijd niet meer.’
‘Wie heeft het uitgemaakt?’
‘Hij, ik… Samen tegelijk eigenlijk.’
Hij schudde zijn hoofd, maar nu was er toch een flauwe glimlach op zijn gezicht.
‘Ja!’ Ruben lachte toen ik hem waste en afspoelde. Stijn pakte een handdoek en gaf mij er ook een. We droogden hem samen af. We stonden vlak bij elkaar en gaf Stijn plotseling een kus op zijn wang. Stijn keek me half verbaasd aan. Daarna glimlachte hij en gaf me een kus terug. We keken elkaar aan en kusten weer. We zoenden kort. Daarna liet hij me los.
‘Niet doen, dit is raar waar Ruben zo bij staat.’
‘Ja!’
We keken hem aan en lachten.
‘Ja!’
‘We zullen jou eens afdrogen,’ zei ik en begon met de handdoek over zijn hoofd te wrijven.
Ruben lachte. Ik ging met de handdoek naar beneden en droogde zijn arm af. Stijn deed hetzelfde met de andere arm. Ik trok lichtjes, Stijn trok lichtjes terug.
‘Hier met Ruben,’ lachte ik.
‘Nee, hier.’
Ruben schudde heen en weer. Hij lachte. Ik wreef met de handdoek over zijn rug, Stijn nam zijn borst voor zijn rekening.
‘Droog!’ zei ik.
Ruben schaterde, sloeg met zijn armen. Hij vond het geweldig en dat was te merken. En te zien, toen Stijn zijn buik droogde. Hij zakte door zijn knieën en droogde zijn voeten.
‘Uhm, dat doe jij maar.’
Ik grijnsde.
‘Lach niet, dit voelt ongemakkelijk.’
‘Normale reactie.’
‘Van mij of van hem?’
‘Beide,’ zei ik grinnikend.
‘Hij is wel eh… Flink.’
‘I know. Je zou er bijna jaloers op worden.’
‘Hoeft niet, die van jou is mooi genoeg.’
Ik gaf hem een kus, wilde weer zoenen. Dat liet Stijn maar even toe.
‘Kom op, ze zitten te wachten buiten.’
‘Aankleden,’ zei ik tegen Ruben.
‘Ja!’
‘Durf het eens om nee te zeggen,’ zei ik verontwaardigd.
Ruben lachte en sloeg me weer. Ik deed zijn broek om zijn benen.
‘Als jij hem optilt, trek ik hem verder aan. Stijn deed zijn armen onder die van hem en tilde hem op. Ruben stond bijna.
‘ Jeej, wat ben jij zwaar.’
‘Ja.’
Ruben had zijn armen op Stijn’s schouders liggen. Hij legde zijn hoofd er bij, gaf Stijn voorzichtig een kus.
‘Je bent lief,’ fluisterde Stijn zachtjes.
‘Ie.’
Ik trok zijn rolstoel dichterbij, Stijn liet hem zakken. Stijn gaf hem nog een kus. Ruben lachte. Samen reden we hem de badkamer uit en duwden hem naar de woonkamer.
‘Schoon!’ zei ik hard.
‘Ja!’
Ruben kraaide, zwaaide met zijn armen. Lisanne keek naar ons en lachte. Mijn vader keek neutraal, mijn moeder zoals gewoonlijk lichtelijk bezorgd. Stijn aaide Ruben over zijn hoofd.
‘Nou, even rustig, jongen.’
Ruben keek omhoog en glimlachte. Stijn glimlachte terug.
‘Ik zal zo eens gaan.’
Ik knikte. Dat snapte ik wel.
‘Tot ziens,’ zei hij tegen mijn ouders.
‘Ie!’
‘Ja, dag lieve Ruben.’
‘Ja!’
Hij knuffelde hem nog een keer.
‘Nou, rustig aan doen hè?’
‘Ja.’
Ruben probeerde hem een kus te geven. Hij was ook een stukje rustiger. Mijn moeder glimlachte. Stijn liep naar de keuken, waar Lisanne was. Ik stond ook op. Stijn pakte zijn tas. Hij glimlachte naar me.
‘Ik zie je woensdag.’
‘Oké,’ zei ik.
Hij glimlachte, kneep in mijn arm en liep naar de uitgang. Ik keek hem een beetje teleurgesteld na. Ik had eigenlijk nog wel even bij hem langs willen gaan maar hij was heel stellig geweest. Woensdag.
‘Wat kijk je?’ vroeg Lisanne.
‘Niets,’ zei ik half afwezig.

Ik zat redelijk op tijd terug in de trein naar huis. Ik has Stijn nog een berichtje gestuurd, vol met hints, maar hij had me een paar xxx-jes teruggestuurd met een “zie je woensdag”. Jammer. Ik baalde er een beetje van en liep er nog aan te denken toen ik de trap naar mijn kamer op liep. Op de gang kwam ik Karlijn tegen.
‘Hé, Jarno. Hoe gaat het?’
‘Redelijk?’
‘Heb je even tijd?’
‘Wijntje doen?’
‘Bijvoorbeeld. En ik zou het erg op prijs stellen als je me ging vertellen wat er allemaal aan de hand is en gebeurd is.’
Ik knikte, maar zei niets, keek haar een beetje dom aan.
‘Ik dacht even dat jullie gewoon een kleine ruzie hadden, wat in iedere relatie wel eens voorkomt, maar dit is meer.’
Ze duwde demonstratief de kamerdeur van Wijnand open. Mijn mond viel open. Hij was helemaal leeg.
© 2012 Oliver Kjelsson