Uit beeld (deel 2)

Wijnand ja. We hadden al een jaar iets samen. Stijn had gelijk gehad, toen tijdens het stappen, de eerste keer dat hij hem zag: Wijnand en ik pasten bij elkaar. Daar had ik even tijd voor nodig, om dat door te hebben. Ik zat ook zo vol van Stijn. Ik plaatste hem op een voetstuk, hij was voor mij het ideale vriendje. Dat was hij ook echt wel. Toen zijn vader naar die afkickkliniek ging hadden we een gouden tijd. Na school waren we altijd bij hem thuis te vinden. Of bij Ruben. Dat die andere jongens op school niets doorhadden snap ik nog niet. We maakten samen huiswerk, maar we hadden nog veel meer seks met elkaar. Iedere middag, we konden er geen genoeg van krijgen. Vaak lagen we de hele middag in zijn bed. Seks, maar ook veel praten. Samen naakt onder het dekbed, veel lachen. De wereld was van ons. En thuis hoefden ze niets te weten. Ik was voor mijn ouders uit beeld, en veilig. Niet meer die spanning van ontdekt worden in het park, maar gewoon thuis, deur op slot. Ge-wel-dig! Mijn ouders hadden wel door dat ik een stuk vrolijker was, maar ze vroegen er niet naar. Ze konden het antwoord wel raden en dat was iets wat vooral mijn vader gewoon niet wilde horen. Na een maand kon Stijn weer op bezoek bij zijn vader. Dat deed hij regelmatig en daar werd hij een stuk vrolijker van. Het ging goed, heel goed zelfs. Hij had zijn oude vader weer terug, zei hij wel eens. In totaal is zijn vader ruim twee maanden in die kliniek geweest. Daarna kwam hij eerst in de weekenden thuis. Ik zag Stijn dan weinig, hij wilde tijd met zijn vader hebben. In die tijd heb ik hem wel ontmoet. Aardige vent. Dat vond ik al snel, hij wist dat Stijn en ik iets hadden met elkaar en dat vond hij prima. Volgens mij was hij er zelfs wel blij mee dat er iemand was die op Stijn lette. Na een paar weken was hij iedere avond thuis. Overdag was hij in de kliniek, of op leertraject. Hij leerde een nieuw vak, om weer kans te maken op werk. Positief allemaal. Stijn veranderde er ook door. Vrolijker, positiever. Toen zijn vader weer helemaal thuis kwam had Stijn zijn haar afgeknipt, alle rode verf eruit. ‘Hij was weer zichzelf’, zei hij. Hij kon gewoon thuis slapen en eten, het park had hij niet meer nodig. Die spullen daar in dat park hadden we allang opgehaald. Met twee kartonnen pakken voordeelwijn, voor de nachtploeg. Officieel afscheid. Stijn keek trots toen hij afscheid van ze nam. Het was klaar, hij had het overleefd.

Tot de eerste sollicitaties van zijn vader niets werden. Ik hoor Stijn nog vloeken toen we na school binnen kwamen en er twee lege bierblikjes in de prullenbak bleken te liggen. Ik probeerde hem te troosten maar Stijn was snel. Binnen een half uur waren we op weg naar het park met zijn spullen, “voor het geval dat”. Die had hij in het begin niet nodig, maar je zag het fout gaan met zijn vader. Stijn nam me voor de zekerheid ook niet meer mee naar huis. Hij belde veel met zijn tante, zelfs met de begeleider van de kliniek. Een nieuwe opname vond zijn vader niet nodig, hij had het allemaal goed in de hand. Af en toe één biertje moest toch wel kunnen?

Twee weken later belde Stijn me. Of ik naar het park wilde komen. Het was al laat, midden in de week. Ik kreeg een hoop commentaar van mijn ouders maar ik ging gewoon. Ik heb Stijn nog nooit zo droevig gezien als toen ik hem op zijn deken zag liggen op de verborgen plek. Ik heb me bij hem in de deken gewurmd en hem alleen maar vastgehouden. Stijn huilde en hield niet meer op. Ik heb veel op hem ingepraat toen, alles proberen te relativeren, tegen beter weten in. Ik had al langer mijn bedenkingen over de toestand van zijn vader, al veel langer dan Stijn zelf. Maar bij de eerste klap was het hem meteen duidelijk. Het had allemaal geen fuck geholpen en hij was weer helemaal terug bij af.

Daar ging ik weer, met broodjes en thermosflessen koffie. Stijn was me dankbaar, maar er was iets geknakt. Zijn vrolijkheid was weg en niet veel later zijn vechtlust. Hij zag het allemaal niet meer zitten. Hij zei ook dat ik hem los moest laten, dat ik veel beter verdiende. Daar wilde ik niets van weten. Ik hield van hem en ik bleef hem steunen.

Hij kwam ook steeds minder op school. Na die eerste nacht weer in het park kon ik me dat voorstellen, dat was ook een klap, letterlijk en figuurlijk. Maar al snel kwam hij helemaal niet meer. Toen begon ik me zorgen te maken. Zijn haar was groen ondertussen. Hij glipte tussen mijn vingers door, ik had steeds minder grip op hem. Toen ik hem leerde kennen en zelf in de shit zat was hij vrolijk, vol vechtlust en wist hij mij op de rails te houden. Daar was niet veel meer van te merken. Volgens mij kwam hij ook niet meer thuis. Misschien nog heel af en toe, om te zien of er al iets verbeterd was. Blijkbaar niet. Ik fietste na school trouw naar het park, waar ik hem meestal wel kon vinden. In het begin had ik het allemaal nog niet zo in de gaten, maar later kwam ik er achter: hij dronk. En aardig wat volgens mij. Soms een fles rum, waar ik ook wel eens van meedronk. Maar ik schrok nadat ik hem een keer wilde verrassen met broodjes en koffie. Hij was er niet, maar dat was wel vaker. Ik wilde het verstoppen bij zijn spullen. Toen ik een zak opende vond ik twee pakken goedkope wijn. Kassabonnetje erbij, van dezelfde dag. Dat kon betekenen dat hij ze had gekocht voor de nachtploeg, dat deed hij wel vaker. Te vriend houden die gasten. Maar eentje was al bijna leeg. Overdag, begin van de avond.

Hij wilde ook niet meer mee naar Ruben. Volgens mij schaamde hij zich voor Lisanne. Hoewel, waarschijnlijk durfde hij niet omdat Lisanne meteen door zou hebben wat er met hem aan de hand was. Ik had wat meer tijd nodig om dat te beseffen. Ik was kwaad, gooide het rugzakje met broodjes en koffie weer over mijn schouder en ging zoeken. Hij was nergens. Het winkelcentrum was dicht, daar kon hij niet zijn. Ik doorzocht het verboden gedeelte van het park. Ik sloop rond op het laatst. Ik wist wel waar de favoriete afwerkplekken waren. Toen ik me tussen de struiken wurmde zag ik hem. Ik kroop verder, om zeker te zijn dat hij het was. Eigenlijk wist ik het al, maar toch schrok ik. De collega van mijn vader stond rechtop. Broek open. Stijn zat voor hem, op zijn knieën. Bijna helemaal naakt. En hij pijpte hem. Ik heb hem opgewacht op zijn slaapplek. Kwaad was ik, woest. Jaloers ook. We hadden nog zo afgesproken dat hij dat niet meer zou doen. Ik zag het als vreemdgaan en financieel had hij het niet nodig. Ik kon hem onderhouden. Het duurde even voor hij er was. Ik hield me in, hij deed net of er niets aan de hand was. Vond me lief, dat ik er weer was, met broodjes en koffie. Hij gaf me er een kus voor zelfs. Ik zag die collega weer voor me en walgde. Hij bood me wat te drinken aan en haalde het pak wijn tevoorschijn. Hij nam een flinke slok en zuchtte tevreden. ‘Smaak uit je mond?’ kon ik niet nalaten om te vragen. Toen schoten zijn ogen vuur. Hij was kwaad, dat ik hem bespiedde. Mijn slok wijn kon ik vergeten, hij zijn broodjes en koffie. Ik moest gaan en dat deed ik ook. Ik pakte mijn broodjes en koffie weer in en ging. Jankend ben ik naar huis gereden. Gelukkig kwam ik mijn ouders niet tegen in huis.

Toch ging ik weer terug. Ik wilde met hem praten. Hij was onvindbaar. Ik bleef volhouden maar op een dag waren zijn spullen ook weg. Betekende dat goed nieuws? Ik ging in zijn straat posten, kijken of ik hem ergens zag. Ik heb nog een keer aangebeld zelfs. Zijn vader deed open, duidelijk aangeschoten. Nee, hij had Stijn al een tijdje niet meer gezien. Ik baalde, maakte me zorgen. Met een pak wijn ben ik de nachtploeg op gaan zoeken. Misschien zat hij er wel bij. Niet dus. Ik vroeg of ze hem nog gezien hadden. Nee, niemand had de Rooie gezien de laatste tijd. Of de Groene, zoals eentje lachend vertelde dat ze hem voortaan zo moesten noemen. De moed zonk me in de schoenen. Roy, eentje waar ik nog wel goed mee kon praten liep me achterna toen ik weer ging. Ik moest Stijn loslaten, uitkijken om niet meegesleept te worden in zijn ellende. De Rooie was niet meer te helpen. Te diep in de zooi. Hij had opgevangen dat Stijn uit het park weg was, “omdat teveel mensen hem zochten”. Waarschijnlijk een andere stad. Ik voelde me schuldig, door me teveel met hem te willen bemoeien had ik hem weggejaagd. Ik was alle contact kwijt nu. Tot ik ineens een sms van hem kreeg, na er zelf heel veel verstuurd te hebben. “Je moet me vergeten. We hebben niets meer samen. Ga door met je leven.” Dat was het laatste wat ik ooit van hem heb gehoord. Hoe vaak ik hem ook probeerde te bellen, berichtjes te sturen of wat dan ook. Hij was weg. Uit beeld.

Ik trok het slecht. Ik probeerde de draad weer op te pakken maar dat lukte me niet echt. Gelukkig was het vlak voor de vakantie, ik heb me door mijn toetsweken heen kunnen slepen en kon naar het examenjaar. Nog één jaar naar school. Toen de vakantie begon had ik Stijn al meer dan een maand niet gezien. Ik wilde gaan stappen, daar was ik al een tijdje niet meer geweest. Stijn en ik gingen vaak samen, maar toen het slechter met hem ging deden we dat niet meer. Ik dus ook niet. Maar ik was er weer eens. Laat, maar dat maakte niet uit. Wel lekker eigenlijk. De zaal was al goed vol, ik viel niet op. Bekende gezichten, zoals altijd, maar ik was alleen. Ik ging achter in de zaal tegen de bar hangen en bestelde wat te drinken. Gewoon, om rond te kijken, even nergens aan te denken. Stom natuurlijk, ik was hier zo vaak met Stijn geweest, ik moest wel aan hem denken. Ineens stond Wijnand naast me. Hij vroeg me waar Stijn was. Ik was hem kwijt. Letterlijk. Wijnand schrok er wel van, maar echt verrassen deed het hem niet. Hij had hem altijd al een rare gast gevonden. Hij gaf me een kus op mijn wang, gewoon om me te troosten. Hij was alleen, dus vroeg ik waar Ralf was. Jawel, die hadden elkaar gevonden. Dik aan, Wijnand helemaal verliefd. Daar betrok zijn gezicht van, toen ik het hem vroeg. Ik wist het meteen, dat was uit. Ik vroeg het en kreeg bevestiging. Altijd al gedacht, Ralf bleef nooit zo lang. Alsof de duivel er mee speelde zagen we hem nog ook. Druk bezig met verhalen tegen een mooie jonge jongen. Wijnand keek afkeurend. Ik stootte hem aan en trok hem mee naar de foyer. Eten halen. Alles was prima, behalve Ralf bezig zien met zijn volgende slachtoffer. Langzaam werden we balorig. Grappen maken over Stijn, over Ralf. Wrang, maar het hielp. Bij mij tenminste. Wijnand was nog wat stil. Ze waren net een week of twee uit elkaar. Hij wilde ook al snel weer weg. Hij had er geen zin in om Ralf nog tegen te komen die avond. Ik wilde hem niet alleen laten gaan. Ik had ook absoluut geen zin om alleen daar te blijven. Ik reed met hem mee, door de regen, naast elkaar voorover gebogen. Het was ook prima weer voor deze sfeer. ‘Lotgenoten,’ had Wijnand half lachend gezegd. Bij zijn huis vroeg hij of ik nog wat wilde drinken. Als ik maar net deed alsof ik een vriend van school was. Anders gingen ze meteen van alles denken. Zijn ouders kenden Ralf, hij had hem al een paar keer mee naar huis genomen zelfs. Hij wel. Ik vond het best, ik was er goed getraind in om niets te laten merken aan ouders.

Het gebeurde nog diezelfde avond. Hoe dat weet ik niet eens meer. Maar op een gegeven moment keken we elkaar aan en begonnen we automatisch te glimlachen. Glimlachen zoals je alleen maar doet als je verliefd bent. Waren we dat niet stiekem ook al die tijd geweest? Zo voelde het tenminste wel toen we elkaar kusten. Een soort opluchting, alsof er iets gebeurde waarop je al tijden hoopte en het eigenlijk niet meer verwachtte. Op weg naar huis die avond voelde het als verraad naar Stijn toe. Toch, ondanks alles.

We bouwden het langzaam op. Hij had Ralf nog niet verwerkt, ik zat nog met Stijn in mijn maag. Dus rustig aan. In het begin dan. Al snel was ik een vaste gast in zijn huis. Leuke ouders, heel open. Ze maakten zich zorgen om me, toen ik een beetje begon te vertellen hoe het bij mij thuis ging. Ze werden een soort tweede ouders voor me. Ik kon altijd bij ze terecht. Ze vonden het ook een leuk idee toen we vertelden dat we een studentenhuis hadden gevonden met twee vrije kamers. Dat ik mijn ouders niets wilde vertellen dat respecteerden ze. Maar in het laatste weekend dat Wijnand thuis woonde werd het wel gevierd. Zijn op eigen benen gaan staan, maar ook een beetje ons samenwonen. Met een etentje in een restaurant.

‘Smakelijk.’
Ik glimlachte naar Karlijn. ‘ Dank je. Gaat ook wel lukken als ik dit zo zie.’
‘Wacht tot je het op hebt, jongen,’ mompelde Gijs.
Karlijn sloeg hem tegen zijn hoofd. ‘Je bent er zelf bij geweest.’
Hij had zijn eerste hap al naar binnen. Wijnand en ik zaten tegenover elkaar. Een beetje grijnzend.
‘Het is echt lekker hoor,’ zei hij.
‘Dank je,’ zei Karlijn, ‘tenminste nog iemand die het weet te waarderen.’
We lachten. Het was gezellig, het was lekker. Zeker toen het dessert van mijn moeder op tafel kwam.
‘Je hebt een schat van een moeder,’ zei Karlijn, ‘dit is veel beter dan de vanillevla met hagelslag.’
Ik lachte. ‘Vanillevla met hagelslag?’
‘Ja. Je hebt dure vla of yoghurt met stukjes chocolade, maar dit is veel goedkoper, gewoon zelf maken met huismerkspullen.’
Ze nam een hap. ‘Hmm, jouw moeder mag vaker langskomen.’
Gijs knikte instemmend. Wijnand keek me een keer veelbetekenend aan en grijnsde. Dat zag Karlijn.
‘Volgens mij weet hij meer. Kennen jullie elkaar al langer?’
Ik knikte. ‘Al meer dan een jaar.’
‘En jij kent zijn moeder?’ vroeg Gijs.
Wijnand schudde zijn hoofd. ‘Alleen de verhalen.’
‘Opletten Gijs, hij stelde zich net ook voor aan haar. En wat is het verhaal?’
Ik schoof ongemakkelijk op mijn stoel. We hadden afgesproken niet meteen alles te vertellen.
‘Heel verhaal,’ zei ik.
Karlijn snapte de hint en hield op met vragen.
‘ Zo,’ zei ze toen ze haar lepel aflikte, ‘en nou koffie.’

Koffie werd na een uur wijn. Nog steeds op mijn kamer. Met zijn allen.
‘Moeten we niet afwassen?’ vroeg Wijnand.
‘Dat mogen jullie zelf bepalen wanneer jullie dat doen,’ lachte Gijs.
Duidelijk. Niet meer dan eerlijk ook.
‘Morgen,’ zei ik.
Karlijn hield de fles bij mijn glas, ik knikte. Ik ging me een beetje ongemakkelijk voelen. Wijnand en ik hadden afgesproken niet meteen te laten merken dat we iets met elkaar hadden. Geen idee hoe de anderen in huis daar op zouden reageren. Dat we elkaar al kenden dat kon natuurlijk. Van school of zo. De rest dat konden we altijd later nog wel vertellen.
‘Volgende week de intro,’ zei Gijs. ‘Zin in?’
Wijnand en ik knikten tegelijk.
‘Ik heb jullie niet in mijn groep,’ zei Karlijn. ‘Ik heb de lijst al bekeken.’
‘Jouw groep?’ vroeg ik.
‘Karlijn is intromama.’
Ik lachte. ‘Leuk.’
‘Zeker. Vooral om ze aan het einde van de week helemaal dood te zien gaan.’
Ik grinnikte.
‘Ben blij dat je al een kamer hebt. Beetje eigen slaapplaats. Eigen bed. Veel liggen een hele week ergens op een leeglopend luchtbed in een gang van een studentenhuis of zo.’
‘Zoals hier vorig jaar,’ zei Gijs er nuchter achteraan.
Karlijn lachte. ‘Doen we dit jaar niet.’
Ik keek nieuwsgierig.
‘Vorig jaar stond deze kamer ook leeg, dus daar hebben we toen wat introjongens neergelegd. Was de huisbaas achteraf niet blij mee.’
‘Het was ook een zootje, Karlijn, geef toe.’
Ze haalde haar schouders op. ‘Beetje.’
‘Laten we het er op houden, Jarno, dat jij de nieuwste vloerbedekking in het huis hebt.’
Karlijn lachte.
‘En gordijnen,’ zei Gijs er droog achteraan.
‘Oké, oké, het was een zootje.’
Gijs schudde zijn hoofd. ‘Het waren een stel doorgeslagen pubertjes, die voor het eerst van huis waren.’ Hij keek ons aan. ‘Sorry, daar bedoel ik verder niets mee.’
Wijnand en ik lachten. Gijs pakte de wijnfles en schonk nog een keer in. Volgende fles alweer.

Het was laat geworden. Gijs en Karlijn waren terug naar hun kamer, de hele zooi stond nog in mijn kamer op tafel. Ik keek er naar en glimlachte.
‘Morgen,’ zei ik tegen Wijnand.
Die knikte. ‘Daar heb ik nu echt geen zin in.’
Ik begon mijn kleren uit te trekken. Wijnand deed hetzelfde. Ik deed het licht uit en kroop bij hem in mijn bed. Hij kwam tegen mij aan liggen, gaf me een kus en sloot zijn ogen. Daarna sliepen we vrij snel. We werden wakker van gestommel op de gang. Ik draaide me kreunend om, Ik hoorde Karlijn hoesten. Die was vroeg wakker. Wijnand kreunde een keer, draaide zich naar me toe en opende voorzichtig zijn ogen.
‘Morgen,’ zei ik zachtjes.
Hij glimlachte en kuste me. Daarna gooide hij het dekbed weg en stapte over me heen uit bed. Hij trok een T-shirt aan en ging de gang op. Ik hoorde hem goedemorgen zeggen. Karlijn was er nog.
‘Ja, hij is wakker,’ hoorde ik hem zeggen.
Ze klopte en keek voorzichtig om de hoek.
‘Sorry, mijn telefoon ligt hier nog.’
‘Niet gezien,’ zei ik met een gebaar naar de volle tafel, ‘ zoek ze.’
Ze lachte en keek rond. Hij lag naast mijn tv.
‘Wat een zootje,’ zei ze met een blik naar de tafel.
‘Was gezellig,’ zei ik half zittend.
Wijnand kwam terug de kamer in. Zonder na te denken zette hij mijn koffiezetapparaat aan en zocht hij zijn kleren bij elkaar.
‘Ik ga even douchen, zullen we daarna koffie doen en die puinhoop eens afwassen?’
‘Is goed,’ zei ik.
Karlijn bleef staan. Wijnand ging, ze keek hem na en keek daarna naar mij. Ze wees naar de deur.
‘Heeft die bij jou geslapen vannacht?’
Ontkennen had geen zin. ‘Ja,’ zei ik.
‘Jullie kennen elkaar dus heel erg goed zelfs?’
Ik glimlachte.
‘Had ik het toch goed gezien.’
‘Echt?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Voorgevoel.’
‘Maakt het wat uit?’
‘Nee, tuurlijk niet.’
‘En Gijs?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Wat zouden we er nou op tegen kunnen hebben?’
‘Geen idee.’
‘Mag ik jou nog een keer vragen wat dat is met jouw moeder?’
‘Jawel.’ Ik staarde wat voor me uit. ‘Heel verhaal.’
Karlijn pakte twee mokken, schonk er koffie in. ‘Zwart?’
‘Uhu.’
Ze gaf me een mok en ging aan het voeteneind op mijn bed zitten, rug tegen de muur. Ze trok haar benen op, stak haar voeten onder mijn dekbed en blies in haar mok.
‘Vertel.’
‘Mijn ouders accepteren het niet dat ik homo ben.’
‘Jezus.’
‘Vooral mijn vader denk ik. Geen idee wat mijn moeder nou eigenlijk zelf vindt.’
‘Maar, ze vinden het niet leuk of is het echt dat ze het niet accepteren?’
‘Dat laatste. Er zijn wat dingen gebeurd… Dat wil je niet weten.’
Wijnand kwam terug de kamer in. Hij keek even verbaasd naar Karlijn.
Ze tilde haar mok even op. ‘Lekkere koffie.’
Wijnand schonk het laatste in een mok en zette meteen nieuwe. Hij kwam er bij zitten, in zijn T-shirt en boxer.
‘Maar je snapt denk ik wel dat ik blij ben dat ik op kamers woon,’ zei ik.
Ze nam een slok en knikte. ‘Maar er kon thuis helemaal niets?’
‘Niets. Mijn vader weet dat ik zo ben, maar hij wil er niets over horen en er al helemaal niets van zien. Hij,’ zei ik met een knik naar Wijnand, ‘is nog nooit bij mij thuis geweest.’
Wijnand keek me even aan. Hij had nu wel door waar we het over hadden.
Karlijn schudde haar hoofd. ‘Hoe kan iemand zo… Ik weet niet hoe ik dat nou moet zeggen. Zo… Zo… Ik bedoel, dat je het niet snapt of zo, tot daar aan toe. Moet wennen aan het idee, oké. Maar als je eigen zoon zo is, en dan zo vol blijft houden dat je het niet wil… Hoe deed je dat dan?’
‘Alles buiten de deur. Wij spraken altijd bij hem thuis af, ik was niet veel thuis.’
‘Dat moeten ze toch gemerkt hebben, dat je er bijna nooit was? Stelden ze dan geen vragen?’
‘Nee. Stilzwijgend verbond. Ik was gewoon weg, leefde mijn eigen leven. Hij wilde het niet zien, dan zorgde ik ervoor dat hij het niet zou zien. Punt.’
‘Rare sfeer lijkt me. En dan komt je moeder wel hier om een dessert te brengen.’
‘Ja, die snapte ik ook niet. Eerst dacht ik dat ze het deed om me te controleren, maar volgens mij vond ze het gewoon leuk om te doen.’
‘Ze was echt aardig in de keuken.’
‘Zo is ze. Ik denk dat het door haar is dat ik nog redelijk normaal thuis kon wonen. Zonder haar was het helemaal uit de hand gelopen tussen mijn vader en mij.’
‘Hoe zijn ze er eigenlijk achter gekomen? Je moet toch al geweten hebben dat ze niet echt happy waren met homo’s.’
Wijnand nam een slok een keek me aan.
‘Ik had een mail van een jongen open laten staan die mijn vader las. Daarna was ik zo stom om hem thuis uit te nodigen. We zijn betrapt. Mijn vader kwam eerder thuis.’
Karlijns ogen werden groter. ‘Echt betrapt?’
Ik knikte. ‘Helemaal.’
‘Wat gebeurde er?’
Ik werd mijn kamer ingesleurd, hij naar de deur. Hij kon nog net zijn kleren aantrekken. Hij was woest, mijn vader. Vanaf dat moment ging het thuis helemaal fout.’
Haar mond zakte weer open. ‘Echt heterdaad dus?’
Ik knikte. Ze grijnsde. Wijnand stond op en schonk nog een keer koffie in. Karlijn hield haar mok omhoog en liet hem vullen.
‘Dank je.’
Ik nam een slok. Wijnand duwde staand met zijn voet tegen me aan.
‘Schuif es op. Ik krijg koude benen.’
Ik schoof op, de hoek in, Wijnand kwam naast me zitten en deed het dekbed over zich heen. Karlijn glimlachte.
‘En jouw ouders?’
‘Die vinden het wel oké. Jarno komt ook bij mij thuis.’
‘Cool.’
Ze keek weer naar mij. ‘Ik ben wel blij dat ik het weet. Als jouw ouders ineens weer hier zijn dan weet ik wat ik moet doen.’ Ze lachte. ‘En vooral wat ik niet moet zeggen.’
‘Dank je.’
‘Licht Gijs ook even in.’
‘Ja, moeten we wel doen denk ik.’
‘Gijs is wel oké. Komt goed.’ Ze zette de mok naast het bed op de grond. ‘Lekkere koffie Wijnand. Mag je vaker doen.’ Ze stond op. ‘Succes met de afwas.’
Ik lachte. In de deuropening knipoogde ze nog een keer. ‘Leuk,’ zei ze. Daarna was ze weg. Wijnand sloeg een arm om me heen en kuste me. Ik gaf hem mijn lege mok. Hij zette ze op de grond en draaide zich weer naar mij. Ik kuste hem en trok het dekbed over ons heen. Die afwas kon nog wel even wachten.

We reden samen naar het universiteitsterrein toe. Daar waren we elkaar al snel kwijt. We werden in groepen verdeeld, we zaten niet bij elkaar. Misschien maar goed ook. Andere mensen leren kennen, daar ging het tenslotte om. Ik zag Karlijn druk bezig om haar groep bij elkaar te halen. Ik glimlachte om hoe ze dat deed. Het was een rare sfeer. Iedereen keek wat onwennig rond. Veel mensen met tassen en slaapzakken. Die moesten eerst ergens opgeborgen worden. Mijn groep was al snel compleet. We moesten nog even wachten tot het allemaal echt zou beginnen. Er kwamen nog steeds mensen binnen. We zaten bij elkaar aan een tafel. Er werd nog niet veel gezegd. De jongen die onze groep zou begeleiden probeerde het gesprek op gang te brengen. Beetje stroef nog, aftasten. Ik had er zelf ook last van. Ik zocht met mijn ogen naar Wijnand. Hij zat een aantal tafels verder. We keken even naar elkaar, glimlachten. Hij knipoogde. Hij was bekend, maar aan mijn tafel kende ik niemand. Ik wist ook wel dat het na een halve dag anders zou zijn, maar die eerste uren waren erg. Er volgde een toespraak, uitleg over de hele week en daarna was het tijd om met de intro te beginnen. Puzzeltocht door de stad. Prima, weg van die tafel, gewoon rondlopen. Bij het naar buiten gaan zag ik Karlijn nog even.
‘Hé Jarno? Leuke groep?’
‘Denk het wel.’
Ze lachte. ‘Ik zie je later nog wel.’
Bram, mijn intropapa kwam naast me lopen. ‘Je kent Karlijn?’
‘Ja, ik woon bij haar in huis.’
Hij lachte. ‘Jij? Bij Karlijn? In huis? Sterkte.’
Ik keek verbaasd.
‘Nee, geintje,’ zei hij met een hand op mijn schouder. ‘Ze is een schat. Echt waar. Beetje teveel energie af en toe.’
Ik glimlachte. Bram was een leuke gast. Hij leek totaal niet op mijn vriend van school, ook al hadden ze dezelfde naam. Het zorgde wel dat ik weer terug dacht aan die tijd. Alles vertrouwd.
‘Kom, we gaan de stad in.’

Het was een drukke dag. Stad verkennen, rare spelletjes. Het was een leuke groep waar ik in zat. Ik kreeg gelijk, na een halve dag kende ik ze al een heel stuk beter. Er was eten geregeld op de universiteit. Grote barbecue. Gelukkig was het lekker weer en konden we buiten in het gras zitten. Ik keek eens rond. Flinke groep mensen. Wijnand zag ik nergens. Karlijn kwam voorbij gelopen met haar groep.
‘Hé, Jarno. Leef je nog?’
Ik lachte. ‘Nog net.’
‘Onder goede begeleiding hè?’
Bram grijnsde. Haar groep bleef half achter haar staan. Karlijn keek rond.
‘We gaan hier bij zitten,’ zei ze. ‘Op de plaats rust.’
Wij maakten onze kring wat groter. Karlijn en Bram gingen bier halen. Ik ging op mijn rug liggen, knieën omhoog. Ja, besloot ik, het was een leuke dag geweest. Ik kreeg een schop tegen mijn been. Ik schrok, Karlijn lachte.
‘Bier, Jarno. Doordrinken.’
Ik deed mijn ogen open en ging zitten. Ik pakte een beker uit de grote houder en nam een slok. Ze kwam naast me zitten.
‘Leuke dag gehad?’
‘Ja hoor. Gezellige groep ook.’
‘Laat dat maar aan Bram over.’
‘Leuke gast.’
‘Zeker.’ Ze keek naar hem. ‘Hé neef! Hoe laat mogen wij aanvallen?’
Bram haalde zijn schouders op. ‘Kwartiertje nog geloof ik. Maakt dat wat uit?’
‘Ja. Ik heb honger.’
‘Is dat jouw neef?’
Ze lachte. ‘Ja, van je familie moet je het hebben toch?’
‘Ja.’
‘Sorry, zo bedoelde ik het niet.’
Ik glimlachte. Ze aaide een keer door mijn haar.
‘Kom, we gaan vlees halen.’

Wijnand zag ik pas later op de avond, in de soos. Het was er vol, iedereen stond dicht op elkaar. Ik kon het niet laten, ik legde even mijn hand tegen zijn zij.
‘Hoe was jouw dag?’ vroeg ik half schreeuwend vlak bij zijn oor.
‘Super! Leuke groep.’
Bram kwam voorbij met een houder vol bekers.
‘Biertje Jarno?’
‘Lekker.’
Ik trok er een beker uit.
‘Vriend van je?’
‘Ja, en huisgenoot.’
‘Jij woont ook bij Karlijn? Lachen! Neem er ook eentje.’
Wijnand bedankte hem en nam een slok. Bram ging weer verder, het blad hoog boven zich uit tillend.
‘Ik ga zo weer even terug naar mijn groep.’
‘Ik ook,’ knikte ik.
‘Wachten we op elkaar, of zien we elkaar thuis wel?’
‘Thuis,’ zei ik. ‘We zien wel. Als we samen kunnen fietsen vind ik het ook goed.’
Hij kneep even in mijn hand en ging terug naar zijn introgroep. Ik zocht die van mij weer op. Ik wurmde me tussen de mensen door. Ineens werd ik tegen gehouden.
‘Jarno!’
Meteen werd ik vastgepakt en klopte hij me op mijn schouder. Het ging zo snel dat ik niet eens in de gaten had wie het was. Schorre stem al, dus geen idee. Hij liet me los.
‘Marc!’ Toch nog iemand van mijn oude school.
‘Ik wist dat ik je hier tegen zou komen? Hoe gaat ie?’
‘Goed, en jij?’
‘Lachen man, dit. Heb jij al een slaapplek?’
‘Ik heb mijn kamer al hier.’
‘Netjes. Ik slaap bij mijn introleider in huis. Ben er vanmiddag al even geweest, mooie puinhoop.’ Hij lachte. ‘Ik heb er zin in!’
Hij nam nog een flinke teug van zijn bier en ging weer verder met feesten. Ik keek hem even lachend na en ging toen verder op zoek. Ik vond ze terug achter in de zaal. De drank begon al aardig zijn werk te doen.

Aan het einde van de avond kwam ik Wijnand weer tegen.
‘Ik ben redelijk kapot geloof ik.’
Ik lachte. ‘Anders ik wel.’
‘Ik ga zo naar huis. Er zijn er al meer van mijn groep weg.’
‘Dan ga ik met je mee.’
‘Lekker.’
‘Nog eentje?’
Wijnand grijnsde. ‘Eentje dan.’
Karlijn kwam bij ons staan. Ze wurmde zich tussen ons in en sloeg haar armen om ons heen.
‘Heren, mag ik wat vragen?’
‘Tuurlijk.’
‘Slapen jullie bij elkaar vanavond?’
‘Wat denk je zelf?’ lachte ik.
‘Mooi. Problemen mee als er iemand op jouw kamer slaapt?’ vroeg ze aan Wijnand.
Die haalde zijn schouders op. ‘Mij best. Wie?’
‘Die jongen daar. Hij heeft een plek aangewezen gekregen in een ander huis maar daar scheuren ze er bijna uit.’
Ze wenkte hem. Hij kwam naar ons toe. Beetje verlegen houding. Er liep nog een jongen met hem mee.
‘Waar liggen jouw spullen?’
‘Nog hier.’
‘Mooi. Als je wil kun je bij ons slapen, dat is wat rustiger.’
Hij keek naar ons.
‘Kamer voor jezelf,’ zei ik.
‘Gaaf!’
‘Geregeld,’ zei Karlijn.
De jongen die bij hem stond keek een beetje teleurgesteld.
‘Waar slaap jij?’ vroeg ik.
‘In datzelfde huis.’
Ze keken elkaar even aan. De jongen die we net een slaapplek hadden aangeboden keek een beetje schuldig.
‘Heb je een luchtbed bij je?’ vroeg ik aan de ander.
‘Matje.’
‘Ligt dat ook nog hier?’
Hij knikte. Ik keek Karlijn even aan. Ze glimlachte.
‘Twee kan ook wel.’
Dat toverde een opgeluchte glimlach op hun gezicht. Karlijn schoot een andere jongen aan. Eentje van de introcommissie. Duidelijk zo dronken als het maar zijn kon.
‘Die twee slapen bij ons vanavond.’
Het leek hem maar half door te dringen. ‘Mij best.’
Karlijn wenkte ons. ’Kom op dan.’
De jongens gingen hun spullen halen, Wijnand liep even met ze mee. Karlijn en ik wachtten buiten op ze.
‘Ik heb ze in mijn groep zitten,’ zei ze.
‘Beetje stille jongens. Die ene vooral. Ik zag ze vanmiddag al met de barbecue.’
‘En dan bij Matthias in huis?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Slecht idee.’
‘We zorgen wel voor ze toch?’
Ze lachte en sloeg haar arm om me heen. ‘Juist. Wij wel.’
‘Zorgzame intromama.’
‘Ik doe mijn best. Zeg, hoe zit het met jouw gaydar?’
‘Mijn gaydar?’
‘Ja, die heb je toch wel?’
‘Misschien.’
We zagen ze uit het gebouw komen. Ze zwaaide.
‘Wat denk je van die twee? Volgens mij zijn ze het.’
© 2012 Oliver Kjelsson